Wat is een film zonder muziek? Dit is niet zomaar een retorische vraag, want een mogelijk antwoord is: een film. Specifieker dan maar: wat is ‘Psycho’ zonder Bernard Herrmann? Een anekdote vertelt veel. Toen Hitchcock een eerste ‘cut’ zonder muziek bekeek, was hij zo teleurgesteld dat hij vreesde voor zijn carrière… tot Herrmann hem geruststelde en geschiedenis schreef. Door Jo Smets, met bijdragen van Piet Goethals en Ben Van Alboom.
CONCERT GABRIEL YARED EN ELMER BERNSTEIN EN UITREIKING VAN DE WORLD SOUNDTRACK AWARDS
18 oktober om 20 u. in Stedelijke Concertzaal Bijloke. www.worldsoundtrackawards.com
Over definities gaan we verder niet zeuren. Popsongcompilaties, volgens puristen géén soundtracks, bieden ook tracks die _ niet zoals in een film van Jan Verheyen _ méér dan een begrijpelijk, extra promotioneel instrument zijn. Soms zijn ze zelfs efficiënter dan de zoveelste cue van orkestgedonder. Dit overzicht ontwijkt dus de discussie, en zeker die over een ‘canon’ van de filmmuziek. Want… schande? Oef? Maurice Jarres Lawrence of Arabia ontbreekt! En Dimitri Tiomkin! En Tore Takemitsu! Het lijstje biedt geen vanzelfsprekende, wel persoonlijke keuzes. Het is chronologisch, maar begint vrij laat. Dus níet in 1933 met Max Steiners King Kong, te vaak vermeld als het begin van de filmscore (alsof Shostakovitch’ partituur voor Nieuw Babylon, uit 1929, niet bestond). Jazeker, de VS is te sterk vertegenwoordigd, de ex-Sovjet-Unie en het Oosten zo goed als níet. Maar: van de evolutie in stijl krijgt u wellicht een goed idee. En: de regel ‘één soundtrack per componist’ zorgt voor een grote diversiteit.
1. Sergeï Prokofiev – Alexander Nevsky (1938)
In 1938 benaderde Stalin de twee ‘Sergeïs’ _ Eisenstein en Prokofiev _ voor een antinazistische propagandafilm over een Russische prins die een leger van janhagel leidt tegen een Teutoonse invasie. Prokofiev popelde om met het filmgenie te werken en onder invloed van zijn beroemde, rijk geschakeerde score ontplooide Eisenstein een ‘symfonische filmstructuur’ in ‘bewegingen.’ De symbiose tussen film en muziek wisselt van toon en schaal, maar piekt in de één uur durende, onvoorstelbare veldslag op het ijs. J.S.
2. Max Steiner – Casablanca (1942)
‘The Father of Film Music’, een leerling van Gustav Mahler, liep niet hoog op met Herman Hupfelds overbekende musicaldeuntje As Time Goes By uit 1931, maar zijn score harmonieert optimaal met de opgelegde songs. Het is de complexiteit van Steiners motieven en muzikale schetsen die Michael Curtiz’ chaotisch tot stand gekomen, maar onverwoestbare klassieker bijeenhoudt. In die zin is dit een even belangrijke soundtrack als King Kong of Gone with the Wind. Steiner excelleerde na de oorlog in de sound of noir, onder meer voor The Big Sleep en Mildred Pierce. J.S.
3. Franz Waxman – Objective, Burma! (1946)
Bernard Herrmann roemde de score voor Raoul Walsh’ rauwe oorlogsdrama als een voorbeeld van uitstekende filmmuziek. Waxman opent met een haast dansende militaire mars en schept vervolgens een ketting van dreiging en ontlading, overeenkomstig de acties en rust van de soldaten. Zijn zin voor dramatiek en vindingrijkheid in de orkestratie is volgens kenners uniek. Net als Steiner verbindt hij zich in de jaren ’40 voorgoed met noir ( Possessed, Sunset Boulevard), maar hij werkte ook voor Hitchcock ( Suspicion, The Paradine Case). J.S.
4. David Raksin – The Bad and the Beautiful (1952)
Raksin verwierf wereldfaam in 1944, met zijn werk voor Laura, Otto Premingers melancholische mysterie, een mijlpaal in de klassieke film noir. Toen hij het krachtige, ineenstrengelende ‘Spellbinder’-thema van Minelli’s briljante film voor MGM-componist André Prévin op de piano speelde, vond die het maar niks. Een grote vergissing uiteraard, want georkestreerd, in knappe variaties bevestigd, stond het thema garant voor een van de meest romantische filmscores uit de geschiedenis. J.S.
5. Miles Davis – Ascenseur pour l’échafaud (1958)
De legendarische jazztrompettist Miles Davis ging op een weinig gebruikelijke manier te werk, toen hem werd gevraagd de muziek voor deze voortreffelijke thriller van Louis Malle te schrijven. Hij nam plaats voor een scherm waarop de film geprojecteerd werd en joeg de hemelse klanken van zijn instrument ter plekke uit zijn vingers. Nu eens sensueel, dan weer melancholisch. Componist Wojciech Kilar haalt de score vaak aan om te bewijzen dat de beste filmmuziek doorgaans geschreven wordt door iemand die niets van het medium afweet. B.V.A.
6. Henry Mancini – Touch of Evil (1958)
De meesterlijke film noir van Orson Welles kreeg het charmante gezelschap van een minstens even onvergetelijke en bijzonder geestige filmscore. Henry Mancini, die bij het grote publiek vooral bekend is door de aanstekelijke muziek die hij voor The Pink Panther van Blake Edwards schreef, kneedt er uiteenlopende stijlen als jazz, rock-‘n-roll en Afro-Cubaanse ritmes tot een vrolijk geheel. Leuk om weten is dat de elektronicapioniers van Cabaret Voltaire er in 1981 hun uitstekende plaat Red Mecca aan ophingen. B.V.A.
7. Miklós Rózsa – Ben Hur (1959)
In de jaren ’40 was het genre van de film noir en het melodrama de speeltuin van de Hongaar Miklós Rózsa. Later kwam daar verandering in en ondertussen zijn het vooral zijn epische scores voor kaskrakers als Ben Hur die in het collectieve geheugen gegrift staan. De muziek die hij voor de film van William Wyler schreef, heeft een enorme invloed gehad op het werk van anderen. Rózsa maakte dankbaar gebruik van koperblazers om de grandeur en het triomfantelijke karakter van het Romeinse rijk te accentueren. B.V.A.
8. Bernard Herrmann – North by Northwest (1959)
Bernard Herrmann combineert de donkere romantiek van Mahler, Wagner en Bruckner met de harmonie van de twintigste-eeuwse modernisten. Hij kende zijn hoogtepunt gedurende de samenwerking met Alfred Hitchcock. De onvergetelijke thema’s die hij schreef voor Psycho, Vertigo, Marnie, North By Northwest en The Man Who Knew Too Much markeren een van de vruchtbaarste samenwerkingen tussen filmmaker en componist uit de filmgeschiedenis. De somber gekleurde actiescore van North By Northwest bevat Herrmanns typerende mix van tragiek, dreiging en smachtend sentiment. P.G.
9. Elmer Bernstein – The Magnificent Seven (1960)
Bernsteins ‘main theme’ voor The Magnificent Seven schopt om zich heen als een losgelaten hengst. De triomfantelijke dynamiek van de intro barst vrij snel los in het hoofdthema, dat de kruitdamp, zin voor avontuur en weidse landschappen van het wilde Westen voor de geest haalt. Bernstein varieert zijn thema met Mexicaanse timbres en langzaam opzwellende strijkers. Tragiek en heroïek gaan in The Magnificent Seven hand in hand. Een van Bernsteins meest memorabele soundtracks en een genreklassieker tout court. P.G.
10. Nino Rota – Otto e Mezzo (1963)
Tot aan zijn dood in 1979 schreef Nino Rota de muziek voor nagenoeg elke film van Federico Fellini. Zijn composities maken daarom ook onlosmakelijk deel uit van het oeuvre van zijn landgenoot. Voor Otto e Mezzo ging Rota graven in zijn klassieke verleden. Het resultaat is een evenwichtig geheel van elegante en vermakelijke muziekstukken. Componist Danny Elfman putte later nog vaak uit het werk en illustreerde zo zijn voorliefde voor de componist die ook The Godfather vereeuwigde. B.V.A.
11. John Barry – Goldfinger (1964)
Met Bond heeft John Barry zijn initialen gemeen. De zwoele romantiek die hij in zijn tracks voor 007 bezingt, komt later in zijn meer symfonisch uitgewerkte scores ( Out of Africa of Dances With Wolves) terug.Het was moeilijk kiezen tussen de verleidelijke melodieën uit You Only Live Twice, de song We Have All the Time in the World en het meeslepende thema uit On Her Majesty’s Secret Service, of het gebalde 007-thema uit Thunderball. Maar Goldfinger bevat het hele gamma van spanning, sensatie en machoromantiek dat de Bondfilms kenmerkt. P.G.
12. Bert Shefter/Igo Kantor – Faster, Pussycat! Kill! Kill! (1965)
Wie is Bert Shefter? Hij is zo goed als afwezig in de referentiewerken. Toch heeft de man een zeventigtal filmscores geschreven. Shefter is terug te vinden op de titelrol van verschillende producties van Roger Corman en geniet een stevige cultaanhang. Het hoeft bijgevolg geen betoog dat ook Russ Meyer van Shefters diensten gebruikmaakte. Faster, Pussycat! Kill! Kill!, samen met Lorna en Vixen op één cd uitgebracht onder de titel: Russ Meyer’s Movies, werd geschreven met een andere Meyer-getrouwe: Igo Kantor. De hoofdzakelijk jazzy score is aangevuld met bigband, enkele onsterfelijke dialoogfragmenten en lichte popdeuntjes. P.G.
13. Herbie Hancock – Blow-Up (1966)
Voor zijn nihilistische kijk op swinging London deed Antonioni een beroep op pop van The Yardbirds, The Lovin’ Spoonful en Tomorrow, maar vooral op Herbie Hancock. De toen 26-jarige jazzgod had met Takin’ Off, Maiden Voyage en Empyrean Isles reeds enkele heerlijke bebopplaten gemaakt voor het legendarische label Blue Note. Blow-Up borduurt verder op de bebop, maar kondigt tevens de elektronische en funky periode uit Hancocks oeuvre aan. In Bring Down the Birds herken je ongetwijfeld ook Dee Lites Groove is in the Heart. Hancock maakte later nog muziek voor onder meer Death Wish en Colors. P.G.
14. Alex North – Who’s Afraid of Virginia Woolf? (1966)
Net als enkele van zijn legendarische tijdgenoten hield Alex North ervan om jazz en klassieke symfonieën samen te brengen. In dit melodrama van Mike Nichols is daar evenwel weinig van te merken. De score is minstens even emotioneel geladen als de eigenlijke film en maakt vooral gebruik van violen om het grimmige en melancholische karakter ervan te ondersteunen. Het frivole rocknummer tijdens de beruchte tafelscène is van de hand van Sonny Burke, de muzikale mentor van Frank Sinatra. B.V.A.
15. Simon & Garfunkel/Dave Grusin The Graduate (1967)
Hoewel ook jazzmuzikant Dave Grusin een aantal composities voor zijn rekening nam, zijn het vooral de nummers van Paul Simon die onlosmakelijk met de film van Mike Nichols verbonden blijven. Het bekendste voorbeeld is natuurlijk Mrs. Robinson. Nochtans is de populaire versie van dat nummer niet in de film te horen. Een jaar later stond het wel op het collagealbum Bookends van Simon & Garfunkel. Overigens klinkt de muziek van Grusin eveneens bijzonder aanstekelijk. Vooral zijn grappige knipoogjes naar het werk van Henry Mancini missen hun effect niet. B.V.A.
16. Quincy Jones – In the Heat of the Night (1967)
Jones’ bluesy, ‘zuiderse’ score voor Norman Jewisons film is op één cd uitgebracht met het eerder jazzy, urbane werk voor Gordon Douglas’ follow-up uit 1970: They Call Me MISTER Tibbs!. Gevormd bij Lionel Hampton en Dizzy Gillespie, verenigt Quincy op wonderbaarlijke wijze r&b, soul en jazz, orkestreert zowel strijkers als saxofoons, en integreert elektrische piano en elektronische basfluiten in de coolste cues. Ray Charles zingt het onvergetelijke titelnummer, de rest bezweert, tintelt en swingt. Luister ook naar The Pawnbroker, In Cold Blood en Dollars! J.S.
17. Lalo Schifrin – Bullitt (1968)
Een van de meest aanstekelijke soundtracks ooit gemaakt, punt uit. De volmaakte, originele ‘jazzfunkpopmix’ is een uitgelezen fond voor de hippe West Coast in de sixties én voor de manoeuvres van Steve McQueens zwijgzame Bullitt. De uit Argentinië afkomstige, gewezen pianist en arrangeur van Dizzy Gillespie werd wereldberoemd door zijn werk voor tv-series als Mission: Impossible, Mannix en The Man From U.N.C.L.E., maar ook de Dirty Harry-filmreeks kreeg Lalo’s onuitwisbare stempel. De titeltrack is absoluut geniaal, dankzij een beresterke baslijn en een onsterfelijke gitaartune. J.S.
18. Various Composers – 2001: A Space Odyssey (1968)
Oorspronkelijk was het de bedoeling dat Alex North de muziek zou schrijven voor Kubricks onovertroffen meesterwerk. Een groot deel daarvan stond al op papier, toen de buitenissige filmmaker besloot om bestaande klassieke muziek te gebruiken. Het resultaat was een weergaloos en (toen) volstrekt uniek samengaan van film en muziek. Met in de hoofdrollen György Ligeti, Richard Strauss, Johann Strauss en Aram Khachaturian. Het werk van Ligeti zou later nog verschillende keren terugkomen in de films van Kubrick. B.V.A.
19. Manfred Hübler & Siegfried Schwab – Vampyros Lesbos (1969)
De volledige titel van het album is Vampyros Lesbos: Sexadelic Dance Party. Het is een bundeling van de muziek uit drie obscure erotische films van de Spaanse filmmaker Jesus Franco. De nummers worden al eens omschreven als acid jazzpop en doen vooral denken aan de psychedelische popmuziek (inclusief Hammondorgels) uit de jaren ’60. Ondertussen maakten Tom Lenaerts en Bart De Pauw er voor hun showprogramma Schalkse Ruiters gretig gebruik van en heeft het album stilaan een cultstatus verworven. B.V.A.
20. Curtis Mayfield – Superfly (1972)
Comme d’habitude is de muziek van deze blaxploitationklassieker een stuk beter dan de eigenlijke film van Gordon Parks Jr. Dat het genre niet allang vergeten is, heeft dan ook alles te maken met de onvergetelijke composities die soullegenden als Curtis Mayfield ervoor hebben geschreven. Superfly is zonder twijfel een van de meest invloedrijke funkplaten uit de geschiedenis. Mayfield speelde de thema’s van het blaxploitationgenre uit in de muziek en zette er zijn buitengewoon stemgeluid onder. B.V.A.
21. Bobby Womack – Across 110th Street (1972)
Jazztrombonist J.J. Johnson en soulgod Bobby Womack (met zijn band The Peace) staken hun vibes bij elkaar voor Barry Shears blaction cinema, over de dagelijkse survival in het getto. De door Womack briljant gezongen titeltrack werd door Quentin Tarantino overgenomen voor Pam Griers opening walk in Jackie Brown, maar sommige instrumentale delen zijn even onweerstaanbare old school funk-outs. Inderdaad: ‘ Across 110th Street is a helluva tester!‘ J.S.
22. Popol Vuh – Aguirre, der Zorn Gottes (1972)
De muziek van Florian Frickes Popol Vuh is terug te vinden op het befaamde Ohr-label, dat tevens de zweverige en tot introspectie dwingende synthesizerklanken van Klaus Schulze, Ash Ra Tempel en Tangerine Dream verenigde. Frickes hypnotiserend thema voor Aguirre zet de luisteraar spontaan aan het dromen. Werner Herzogs beeldenreeks van een op een vlot ronddobberende en waanzinnig kijkende Klaus Kinski schreef dankzij Frickes etherische klanken filmgeschiedenis. P.G.
23. John Carpenter – Assault on Precinct 13 (1973)
Cineasten die hun eigen filmmuziek maken, kan men op één hand tellen. De meest efficiënte, en in al zijn eenvoud ook de meest persoonlijke, is John Carpenter. Na de elektronische waanzin van Dark Star en vóór de onheilspellende, erg doeltreffende synths van Halloween en The Fog was er dit pulserend geluidsdecor, polsslag voor een erg gewelddadige, haast abstracte stadsguerrillaversie van Howard Hawks’ Rio Bravo. De Main Title is een voorbode van de hel, die met Ice Cream Truck losbarst en niet meer sluit, tot Walking Out. J.S.
24. Rogier Van Otterloo – Turks Fruit (1973)
Toots Thielemans had zijn harmonicasolo’s al eens uitgeleend aan Midnight Cowboy en The Getaway, toen hij in zee ging met componist Rogier Van Otterloo en het Trio Louis Van Dijck voor deze tijdloze jazzsoundtrack. De Fender Rhodes en Toots’ fluitende lippen op het titelnummer blijven bekoren, lang nadat Paul Verhoevens debuut _ de Nederlandse Film van de Eeuw _ in één gore klap komaf maakte met het brave imago waaraan Kees en Miep leden. Van Dat mistige Rooie Beest tot Wat Zonde: een lust. J.S.
25. Jerry Goldsmith – The Omen (1976)
De muziek die Jerry Goldsmith schreef voor de gedenkwaardige horrorklassieker van Richard Donner klinkt niet alleen voortreffelijk, ze is vaak even angstaanjagend als de film zelf. De componist slaagde meesterlijk in zijn opzet om het satanische karakter van de film in muziek om te zetten. De atonale klanken in sommige nummers missen hun effect daarom ook niet. Goldsmith schreef bovendien de prima scores voor de twee vervolgverhalen en ging in onder andere Poltergeist en Alien3 op hetzelfde elan verder. B.V.A.
26. John Williams – The Fury (1978)
Een onderschatte film van Brian De Palma en een obscure soundtrack van Spielbergs huiscomponist John Williams. De schrijnende pathos van het hoofdthema verraadt de invloed van Herrmann, maar vanaf de tweede track herkent de luisteraar Williams’ typerende dialoog tussen speels optimisme en zwaar op de handse dramatiek. The Fury is een scharnierwerk in Williams oeuvre. De componist van Jaws en Star Wars kondigt in zijn muziek voor de telepatenthriller reeds de tragiek en het bevallig sentiment van E.T. en Schindler’s List aan. P.G.
27. Goblin – Zombi (1978)
Dario Argento, meester van de Italiaanse giallo, had al voor Profondo Rosso en het onvergetelijke Suspiria een beroep gedaan op het bizarre, psychedelische viertal dat Goblin heet: Marangolo (slagwerk), Morante (gitaar), Pignatelli (bas) en Simonetti (keyboards). Als executive producer van George Romero’s geniale zombieparade Dawn of the Dead zette hij ze weer aan het werk. Het resultaat is een vervreemdende, woest kloppende en krijsende rockscore die net als de levende doden nooit aflaat. Romero gebruikte niet alle muziek, maar Zombi, Argento’s Italiaanse cut, zette dat even recht. J.S.
28. Michael Nyman – The Draughtsman’s Contract (1982)
Het is moeilijk om een keuze te maken tussen het gemeenschappelijke oeuvre van Michael Nyman en Peter Greenaway. De twee zijn aan elkaar gewaagd en hebben samen hun beste werken gemaakt. Dat ze beiden een voorliefde hebben voor de barok _ Nyman is een liefhebber van Henry Purcell _ heeft daar ongetwijfeld alles mee te maken. De minimalistische en repetitieve score en het gebruik van ongewone instrumenten zorgen voor een van de hoogtepunten van The Draughtsman’s Contract. B.V.A
29. Basil Poledouris – Conan the Barbarian (1982)
John Milius stemde zijn epos, gebaseerd op de pulp van Robert E. Howard, helemaal af op Poledouris’ overdonderende muziek, een wezenlijk element van de mythologie. Orkestraties als nucleaire schokgolven vertellen het verhaal van de dief-krijger-gladiator-koning en de sekte rond Thulsa Doom. De samenwerking tussen Milius en Poledouris werd vergeleken met die van Eisenstein en Prokofiev, maar volkomen uniek is ook de affaire met Paul Verhoeven, resulterend in schitterende, ironische scores voor Robocop en Starship Troopers. J.S.
30. Stewart Copeland – Rumble Fish (1983)
Voor Coppola’s hypergestileerde tienerfilm schreef de ex-drummer van The Police een op reggaeritmes voortbewegende soundtrack. De kort aangehouden gitaarriffs en de aanstekelijke percussieritmiek van Copeland vormen het uitgelezen alternatief voor de voorspelbaarheid van een compilatieplaat met rocksongs. Coppola’s expressionistisch aandoende zwart-wittaferelen zijn ondenkbaar geworden zonder de vitale ritmes van Copeland. Als rocksoundtrack is Rumble Fish een klassieker om ‘u’ tegen te zeggen. P.G.
31. Frédéric Devreese – Benvenuta (1983)
De Belgische componist Frédéric Devreese, lang verbonden aan de vroegere BRT, bouwde via André Delvaux’ cerebrale, verrukkende cinema een carrière uit als filmcomponist (die, gezien zijn werk voor het erbarmelijke Pauline en Paulette, dringend zuurstof verdient). Dit is zijn mooiste filmscore, uitgelokt door de bedwelmende Fanny Ardant, een pianiste die een mystieke liefde kent voor een oudere man. Delvaux ontwikkelt de film-in-film tijdens het bezoek van een journalist aan een romanschrijfster, die in Gent aan de Coupure woont. Van couleur locale in filmmuziek gesproken. J.S.
32. Philip Glass — Mishima (1985)
De gevierde componist Philip Glass is vooral bekend van de beklijvende muziek die hij schreef voor de fascinerende documentaires Koyaanisqatsi en Powaqqatsi van Godfrey Reggio. Zijn stijl komt in grote mate overeen met die van Michael Nyman. Het ritmische en toch zeer complexe karakter van zijn composities voor het beklemmende Mishima van Paul Schrader illustreren dit. Onopgemerkt bouwt Glass de muziek op, om die vervolgens abrupt tot een einde te laten komen. Mishima is een van de meest geslaagde huwelijken tussen film en muziek. B.V.A.
33. Various Artists – Manhunter (1986)
Michael Manns ijzingwekkende hightechthriller naar Thomas Harris’ Red Dragon wekt onbehagen tijdens de omineuze, glaciale synths van Michel Rubini en The Reds, maar kent zijn meest pakkende scènes dankzij de ijle eighties-pop van Shriekback. De ongeziene climax is helemaal opgebouwd rond In-A-Gadda-Da-Vida van Iron Butterfly, dat door de killer thuis op de hifi wordt losgelaten en via de legendarische drumsolo explodeert in de schokmontage van zijn ondergang. Na zo’n opdoffer lijkt zelfs het lachwekkende eindtitelnummer Heartbeat van Red 7 een verademing. J.S.
34. John Lurie – Down By Law (1986)
John Lurie was Jim Jarmusch’ fetisj-acteur en behoorde als muzikant tot de ‘zogenaamde’ New Yorkse avant-garde van de jaren ’80. Met zijn groep The Lounge Lizards fuseerde Lurie funk, rock en free-jazz, vrij improviserend over de toonladders. Zijn score voor Down By Law beweegt zich op het randje van het minimalisme. Dit is geen uitzonderlijke bijdrage aan de jazz, maar is als rariteit kenmerkend voor het postmoderne huwelijk tussen verschillende genres uit die periode. P.G.
35. Mark Isham – The Beast of War (1988)
Kevin Reynolds’ The Beast, waarin Russische soldaten in een tank het opnemen tegen de Afghaanse mudjahedin, is dezer dagen opnieuw brandend actueel. De dreiging van de onherbergzame landschappen en de paranoïa van de Russen in hun doodskist, wordt door Isham vertaald in een zweverige soundtrack, doorspekt met Arabische elementen. Het monsterlijke aspect van de tank die zich met zijn rupsbanden door het maagdelijke zand boort, wordt weergegeven met in distortion overslaande gitaren en bruusk drumgeweld. P.G.
36. Peter Gabriel – The Last Temptation of Christ (1988)
Gabriels Passion verkende volslagen nieuw terrein door zijn elektronische behandeling van world music, een hypnotiserende kruising van elementen uit Noord-Afrika en het Midden-Oosten met de hightech van zijn Synclavier. Ondersteund door Braziliaanse percussie, de stem van Youssou ‘N Dour en de viool van Shankar geeft hij lichaam en bloed aan Scorseses subliem gefilmde, in de extase van pijn eindigende passieverhaal. The Feeling Begins en It Is Accomplished: laat uw hart bloeden! J.S
37. Danny Elfman – Edward Scissorhands (1990)
Een magische plaat, die het tragische sprookje van de jongen met schaarhanden muzikaal vertelt, opgedeeld in Edward Meets the World en Poor Edward. Burtons fetisj-componist ontplooit zijn hele arsenaal voor het aandoenlijke verhaal: winterse koren, stuiterende kopers, ijle celesta-melodieën, donkere harmonieën. In Edwardo the Barber slaat een viool op hol, terwijl Death! en Farewell niemand onberoerd kunnen laten. Niet van deze wereld, dat is waar, en de ultieme demonstratie van een man die ons toen al Batman had gebracht en nog met Mars Attacks! zou uitpakken. J.S.
38. Wojciech Kilar – Bram Stoker’s Dracula (1992)
De muziek van Wojciech Kilar voor het voortreffelijke Bram Stoker’s Dracula van Francis Ford Coppola slaagt vooral in zijn eenvoudige opzet. Toegegeven dat het geheel doorgaans beter tot uiting komt in de film, maar de zowel verleidelijke als griezelige composities van Kilar werken ook zonder de cinematografische context. De variaties op de verschillende thema’s klinken ongekunsteld en blijven makkelijk een tijd in je hoofd doorspoken. De Poolse componist vindt bovendien een perfect evenwicht tussen horror en schoonheid. B.V.A.
39. Various Artists – Menace II Society (1993)
Vergeleken met die van New Jack City, waarin N.W.A. nog ‘Straight Outta Compton’ mocht declameren, zijn de tracks van deze sombere, hondsbrutale moraliteit strait outta hell. Het openingsnummer Nigga gots no heart van Spice 1 vereert de moord, en met titels als Lick Dem Muthaphukaz van Brand Nubian en Can’t Fuck Wit a Nigga van DJ Quik, weet een luisteraar waar hij of zij voor staat. Regisseurs Larry & Alan Hughes _ The Hughes Brothers _ zouden met hun trackselectie voor Dead Presidents een kleine geschiedenis van de soul schrijven. J.S.
40. Elliot Goldenthal – Interview with the Vampire (1994)
Goldenthal roept in de openingstrack Libera Me mysterie op via een hooggestemd koor en een klein strijkersensemble. Vrij snel introduceert hij met opborrelende basklanken het demonische aspect van de vampier. Elliot Goldenthal is een typisch product van het laatste decennium: hij combineert middeleeuwse kerkmuziek met madrigalen, countert hoogromantiek met het lyrische expressionisme van een Bartók, etaleert een ruime kennis van het werk van Zimmerman, Berio en Varèse en versmelt die verschillende invloeden tot een donker en bijzonder geslaagd timbre. P.G.
41. Howard Shore – Crash (1996)
Ongetwijfeld de meest oorspronkelijke (en misschien wel gewoon dé) score van de jaren ’90, een overweldigende, aartsdonkere copulatie van zes elektrische gitaren, een harp en twaalf houtblazers. Als Eros versmelt met Metaal tot Thanatos, klinkt het als volgt: meervoudig versterkte, in oneindige delay gevangen, droefgeestige snaarklanken die elkaar bekruipen en verstrengelen. Chromium Bower wordt een lawaaiige montage van stuwende autoseks. Na een live-uitvoering bij de beelden wist Cronenberg het wel: ‘The music is the film.’ J.S.
42. Angelo Badalamenti & Various Artists – Lost Highway (1997)
Pop en rock worden meestal misbruikt of krijgen een gratuite functie toebedeeld. De voortreffelijke compilatie die Trent Reznor samenstelde voor David Lynch’ Lost Highway getuigt evenwel van een uitzonderlijke kwaliteit. De grillige en verrassende mix van Bowie, Marilyn Manson, Rammstein, Nine Inch Nails, Lou Reed en The Smashing Pumpkins, met de eigenzinnige samples van Barry Adamson en de composities van Lynch’ trouwe kompaan Angelo Badalamenti, zet zich perfect vast op de bizarre en duistere fantasieën. P.G.
43. David Holmes – Out of Sight (1998)
Het enfant terrible van de Belfastse deejays had enkel de soundtrack verzorgd van Marc Evans’ gestileerde Resurrection Man, maar zijn albums lijken wel allemaal voor film gemaakt. Jazzy funk, gelardeerd met techno en elektronica, gekneld tussen standards als Ain’t That a Kick of dialoogbits: onweerstaanbaar. Als Jennifer Lopez met Clooney in de koffer ligt, start een melancholisch beat-cum-orgel, dat even zwijgt bij een aanzwellende politiesirene en daarna droogjes opnieuw inzet. Wachten nu op Greg Jordans Buffalo Soldiers en Soderberghs Ocean’s Eleven! J.S.
44. Ryuichi Sakamoto – Love is the Devil (1998)
Furyo, The Last Emperor en Snake Eyes behoren tot Ryuichi Sakamoto’s meest gevierde soundtracks. Met zijn score voor Love is the Devil schreef hij zijn meest intrigerende en meest beklijvende soundscapes. De beklemmende relatie tussen Francis Bacon en zijn muze George Dyer wordt geëvoceerd via sobere en ijl klinkende synthesizers en piano. De sfeer heeft meer weg van een horrorfilm dan van een kunstenaarsromance. Kortom: het gedroomde klankbord bij de menselijke abattoirs van Francis Bacon. P.G.
45. Gabriel Yared – The Talented Mr.Ripley (1999)
Over de kwaliteit van de film kan men gerust twisten, minder over die van Yareds muziek, op het album sterk beconcurreerd door Charlie Parker, Miles Davis en Dizzy Gillespie. De componist van 372 Le matin, in de jaren ’80 erg populair bij kneusjes en snobs, switcht moeiteloos van pastorale romantiek naar Arabisch motief en bebopjazz, om te eindigen in sombere ambience. Een vurige trompet op Promise, droefheid in Syncopes en Sinead O’Connors stem voor Lullaby for Cain: de Getalenteerde Mr. Yared scoort. J.S.
46. RZA – Ghost Dog (1999)
Om zijn indrukwekkende karaktertekening van een zwarte samoerai en een zootje stokoude maffiosi kracht bij te zetten, deed Jim Jarmusch een beroep op de beruchte producer RZA van de Wu-Tang Clan. De hiphopnummers zijn van onschatbare waarde voor de film, maar maken ook los daarvan een onwaarschijnlijk sterke indruk. RZA bewees hiermee een van de meest toonaangevende producers van de afgelopen jaren te zijn en stelde tegelijkertijd een van de meest baanbrekende en weloverwogen soundtracks van de jaren ’90 samen. B.V.A.
47. Various Artists – Pi (1999)
Darren Aronofsky debuteerde met een verrassende film over het getal 3,14. Clint Mansell schreef een op techno en ambient voortbewegende soundtrack, maar de plaat koppelt ook dialoogfragmenten aan een uitstekende compilatie van techno, drum ’n bass, ambient en triphop. Mansells score wordt aangevuld met het talent van Roni Size, David Holmes, Aphex Twin, Autechre, Massive Attack, en Orbital. Hun bijdragen verhogen het gevoel van melancholische vervreemding. De definitieve soundtrack voor het einde van de 20ste eeuw? P.G.
48. Michael Danna – 8MM (1999)
De fascistoïde en hypocriete film van Joel Schumacher heeft Michael Danna (bekend van zijn werk voor Atom Egoyan) er niet van weerhouden een uitstekende soundtrack te schrijven. Danna verwerkt Arabische klankkleuren, keelzang, tabla’s, Marokkaanse blaasinstrumenten en obsederende Noord-Afrikaanse ritmesessies met symfonische huivermuziek en elektronica. De belangstelling van westerse muzikanten voor niet-westerse muziek dateert uit het midden van de jaren ’80, maar Danna’s soundtrack klinkt verbluffend uniek, fascinerend en meeslepend. P.G.
49. Ennio Morricone – Mission to Mars (2000)
Meer dan 400 soundtracks heeft hij op zijn naam staan. Dat zijn talent maar niet wil uitdoven, bewijst de door velen gehate score voor Brian De Palma’s ietwat idiote, maar cinematografisch verbijsterende ruimte-epos: geen orkestraal SF-bombast, wel een gestoorde clash van lyrisch toondicht, atonale suspensemuziek en ironiserende, heroïsche koorpartijen. Memorabel is beslist Towards the Unknown, het schrille orgel met vreemde, elektronische arpeggios. J.S.
50. Air – The Virgin Suicides (2000)
Voor het weinig memorabele The Virgin Suicides van Sofia Coppola schreef het Franse popduo Air een bijzonder sensuele en tegelijkertijd verontrustende filmscore. De hun debuutplaat Moon Safari kenmerkende synthesizergeluiden moesten het met een versnelling lager stellen en de toon van de nummers was opvallend donkerder. Dat het tweetal gevraagd werd om de muziek voor een film te schrijven, was op zich niet verrassend. Hun muzikale invloeden liggen onder meer in de scores van zonderlinge Italiaanse films uit de jaren ’70. B.V.A.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier