Nee, de Egyptische Revolutie van 2011 kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Parker Bilal werkt aan een tiendelige thrillerreeks die beschrijft hoe het land vanaf de late jaren 1990 in een corruptiespiraal belandde die naar het economische gootputje leidde. ‘Dat het ooit zo ver zou komen wist ik al lang,’ aldus de schrijver, ‘en dat het na de revolutie chaotisch zou worden ook.’

Dat Parker Bilal over Egypte zou beginnen, lag natuurlijk voor de hand. Niet alleen woont Makana er, de detective die in De donkere straten van Caïro de hoofdrol speelt, ook Bilal – pseudoniem van Jamal Mahjoub – komt er regelmatig sinds zijn uit Soedan gevluchte vader er in de jaren tachtig soelaas vond. Egypte ligt de man dus nauw aan het hart. Meer zelfs, Bilals thriller, de eerste van een geplande reeks van tien die zich tussen 1998 en 2011 afspeelt, wil onrechtstreeks een beeld geven van de lange aanloop naar de revolutie die Hosni Moebarak van de presidentiële troon op het beklaagdenbankje bracht. ‘Het decennium voorafgaand aan 2011 was bijzonder interessant voor het Midden-Oosten’, zegt hij, ‘door de aanslagen in New York, de daaropvolgende oorlogen in Irak en Afghanistan, én de economische crisis. Vandaag zitten we midden in een enorme historische verandering die haar oorsprong vindt in wat er sinds 1998 allemaal is gebeurd.’

De donkere straten van Caïro is uw eerste spannende boek, terwijl u daarvoor zeven gewone romans schreef. Waarom die overstap naar een ander genre?

PARKER BILAL: ‘Ik speelde al een jaar of tien met het idee. De voornaamste reden was dat ik altijd veel thrillers heb gelezen. Bovendien was het een manier om van mijn pen te kunnen leven. Gewone romans verkopen niet zo goed, zelfs al ben je een vrij succesvolle auteur wiens boeken ook vertaald worden. Vandaar dat ik ervoor koos om twee schrijvers te worden, Parker Bilal en Jamal Mahjoub. Eens beslist dat ik thrillers ging schrijven, werden mijn grootste problemen waar die zouden plaatsvinden en wie mijn hoofdpersoon zou zijn. Jarenlang heb ik half afgewerkte boeken in de papiermand gegooid omdat ze niet werkten, tot ik bij privédetective Makana en de Egyptische setting belandde en alles in een goede plooi viel.’

In hoeverre is een thriller anders om schrijven dan een literaire roman?

BILAL: ‘Je denkt er anders bij na, je schrijft die genres ook anders, maar in tegenstelling tot wat veel literaire auteurs denken, is het niet makkelijk om een thriller te schrijven. Ik heb er vijf jaar over gedaan om mijn eerste te schrijven. Ik ontdekte welke structuur een thriller moet hebben en hoe je spanning opbouwt. En ik leer nog steeds bij.’

Maar u maakt vorderingen, want uw tweede thriller schreef u in vijf maanden en uw derde in drie.

BILAL: ‘Ja, maar veel sneller kan niet meer, denk ik. Er zijn limieten aan alles. Wat ik geleerd heb, is dat je bij het schrijven van een thriller veel meer op voorhand moet plannen. Wanneer ik een literaire roman schrijf, begin ik met een vaag idee en laat ik dat evolueren. Doe dat met een thriller en je zit geheid met een mislukking opgescheept. Thrillers schrijf je volgens een heel specifiek plan. Een thriller mag geen losse eindjes hebben. Alles moet kloppen, terwijl het juist de losse eindjes zijn die klassieke romans of poëzie zo interessant maken.’

Hoe is het concept van inspecteur Makana, ook weleens ‘de eerste Afrikaanse Wallander’ genoemd, ontstaan?

BILAL: ‘Dat weet ik niet zo goed. Hij is een combinatie van verschillende personages waaraan ik werkte. Ik heb een literaire roman geschreven waarin een man figureert die heel sterk op Makana lijkt. Daar heb ik nog een aantal karakteristieken aan toegevoegd van drie mensen die ik ken. Ik merk echter dat hij nooit helemaal af is. Met ieder nieuw boek groeit hij een beetje en evolueert hij tot de figuur die Makana uiteindelijk zal blijken te zijn. Ik weet dus niet wat hij nog allemaal zal doen, maar wel wat hij niet zal doen. Bij het schrijven merk ik meteen wanneer hij onecht wordt of iets zegt wat niet bij zijn personage past. Ik weet bijna instinctief wat hij in bepaalde situaties zou denken of doen, maar toch verrast hij me ook nog vaak. Ik leer nog iedere dag bij over hem.’

In uw boek laat u de jonge journalist Sami in 1998 opmerken dat Egyptenaren zich niet verzetten tegen de corruptie, omdat ze hopen er ooit de vruchten van te zullen plukken. De voorbije jaren hebben we iets heel anders gezien.

BILAL: ‘De revolutie van 2011 werd gedragen door een algemeen verzet tegen de decennialange corruptie die van bovenaf naar beneden druppelde. Tijdens de jaren tachtig en negentig werd corruptie zelfs internationaal gestimuleerd. Iedereen wist dat je een lokale partner met diepe zakken nodig had om als buitenstaander in Egypte iets gedaan te krijgen. Het hele Moebaraksysteem was daardoor tot in de kern rot, en mettertijd slokte het steeds grotere delen van het volk op, met als resultaat: een falende staat die zijn ambtenaren niet meer kan betalen. Wie voor de overheid werkt, heeft er vandaag meestal een tweede job bij, als taxichauffeur of zo. Mensen doen alles om genoeg geld te verdienen, in het zwart natuurlijk, en de staatsfinanciën worden daar niet beter van. De revolutie was een idealistische en nationalistische reactie: ze wou van Egypte weer een land maken om trots op te zijn. Daarom stemden zoveel mensen voor Mohamed Morsi, en niet voor Ahmed Shafik, die werd vereenzelvigd met het corrupte systeem waar men vanaf wou. Het was dus niet zo dat iedereen opeens wild enthousiast was over de Moslimbroederschap.’

Maar anders dan in 1998 is de islam vandaag toch een politieke kracht in Egypte?

BILAL: ‘Tijdens de jaren negentig zag je hoe het conservatieve wahabisme binnen de islam aan populariteit won. Het werd de religie van de werkende klasse en daarna ook van de middenklasse. De islam kreeg invloed op de manier waarop mensen leefden en nadachten. Wat we vandaag in Egypte meemaken, is het einde van dat proces. Na al die decennia in de oppositie had de Moslimbroederschap de macht veroverd, en toen bleek dat ze volstrekt incompetent was om er iets mee te doen. Ze dankte haar populariteit aan de hulp die ze via een netwerk van moskeeën verleende aan armen en kanslozen. Dat stopte echter toen de broederschap aan de macht kwam. Daarmee verschrompelde ook haar aanhang.’

Is dit het einde van de islampolitiek in Egypte?

BILAL: ‘Zeker niet. Zij die denken de islam uit de Egyptische politiek te kunnen halen, zijn naïef: de islam maakt een belangrijk deel uit van het sociale weefsel van het land, ethiek en wetgeving inlcuis. Het is dus niet verwonderlijk dat de islam ook een politiek gezicht heeft. Vandaag komt het er net op aan de aanhangers van Morsi en de Moslimbroederschap binnen de politiek te houden, zodat ze hun toevlucht niet nemen tot het geweld.’

Welke rol ziet u weggelegd voor het Egyptische leger?

BILAL: ‘Het leger identificeert zich heel sterk met het volk. Veel soldaten hebben een volkse, landelijke achtergrond. Maar het identificeert zich ook heel erg met de staat en die moest uit de handen van Morsi worden gered. Wat we zagen, was dus geen Afrikaanse staatsgreep waarbij het leger de macht overneemt, maar eerder een ingrijpen om politiek evenwicht te bewaren. De vraag is echter of het leger bereid is een stap terug te zetten om de democratie opnieuw zijn gang te laten gaan. Wat we echter te allen prijze moeten voorkomen, is een gewapend conflict.’

Kent Egypte niet dezelfde problemen als alle landen uit het Midden-Oosten: een jonge bevolking en te weinig werk?

BILAL: ‘De nieuwe machtshebber zal sowieso moeten afrekenen met hetzelfde probleem: hoe krijg je de economie weer op de sporen? De overheid subsidieert zowat alle basisproducten, van voedsel tot benzine, anders zou niemand ze zich kunnen veroorloven. De Egyptenaren leven in een onhoudbare fantasiewereld, want de economie – wat mensen betaald krijgen voor hun werk – brengt onvoldoende op om het land draaiende te houden. Egypte is voor de voedselproductie afhankelijk van import en leningen die het IMF verstrekt om deze te betalen. Egypte moet het eigen kapitaal dat na de revolutie het land is ontvlucht, terug zien te lokken, net zoals de toeristen. Om dat te bewerkstelligen is een lange periode van stabiliteit nodig.’

Zou u vandaag graag politicus zijn in Egypte?

BILAL: ‘Nee, want het volk heeft onrealistisch hoge verwachtingen die niemand kan inlossen. Het staat daar trouwens niet alleen in. Je kunt de Egyptische revolutie niet los zien van de wereldwijde roep om verandering, ook in het Westen, met de Occupy-beweging. De politiek lijkt niet veel te kunnen veranderen aan de malaise waarin de wereld verkeert, en de horde gedesillusioneerden groeit wereldwijd sterk aan. Ik zie dat hier in Spanje ook met de Indignados. Dat is volgens mij de reden waarom iedereen zo meeleeft met wat er in Egypte gebeurt. Vandaag zijn we allemaal Egyptenaren.’

DE DONKERE STRATEN VAN CAÏRO

Uit bij De Geus.

DE MOORDZOMER

Knack Focus selecteerde 40 nieuwe pageturners voor een (ont)spannende zomer. Alle info: demoordzomer.be

DOOR MARNIX VERPLANCKE

PARKER BILAL: ‘IN TEGENSTELLING TOT WAT VEEL LITERAIRE AUTEURS DENKEN, IS HET NIET MAKKELIJK OM EEN THRILLER TE SCHRIJVEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content