Neil Jordan, met Nick Nolte, Tcheky Karyo, Saïd Taghmaoui, Nutsa Kukhianidze, Emir Kusturica, Gérard Darmon, Ralph Fiennes.

De protagonist van Jordans jongste film is opnieuw een creatuur van de nacht, een ex-gokker en heroïneverslaafde, verloren in de louche bars en donkere steegjes van Nice. De massieve verschijning van Nick Nolte puilt letterlijk uit het beeldkader van deze sterk gefragmenteerde film. De regisseur van Mona Lisa en Interview with the Vampire omringt zijn dolende protagonist met een onrustige en claustrofobische demi-monde van dieven, hoertjes, pooiers en junks, een marginaal gezelschap dat via het meesterlijk spel met licht, schaduw en kleur van cameraman Chris Menges zinderend tot leven komt. De sombere toon die over de film hangt, klaart echter geleidelijk op wanneer Nolte wordt meegesleept in een laatste grote kraak, hij afkickt en langzamerhand zijn zelfrespect, zelfvertrouwen en zelfs zijn geluk achter de speeltafel terugwint. Van grimmig realisme evolueert The Good Thief naar pure romantische fantasie.

Jordan ontleende de basisintrige aan Jean-Pierre Melville’s Bob le flambeur (1956) en alhoewel flarden dialoog en details in de karaktertekening letterlijk worden overgenomen is dit minder een remake dan een totaal herziene versie van deze voorloper van de Nouvelle Vague. De handeling is verplaatst van Montmartre en Pigalle naar de corrupte Franse Riviera; in plaats van het casino van Deauville, wordt nu het casino van Monte Carlo geviseerd en om de kraak te doen slagen, zijn niet langer ambachtslieden maar computerexperts vereist. De meest ingrijpende verandering is echter de scène van de misdaad: niet langer het sterk geïdealiseerde milieu uit het poëtisch fatalistische wereldbeeld van Melville, maar een veel dubbelzinniger etnische mix van marginaliteit en criminaliteit, drugs en illegalen (het jonge meisje dat haar zinnen zet op Bob is een Oost-Europese prostituee en junkie).

Jordan gebruikt de conventies van de heist movie (de vermoeide held die een laatste slag wil slaan; de kraak die niet verloopt zoals gepland) zonder dat de mechaniek hem echt interesseert – de roof zelf wordt uitermate summier afgehandeld. De meerwaarde van The Good Thief schuilt in de speelse wijze waarop Jordan het concept van de remake zelf voortdurend op de korrel neemt en van ironische kanttekeningen voorziet. De hele film door jongleert hij met motieven van ontdubbelen, kopiëren en plagiëren: één echte roof en één fake; de dubbele nationaliteit (Frans en Amerikaans) van de protagonist; de politieman die Nolte op de hielen zit is de geijkte spiegelbeeldfiguur; de identieke tweelingbroers (gespeeld door Mark en Michael Polish, het regisseursduo van Twin Falls Idaho) die zelf hun eigen kraak plannen; de Picasso waarmee Nolte zijn schulden probeert in te lossen, blijkt vals te zijn; Johnny Hallyday’s Franse versie van Black is Black op de soundtrack. Waarmee Jordan alleen maar de dubbele culturele identiteit van het origineel op de spits drijft, want ook Melville haalde zijn gangstermythologie uit Hollywoodmodellen, die hij wel serveerde in een existentialistische Franse setting.

Patrick Duynslaegher

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content