Film: ** Extra’s: * (Warner Home Entertainment)
Film. Vanaf deze week zetten we geregeld films in het zonnetje die zo slecht zijn dat ze onweerstaanbaar worden (om helemaal eerlijk te zijn: we lanceerden de formule vorige week al clandestien met Pauline & Paulette). Ere wie ere toekomt: het officiële startschot van de guilty pleasure-reeks kan niet anders dan een productie zijn van koning van de rampenfilm Irwin Allen, die voor deze bijzondere gelegenheid ook in de regisseursstoel postvatte. In het meest uitzinnige exemplaar van de catastrofale cyclus waarmee hij de seventies teisterde (en met The Poseidon Adventure en The Towering Inferno als neusje van de zalm), komt de dreiging niet van vuur, vloedgolven, aardbevingen of neerstortende vliegtuigen, maar van Afrikaanse killerbijtjes die het onder meer gemunt hebben op picknickende ouders, kerncentrales, treinen, helikopters en Hollywood has beens (Olivia De Havilland, Ben Johnson, Richard Chamberlain, Lee Grant, Bradford Dillman, Fred MacMurray). De acteurs, een bonte verzameling van (ex)-beroemdheden, debiteren hun dialogen met een air van ‘Ik doe wat contractueel van mij werd gevraagd, maar ze betaalden me net niet genoeg om ook te menen wat ik zeg.’ De grote sterren moeten hoe dan ook snel het onderspit delven voor de naar schatting 22 miljoen kleine ‘bijrolspelers’ die over de hele film uitzwermen en zich van bij de aanhef van de film ook al in de zoemende score van Jerry Goldsmith nestelen.
Michael Caine speelt een gerespecteerde Engelse entomoloog die wanhopig op zoek gaat naar een manier om de bijenzwerm te neutraliseren alvorens ze Houston van de kaart vegen (helaas liet het productiejaar niet toe om de uitroep ‘Houston, you have a problem’ in het script in te lassen) en kennelijk denkt dat het afblaffen van zijn costerren hem dichter bij zijn doel zal brengen. Richard Widmark is de viersterrengeneraal die de geschiedenis niet wil ingaan als de man die Amerika uitleverde aan de bijen en staat te popelen om het ongedierte met chemische stoffen te bestrijden. Henry Fonda is de immunoloog die het tegengif moet aanmaken en zichzelf als proefkonijn gebruikt, wat fatale gevolgen heeft voor zijn hartslag en zijn rolstoel. Niet echter voordat hij heeft gewaarschuwd dat het bijengif de hoogste toxische concentratie bevat die hij ooit heeft gevonden, ‘even more virulent than the venom of the Australian brown box jellyfish’ (zo de potentiële protagonist van Allens volgende disasterflick suggererend). Maar de beste dialoog is de reactie van de weerbarstige Widmark nadat Caine hem uitlegt dat de bijen razend worden gemaakt door een sonisch alarmsysteem dat ‘een exact duplicaat is van het duet tussen de bijenkoningin en de jonge bijenkoningin die haar domein betwist’. ‘Okay, I’m convinced’, antwoordt Widmark, wat zeker niet door de meeste toeschouwers wordt beaamd.
Om toch geen massaal protest van de inheemse bijen uit te lokken, eindigt dit buitensporig lang bijenfestijn met de politiek correcte geruststelling: ‘Er is geen enkele gelijkenis tussen de Afrikaanse killerbij uit deze film en de naarstige Amerikaanse honigbij die we dankbaar zijn voor het bestuiven van de vitale gewassen die onze natie van voedsel voorzien.’
Extra’s. De korte making of is bijna zo grappig als de film zelf, die niet als sciencefiction wordt bestempeld maar als een realistische waarschuwing tegen een mysterieuze kracht die op ons (de VS dus) komt afgestormd.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier