The Cure MOET GAAN KIJKEN

Zaterdag staat The Cure in het Antwerpse Sportpaleis. Journaliste Sue Somers, twee dagen voordien ook al op post wanneer Robert Smith en de zijnen Keulen aandoen, gaat kijken en legt uit waarom u dat ook nog eens zou moeten doen.

‘DE RECENSIE WAS, OM HET BELEEFD UIT TE DRUKKEN, LUIE NONSENS.’ Er valt niet naast te kijken, op de Facebookpagina van The Cure. In caps lock – typisch voor ál zijn digitale correspondentie – en een betoog van meerdere alinea’s hakt Robert Smith genadeloos in op een concertverslag van The Guardian-journaliste Caroline Sullivan, die niet bepaald onder de indruk was van een optreden van The Cure dat ze in 2014 bijwoonde in de Royal Albert Hall in Londen.

De groep had daar twee avonden na elkaar een marathonconcert gespeeld ten voordele van het Britse kinderkankerfonds. Die shows van telkens 45 nummers vond Sullivan véél te lang. ‘Ze mogen dan wel drie uur aan een stuk spelen zonder hun hits uit te putten’, schreef ze. ‘Maar een concert opbouwen, dat moeten ze nog leren.’ Voorts vergeleek ze de ‘angstaanjagende’ Robert Smith met Kiss-bassist Gene Simmons. Toen de fans zich begonnen te roeren, beweerde Sullivan dat ze ‘uit goede bron’ had vernomen dat de groep de recensie had gelezen en er blij mee was.

Het was vooral dat laatste – ‘een flagrante leugen’, aldus Smith – die de doorgaans flegmatieke groep tot een reactie aanzette. ‘Nu weten we waarom we al die jaren de mist in zijn gegaan: we spelen gewoon te veel nummers. Blijkbaar is het niet duidelijk dat wij optreden voor onze fans, en niet voor recensenten. Als wij naar een optreden gaan van een band die we goed vinden, dan willen we niet dat het stopt. Daar draait het toch om, als je een fan bent?’

Concerten van The Cure zijn al sinds de eeuwwisseling een oefening in volharding, zowel voor de groep als voor het publiek. De band bouwt zijn set meestal op rond drie inhoudelijk gerelateerde albums. Ten tijde van de Trilogy-concerten waarmee dat allemaal begon, speelde de groep die zelfs integraal en in de juiste volgorde. Zo hoorde het Belgische publiek in 2002 in Vorst Nationaal achtereenvolgens de albums Pornography (1982), Disintegration (1989) en Bloodflowers (2000). De volledige drie uur en twaalf minuten van die show staan op YouTube – of is het nog meer? De tijdscode van de opname geeft 19.58 uur aan bij het begin van de video. Wanneer Smith afscheid neemt van het publiek, is het 23.46 uur.

Tegenwoordig komt The Cure na dik anderhalf uur spelen drie, vier keer terug voor een bisronde van telkens een handvol songs – veelal goed voor opnieuw anderhalf uur muziek. Vermoeiend? Jazeker, toch voor die arme fanzines die nauwgezet setlists bijeenpennen om die nadien te vergelijken met andere concerten en in schier eindeloze discussies te verzanden over waarom een bepaald nummer wel of niet werd gespeeld. Saai? Allesbehalve. The Cure maakt er een erezaak van om zowel het publiek dat komt voor de fun en de hits als de diehardfans te plezieren. Publiekslievelingen als Boys Don’t Cry, In Between Days en A Forest worden afgewisseld met one-offs, zelden gespeelde albumtracks en soms zelfs obscuur demomateriaal dat alleen terug te vinden is op deluxe-edities van oude albums. Iedereen blij.

Wereldgroep

Bij ‘The Cure’ denken de meeste mensen nog altijd aan de uitgelopen lippenstift en de aangedikte weltschmerz van Robert Smith, een imago waartegen de band zich niet langer verweert. Dat zijn repertoire behalve enkele aardedonkere platen ook regelrechte feelgoodnummers telt – The Lovecats, Why Can’t I Be You? of Doing the Unstuck bijvoorbeeld, met geflipte zinsnedes als ‘It’s a perfect day for making out / To wake up with a smile without a doubt / To burst grin giggle bliss skip jump sing and shout / Let’s get happy!’ – krijgt zelfs de gladste marketingjongen niet meer verkocht.

Niet dat de groep daarom maalt. The Cure heeft voor zichzelf een universum gecreëerd waarin het prima toeven is. Na Wish (1992) – u herinnert zich Friday I’m in Love en High vast nog – heeft de band geen album meer uitgebracht dat verder reikte dan de bijzonder trouwe fanbase – en dat vinden Robert Smith en co. prima zo.

Eind jaren tachtig was The Cure nochtans een wereldgroep aan het worden, waarvoor de poorten van de enormodomes wijd open stonden. ‘We hebben daar een jaar van geproefd’, zei Smith in 2012 in het ter ziele gegane Britse muziekblad The Word. ‘Maar dat was niet wat we wilden. We deden stadiontournees in de VS, hadden een nummer-éénalbum en overal waar ik kwam, zei iedereen hoe fantastisch ik was. Dat was het verschrikkelijkste jaar van mijn leven.’

Voor een groep die niet vies is van een glas en waarin vrijwel elk bandlid een verleden met een of andere drug heeft, wil dat wat zeggen. Anno 2016 zijn stimuli allerhande overigens nog steeds geen taboe voor de vijftigers van The Cure: Smith komt het podium niet op zónder, zo bekende hij aan The Word: ‘We zijn geen jonge band meer. Maar in ons hoofd, zeker in dat van bassist Simon Gallup, zijn we nog altijd punkers. Op het podium wil ik geen volwassene zijn, daarom drink ik. Als ik het niet meer kan doen zoals ik het deed toen ik vijftien was, dan hoeft het voor mij niet meer.’

Niet dat Smith staat te zwijmelen op het podium – hij is tenslotte Shane McGowan niet – maar in de coulissen, waar de band na elke bisronde gaat afkoelen, staat steevast de champagne koud.

Palmbomen in de sneeuw

Het optreden van deze week in het Sportpaleis is al het 42e van The Cure in België. Het eerste was op Jazz Bilzen, in augustus 1979, het jaar waarin hun debuutalbum Three Imaginary Boys verscheen. De groep had de ondankbare taak het festival te openen en deelde het podium dat weekend onder meer met The Specials, The Police, The Pretenders, AC/DC, Van Morrison en – technisch gesproken waren het nog altijd de seventies – Uriah Heep.

Sindsdien is er veel veranderd – en ook weer niet, want bovenstaande bands treden zowat allemaal nog op, óók Uriah Heep. Bands die erin slagen een significant aantal decennia te blijven bestaan beginnen vaak als bezetenen te touren. Omdat ze denken dat het zo hoort, omdat een mens moet leven, al was het maar van het immer uitdijende leger selfiejagers die alsnog een le-gen-da-risch optreden willen bijwonen. Sommige groepen verwarren daarbij verjaardagen met een excuus om nog maar eens met hetzelfde repertoire dezelfde stadions en festivalpodia af te dweilen. In het allerslechtste geval wordt in glossy artikels en nietszeggende muziekdocu’s zelfs de geschiedenis van de band herschreven – ‘Het dorp waar ik opgroeide, was een hel!’ ‘Seks met groupies!’ ‘De weg kwijtgeraakt naar het podium!’

Niets van dat bij The Cure. De veertigste verjaardag van de groep (gerekend vanaf Malice en Easy Cure, de eerste groepen die Robert Smith en Michael Dempsey vanaf 1976 samen vormden) is dit jaar geruisloos voorbijgegaan. Haar recentste tour, opgebouwd rond The Head on the Door (1985), Disintegration (1989) en Wish, werd droogjes op haar site en via haar Twitter-account aangekondigd. Ook tijdens de shows blijft het stil: we hebben het geprobeerd, maar Smith geeft gewoon geen interviews.

Precies die aanpak geeft de concerten van The Cure een zweem van geheimzinnigheid, maakt er een gathering van gelijkgestemde rusteloze zielen van die hun puberjaren somberend op hun kamer doorbrachten en die daar, gekweld door hun eerste liefdesperikelen, zachtjes meefluisterden met het dromerige Pictures of You, stemmige videoclip op MTV incluis. Palmbomen in de sneeuw: vintage The Cure.

Na veertig jaar en een bijzonder eigenzinnig parcours is dit misschien wel het bijzonderste aan The Cure: dat de groep niet noodzakelijk een nieuw album uit hoeft te brengen – het recentste, 4:13 Dream, dateert alweer van 2008 – om zonder veel shizzle het Sportpaleis uit te verkopen. Nee, ze spelen gewoon omdat ze daar zin in hebben. En wat allicht nog steeds helpt, is hun volstrekt unieke sound. Postpunk, gothic, droompop, new wave, psychedelische rock: de muziek van The Cure kreeg in veertig jaar veel etiketten opgekleefd, maar het klinkt altijd onmiskenbaar als The Cure. Of, zoals iemand het onlangs omschreef: als Wilco voor weerwolven.

Dat en de roodgestifte lippen van uncle Bob, uiteraard.

THE CURE

Zaterdag 12/11, vanaf 18 uur, in het Sportpaleis. Helemaal uitverkocht, maar u kunt nog gokken op een plekje via de wachtlijst. Alle info: sportpaleis.be

‘Als ik het niet meer kan doen zoals toen ik vijftien was, dan hoeft het voor mij niet meer. Daarom drink ik.’ Robert Smith

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content