THIRTEEN ASSASSINS: ‘Ik ga de verkeerde kant uit’
Met Thirteen Assassins zet Takashi Miike nu ook zijn zwaard in het klassieke samoerai-epos, met een stijlvol en verrassend beheerst resultaat. Een gesprek met de Japanse cultkoning. ‘Maak je geen zorgen: ik heb nog altijd heel wat perverse ideeën in mijn hoofd zitten.’
Audition, Dead or Alive, Ichi the Killer… het zijn stuk voor stuk controversiële culthits waarin Takashi Miike duidelijk niet om een emmer bloed of een afgehakt lichaamsdeel verlegen zit. Geen wonder dat de Japanse snelfilmer sindsdien een stevige reputatie van ‘ shlockmeister’ met zich meezeult. Toch kan Miike meer dan choqueren met zieke psychopaten of beenharde gangsters.
Denk maar aan de geestige kinderfilm Zebraman, het bloedernstige misdaaddrama Agitator en nu Thirteen Assassins. Zijn eerste volledig ironievrije samoerai-epos is een remake van Eiichi Kudo’s gelijknamige zwart-witklassieker uit 1963 en speelt zich af in feodaal Japan. De oudere samoerai Shinzaemon verzamelt er een dozijn handlangers rond zich om af te rekenen met een sadistische krijgsheer.
Ondanks de hoge body count en de bloedige climax hoef je deze keer geen gulzig gruwelfestijn te verwachten, wel een stijlvolle en karaktergedreven actiefilm als een respectvolle buiging voor genreklassiekers als Akira Kurosawa’s Seven Samourai. Is de veelzijdige Japanse beeldenstomer op zijn vijftigste eindelijk een beetje uitgeraasd? Of heeft hij nu het mainstreampubliek in zijn aangescherpte vizier? Even polsen.
Hoe kwam je erbij om een – euhm – normale film te maken, een remake van een Japanse sixtiesklassieker dan nog?
Takashi Miike: Simpel: een producent vroeg het mij, ik werd er goed voor betaald en ik heb altijd al een periodefilm willen maken. Waarom precies deze? Of waarom een remake? Dat is het lot. Ik was amper drie toen het origineel uitkwam, het is dus vooral een film die de generatie van mijn ouders is bijgebleven. Het waren de hoogdagen van de Japanse filmindustrie en het studiosysteem draaide op volle toeren. De vraag was of we zo’n traditionele film nog wel konden maken, nu veel van die oude studio’s failliet zijn en je niet meer zo makkelijk aan paarden of getrainde zwaardvechters en ruiters geraakt. Vandaar dat ik niet te veel van het origineel wilde afwijken. Hommage brengen aan de samoeraitraditie was al lastig genoeg.
Veel recente samoeraifilms gaan nochtans op een ironische manier met die traditie om.
Miike: Omdat producenten altijd met iets nieuws willen uitpakken. Maar laat ons eerlijk zijn: Wat kun je, behalve digitale effecten, nog aan het samoeraigenre toevoegen? Er zijn al honderden, zo niet duizenden films in gemaakt, in alle maten en gewichten. Ik vind het boeiender om binnen de bestaande genrecodex iets stevigs en waardevols te maken dan om met allerlei blitse effecten uit te pakken. Als je enkel op nieuwigheden en technische innovaties gefocust bent, dreig je meer een uitvinder dan een regisseur of een verhalenverteller te worden. Dat lijkt me meer iets voor nerds. (Lacht)
De jongste jaren zijn je films ernstiger, gestileerder en minder aanstootgevend geworden. Vanwaar die ommezwaai?
Miike: Ik ga de verkeerde kant op, ik weet het. Maar er zit wel een strategie achter. De strijd om artistieke vrijheid en tegen censuur is altijd een van mijn dada’s geweest. Dat gevecht kun je echter ook voeren door een betere regisseur te worden en een groter publiek te bereiken waardoor je bij producenten meer macht krijgt. Nu ik vijftig ben, besef ik dat ik zelfs tegen mijn tempo geen honderd films meer zal maken, zodat ik mijn aandacht beter verdeel. Door een grote productie als Thirteen Assassins koop ik bij wijze van spreken het recht af op drie kleine films waarin ik wél volledig mijn eigen zin kan doen. Maak je dus geen zorgen over mij. Ik heb nog altijd heel wat perverse ideeën in mijn hoofd zitten. (Lacht)
Veel van je J-horror collega’s zoals Hideo Nakata (‘The Ring’) en Takashi Shimizu (‘The Grudge’) staken de voorbije jaren de oceaan over. Is Hollywood niets voor jou?
Miike: Ik heb al verschillende aanbiedingen gehad, maar ik wil niet tot een huurling gedegradeerd worden. Je wordt in Hollywood niet betaald voor je talent, maar voor één of twee jaar van je leven. Dat heb ik er niet voor over, zeker omdat minstens tachtig procent van die tijd aan onderhandelingen met acteurs en producenten opgaat – om van alle artistieke compromissen nog maar te zwijgen. Amerika is misschien wel ‘ The Land of the Free’, maar niet voor regisseurs. Kijk maar naar de Master of Horror-reeks waaraan ik een bijdrage geleverd heb. Die werd in de States niet eens op tv uitgezonden.
Quentin Tarantino is een van je grootste fans. Heeft dat veel voor je internationale carrière betekend?
Miike: Het heeft me zeker geholpen – de waardering is trouwens wederzijds. Alleen vond ik het wel jammer dat Tarantino net juryvoorzitter was in Venetië, waar Thirteen Assassins in competitie zat. Ik dacht meteen: ‘ Fuck. Hij zal niet van favoritisme willen worden beschuldigd. Daar gaan mijn kansen op een Gouden Leeuw.’ (Lacht)
Tarantino noemt je een van zijn leermeesters. Wie beschouw je zelf als je voorbeelden?
Miike: Mijn leermeester is Shohei Imamura, van wie ik indertijd nog assistent ben geweest. Niet zozeer qua stijl of inhoud, maar wel qua levensfilosofie en artistieke instelling. Zijn leven was een film op zich, en film was de enige manier voor hem om met het leven om te gaan. Van hem heb ik geleerd dat iemand kopiëren geen enkele zin heeft. Als je iets waardevols wil creëren moet je er je eigen persoonlijkheid inleggen. Vandaar dat hij me aanraadde om twee à drie films per jaar te blijven maken, hoewel veel mensen vinden dat ik het beter wat rustiger aan doe. Ik leef snel en ik denk snel: ik moet dus ook snel filmen als ik mezelf op een authentieke manier wil uitdrukken.
BRUSSELS INTERNATIONAL FANTASTIC FILM FESTIVAL 7-19/4, Tour & Taxis, Brussel.
BALADA TRISTE DE TROMPETA:THE LAST CIRCUS (ALEX DE LA IGLESIA)
Openen doet het festival dit jaar met de nieuwe, in Venetië terecht bekroonde film van Alex de la Iglesia, de genremeester achter El Dia De La Bestia en The Oxford Murders. In zijn meest gelaagde en geslaagde film uit zijn beheerst surrealistische oeuvre toont de Spaanse beeldenstormer hoe een rondreizende troep circusartiesten eind jaren 30 betrokken raakt bij de Spaanse burgeroorlog en hoe dat gewelddadige verleden nazindert tot in de volgende generaties. Een visueel orgiastische, maar gitzwarte bloedballade over liefde, wraak en de kwalijke erfenis van Generaal Franco, bevolkt door intrieste clowns, sexy acrobates en sadistische fascisten.
THE WALKING DEAD (FRANK DARABONT)
Dat Frank Darabont meer kan dan superieure snotterfilms als The Shawshank Redemption en The Green Mile inblikken, dat wisten we al sinds zijn prima, ook al op Stephen King gebaseerde monsterfilm The Mist. De man kan het blijkbaar ook op het kleine scherm, getuige deze in Amerika alvast fel bejubelde pilootaflevering van de eerste serie naar de apocalyptische zombiestrips van Robert Kirkman. Nog meer bloedig en exclusief tv-vertier tijdens het BIFFF zijn trouwens de voorsmaakjes van het derde seizoen van de populaire vampierreeks True Blood. Bon appétit.
BURKE AND HARE (JOHN LANDIS)
Na jaren in de cultcoulissen van Hollywood te hebben gedoold, brengt John Landis eindelijk nog eens een nieuwe film uit. Daarin doet hij wat hij in zijn eightiesklassiekers An American Werewolf in London en de iconische Michael Jacksonclip Thriller ook al deed: grap en gruwel door elkaar mixen. Dat gebeurt deze keer met een victoriaans verhaal over het excentrieke Ierse immigrantenduo Burke en Hare – rollen voor Simon Pegg en Andy Serkis – dat in de naam van de wetenschap en vooral in die van hun portefeuille lijken verzamelt. Landis komt zijn gotische gruwelkomedie trouwens persoonlijk voorstellen én wordt door het festival geridderd in de orde van de raaf.
ESSENTIAL KILLING (JERZY SKOLIMOFSKI)
Jerzy Skolimofski mag dan altijd wat in de schaduw van zijn klas- en landgenoot Roman Polanski zijn blijven hangen, ook hij wist de voorbije decennia een intrigerend en eigenzinnig oeuvre bijeen te filmen. De Poolse veteraan verkeert opnieuw in bloedvorm met deze existentiële actiethriller waarin hij terugkeert naar zijn vaderland, dat hij dertig jaar geleden voor de VS inruilde. Zo vormen de bossen van Polen het winterse jachtterrein waarin een Talibanstrijder tracht te ontkomen aan de Amerikanen die hem in Afghanistan hebben opgepakt en vervolgens per helikopter naar Polen verscheept. Het resultaat is een symboolbeladen, volstrekt woordenloze, maar vooral razend spannende survivaltrip op leven en dood, met baardmens Vincent Gallo als opgejaagd en dierlijk driftig wild.
THE WARD(JOHN CARPENTER)
Tien jaar nadat hij zijn camera zogezegd voorgoed aan de haak hing, heeft John Carpenter toch een nieuwe film klaar. Blijkbaar heeft de legende achter Halloween en Escape from New York en The Thing nog steeds een gezonde gruwelappetijt. Zo mag sexy scream queen Amber Heard zich in Carpenters comeback als psychiatrische patiënte proberen te herinneren waarom ze een verlaten boerderij in de fik stak. Tenminste: als ze tijdens de therapie van de sinistere dokter Stringer niet spoorloos verdwijnt zoals enkelen van haar lotgenotes. Sfeervolle ouderwetse horror van ‘ the prince of darkness’.
I SAW THE DEVIL (KIM JI-WOON)
Met Memories of Murder en The Chaser leverde Korea de voorbije jaren al enkele superbe serialkillerthrillers af, en dus staat ook deze titel met stip in de agenda genoteerd. Niet alleen om het gruwelverhaal over een diabolische lustmoordenaar en een politie-inspecteur die zich op allerlei zieke manieren wil wreken voor het afslachten van zijn vrouw, ook om het feit dat Ji-woon Kim achter de camera staat, de meesterstilist achter A Tale of Two Sisters, A Bittersweet Life en andere mokerslagen.
BIFFF 2011
BRUSSELS
INTERNATIONAL
FANTASTIC
FILM
FESTIVAL
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier