Er zijn al meer mensen De Vijfde Beatle genoemd dan er op de hoes van Sgt. Pepper’s passen. Focus Knack scheidde de goeierds van de hielenlikkers en huichelaars en hield – toeval of niet – precies vijf geloofwaardige kandidaten over.

STUART SUTCLIFFE

John Lennon heeft naar weinig mensen zo opgekeken als naar Stu Sutcliffe. Lennon beschouwde zijn erg getalenteerde klasgenoot aan het kunstcollege van Liverpool zelfs als de broer die hij nooit had gehad. Toen Lennon de charismatische dichter-schilder met de indrukwekkende vetkuif overhaalde om te leren bassen en vervolgens zijn groepje te vervoegen, bleek Sutcliffe niet de meest begenadigde muzikant. Hij drukte met zijn voorliefde voor leren jasjes, coole zonnebrillen én moptopcoupe wél een ferme stempel op het imago van de band. Tijdens een van hun trips naar Hamburg werd de kunstenaar echter verliefd op fotografe Astrid Kirchherr en bleef hij achter in Duitsland. Daar bezweek hij op 10 april 1962 aan een hersenbloeding. Bij wijze van postuum eerbetoon werd zijn portret opgenomen in de fotocollage op de hoes van Sgt. Pepper’s.

PETE BEST

Als er iemand ooit een ticket to fame aan zijn neus zag voorbijgaan, dan wel Pete Best. Luttele weken voor The Beatles hun eerste single opnamen, werd de toenmalige drummer vervangen door ene Ringo. Kwatongen beweren dat Lennon en McCartney hem buitenkeilden omdat de knapperd hun kansen bij groupies hypothekeerde, maar de waarheid is dat hij noch bij manager Brian Epstein noch bij producer George Martin op enige sympathie kon rekenen. De fans pikten de drummerswissel aanvankelijk niet: tijdens een BBC-opname riepen ze de hele set lang ‘We like Best’ en één liefhebber sloeg George Harrison zelfs een blauw oog. Best werd veroordeeld tot een anoniem bestaan in de ambtenarij. Halverwege de jaren 90 mocht hij dan toch langs de kassa passeren toen enkele vroege opnames van The Beatles met hem achter de drums op de Anthology-reeks verschenen – en dat voor acht miljoen pond, alstublieft.

George Martin

Het aandeel van George Martin in The Beatles’ muzikale revolutie valt nauwelijks te overschatten. De klassiek geschoolde pianist had het als producer van comedy albums tot A&R-manager bij Parlophone geschopt toen hij The Beatles over de vloer kreeg. Acht jaar lang was hij hun muzikale klankbord. Meer nog dan hun producer, arrangeur en occasionele toetsenist – hij tekende voor de wonderlijke pianomelodie op In My Life – was Martin een briljant geluidsarchitect. Met slechts vier opname-sporen bleek hij tot verbluffende montages in staat. Vreemde geluids-effecten, tapeloops, achterstevoren afgespeelde gitaren: telkens als The Beatles technisch onmogelijke eisen stelden, kwamen Martin en zijn technicus Geoff Emerick met een geniale oplossing. Martin is er intussen 83 en luistert nog maar zelden naar The Beatles: de man is, o ironie, potdoof.

Brian Epstein

Personal assistant Neil Aspinall, persattaché Derek Taylor en roadie Mal Evans zullen het betreuren, maar manager Brian Epstein blijft de intiemste der intimi. De innemende Epstein wist even weinig van rock-‘n-roll als van zakendoen, maar maakte dat goed met zijn tomeloze inzet en een onwankelbaar geloof in zijn jongens. Die toewijding wordt vaak toegeschreven aan Epsteins homoseksualiteit: hij zou een oogje hebben gehad op Lennon, met wie hij in ’63 zelfs een amourette zou hebben beleefd. Vast staat dat Lennon bij You’ve Got To Hide Your Love Away Brian Epstein in gedachten had – homoseksualiteit was verboden in het Engeland van de jaren 60. Zijn dood in ’67 betekende onrechtstreeks het einde van de groep. Goed, hij heeft The Beatles door grove nalatigheden en kapitale inschattingsfouten handenvol geld gekost, maar hij was een slimme marketeer en een onkreukbare gentleman die zijn broodheren nooit heeft – euhm – genaaid.

Billy Preston

Zonder Billy Preston waren The Beatles misschien al een jaar vroeger gesplit. Tijdens de opnames van Get Back – de plaat die uiteindelijk onder de titel Let It Be verscheen – waren de onderlinge relaties tussen The Beatles zodanig bekoeld dat George Harrison het aftrapte. Had hij toen tijdens een concert van Ray Charles niet toevallig toetsenist Billy Preston opgemerkt, hij had er wellicht definitief de brui aan gegeven. Maar de Stille Beatle was zo onder de indruk dat hij Preston prompt in de studio uitnodigde – hij hoopte zo de ijzige sfeer te doorbreken en de sputterende opnames weer vlot te trekken. Het lukte wonderwel: Lennon stelde zelfs voor om Preston officieel bij The Beatles in te lijven, maar Macca vond ‘dat het al erg genoeg was met vier’. Billy Preston, aka The Black Beatle, is de enige muzikant die ooit een openlijke credit kreeg van de groep – met name voor Get Back, dat werd uitgebracht als een single van ‘The Beatles with Billy Preston’.

Door Vincent Byloo

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content