Tien albums van de IJslandse die u verwarmen als een warmwaterbron, en doen rillen als een gletsjer.

Meesterwerk Homogenic (1997)

Björk, op de hoes poserend als een futuristische Japanse geishakoningin, gunt ons een kijkje in haar ziel met opvallend persoonlijke teksten, die lezen als het dagboek van een donker jaar. Ze vertelt hoe diep ze heeft gezeten en hoe ze weer naar boven is geklauterd. Het is een confronterend album dat niettemin heel ruimtelijk klinkt. De vervormde beats van danceproducer Mark Bell (LFO) zijn machtig. De knerpende en knarsende computergeluiden versmelten met de strijkers van het Icelandic String Octet tot een sfeervol coherent geheel (vandaar ook de cd-titel Homogenic), wat intens gezongen juweeltjes als Joga en Bachelorette hartverscheurend mooi maakt. Een doorwrocht en tegelijk emotioneel pièce de resistance.

Vespertine (2001)

Met de laptop op de schoot maakte Björk een plaat die een gooi doet naar de titel ‘moderne kamermuziek’. Ze sleurt hier en daar een orkest en een koor aan, maar houdt het intiem. De kalme, ruisende, stille winterplaat toont de IJslandse van haar meest kwetsbare en onbezoedelde kant. In Cocoon is het alsof ze je in het oor fluistert. Op haar 35e slaagt ze er nog in onschuldig ogende beeldspraak als ‘during the night/they do a trapeze work/until they’re in the sky/right above my bed’(uit Heirloom) uit de pen te doen vloeien. De harp van Zeena Parkins en een muziekdoos gedijen uitstekend op de subtiele, inventieve ritmes van het schitterende elektronische duo Matmos. Een sprankelende, verraderlijk lichtvoetige, magische cd.

UITSTEKEND The Sugarcubes ‘Life’s Too Good’ (1988)

Ze introduceerden een fris geluid, eind jaren tachtig. The Sugarcubes waren een merkwaardig gezelschap dat met een aanstekelijke, wat ondeugende gekte en geestige teksten avant-garde en pop dichter bij elkaar bracht. Hun hoekige funkrock kan swingen, maar dé prijsbeesten zijn popsongs à la Birthday en Deus (jaja, het was hier dat Tom Barman zijn inspiratie haalde voor de naam van de Antwerpse groep waarmee hij de wereld wilde veroveren). Het is in deze, veeleer ingetogen, nummers dat de mysterieuze, ontwapenende kracht van Björks stem zich voor het eerst aan ons openbaart. Zo sensueel heeft nooit eerder iemand geklonken. Het is een vreemde gloeiende vreugde die haar de sterren van de hemel doet zingen.

Post (1995)

Het commerciële hoogtepunt. De productie van Nellee Hooper (Soul II Soul) en de geprogrammeerde drums van Howie B tekenen voor een gelaagde, in een warme sound ondergedompelde eigen interpretatie van het triphopfenomeen. Hoewel de verkoopcijfers erop duiden dat het hier eigenlijk mainstream betreft, moet je toegeven dat het bij momenten gewaagd, melancholisch en experimenteel wordt – luister maar naar de flou artistique-collage van haar toenmalige loverboy Tricky in Headphones. Afwisselend is het album in ieder geval. De muziek springt met veel levensenergie heen en weer: van industrial ( Army Of Me) en latinhouse ( I Miss You) naar spacy ballads ( Possible Maybe, Hyper-Ballad) en ouderwetse big band ( It’s Oh So Quiet), en terug. Een duizelingwekkende achtbaan.

Family Tree (2003)

De vijfdelige cd-box Family Tree is de meest essentiële, want breed opgezette retrospectieve van haar werk. Naast de reguliere compilatie Greatest Hits (die als enkele cd ook apart verkrijgbaar is) heb je een door Björk zelf samengestelde collectie van eigen favorieten en drie thematisch opgedeelde cd’s. Roots grasduint in oud werk, waaronder songs van The Sugarcubes, en naakte uitvoeringen van bekendere nummers. Beats bevat dancetracks die ze maakte met Mark Bell (LFO) en Graham Massey (808 State). Strings documenteert haar samenwerking met Brodsky Quartet. Een interessante, verzorgde uitgave.

GOED Debut (1993)

Björk zet haar eerste solostap met een dansplaat die baadt in een wonderlijke verbeelding (ze zingt over locomotieven en vliegtuigen en neemt There’s More Than Life Than This op in het toilet van de club Milk Bar). Crying, Big Time Sensuality en Violently Happy hebben onvervalste technogrooves, al zijn er ook rustpauzes ingebouwd in de vorm van de jazzstandard Like Someone In Love, Come To Me en Venus As A Boy, waarop Talvin Singh een Indiaas orkest dirigeert. Een indrukwekkende staalkaart van haar talent, maar globaal bekeken toch wat onevenwichtig.

Selmasongs (2000)

Dankzij Dancer In The Dark kan Björk zich op het musicalpad begeven. Hoewel ze gewoonlijk een vrij minimalistische stijl aanhangt, mag ze zich op deze soundtrack veroorloven om met het nodige bombast de tedere songs te orkestreren. Ze geniet er duidelijk van. Voor het eerst in haar carrière weet de klassiek geschoolde muzikante haar academische achtergrond aan te wenden. Björk eert de Broadwaytraditie, maar weeft er op haar speelse manier fabrieksgeluiden en elektronische soundscapes door. Op I’ve Seen It All verbroedert ze – eindelijk, zou je haast zeggen – met Thom Yorke van Radiohead. Toch wel een buitenbeentje in het raam van haar oeuvre.

VOOR DE DIEHARDS The Sugarcubes: ‘Here Today, Tomorrow Next Week!’ (1989)

Het geëmmer van ‘rapper’ Einar Orn begint op de tweede plaat van The Sugarcubes de melodieën van zijn sparring partner Björk te dwarsbomen. Omdat échte songs op dit rammelende album uitblijven, durft dat wel eens op de zenuwen te werken.

The Sugarcubes: ‘Stick Around For Joy’ (1992)

De weirdness van het IJslandse antwoord op B-52’s wordt contraproductief. Dit chaotische album bewijst dat de klad in de groep zit en dat Björk, met scratches en bizar geruis, toewerkt naar de klankgoochelarij van haar onafhankelijkheidsverklaring Debut.

Telegram (1996)

Dit remixalbum engageert vooral fanatici van de zangeres, al zijn er avontuurlijke, onverwachte bewerkingen zoals het drum-‘n-bass jasje dat Cover Me van Dillinja aangepast krijgt of de rap die Rodney P (London Posse) op I Miss You kleeft.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content