TERENCE STAMP

PRIMEUR. In Song for Marion speelt TERENCE STAMP Arthur, een voor Stamps doen onthutsend grijze muis.

Van acterend sixtiesicoon over dwalend sektelid tot karakterkop zonder weerga: Terence Stamp is het allemaal geweest. In de muzikale tragikomedie Song for Marion speelt hij nu een doodnormale man wiens echtgenote terminaal is. Op de koffie bij een man die nog steeds danst op het slappe koord tussen lust en verlichting. ‘Ware liefde vind je in je eigen hart, niet in de buitenwereld.’

‘Zo’n knappe vent!’ De anders o zo nuchtere persverantwoordelijke van Cinéart, de verdeler van ‘dramady’ Song for Marion, is duidelijk in de ban van Terence Stamp. Ze is niet de eerste en waarschijnlijk ook niet de laatste. Toen de op 22 juli 1938 geboren zoon van een sleepbootkapitein zijn langspeelfilmdebuut maakte, in Peter Ustinovs Billy Budd (1962), naar de novelle van Herman Melville, was het meteen op alle gebieden raak. Topregisseurs als William Wyler en Joseph Losey wilden koste wat het kost met hem samenwerken. Stamps avontuurtjes met onder anderen Julie Christie, Brigitte Bardot en Jean Shrimpton, het allereerste supermodel, vormden een van de hoofdingrediënten van de Swinging Sixties. Zelfs Italiaanse cinemamaestro’s Federico Fellini en Pier Paolo Passolini lagen aan zijn voeten.

Na de vette volgden de magere jaren. Zo mager dat Stamp de lier aan de wilgen hing en de filmwereld inruilde voor een nomadisch bestaan, dat hem van collectieve boerderijen op Ibiza tot een Indiase ashram bracht. Een klein decennium later zette zijn overweldigende prestatie als slechterik Zod in de eerste Supermanfilms een comeback van jewelste in gang. Sindsdien staat Stamp te boek als een character actor wiens bijdrage het niveau van een film altijd aanzienlijk opkrikt. Dat is ook het geval voor zijn nieuwste project. Daarin speelt hij grijze muis Arthur, wiens ijzingwekkende stiltes in schril contrast staan met de onafgebroken zangoefeningen van zijn warme maar terminale wederhelft Marion (rol van die andere Britse acteerlegende, Vanessa Redgrave).’Aanvankelijk zei het personage me niets’, lacht Stamp, wiens fonkelende ogen en weelderige haardos zijn gevorderde leeftijd volledig verbergen. ‘”Gewoon? Dat ligt niet in mijn aard”, dacht ik bij mezelf. En als Arthur één ding is, is het wel gewoon. Toen scenarist-regisseur Paul Andrew Williams me uitnodigde voor een kopje thee, vreesde ik dan ook dat ik zijn hart ging moeten breken – hij had de rol immers speciaal voor mij geschreven. Tijdens het gesprek overviel hij me echter met een simpele doch rake vraag: “Zit je in over je looks?” Meteen wist ik dat dat mijn echte pijnpunt was. Ik ben en blijf een ijdel man en had inderdaad schrik dat de make-upartieste me lelijker zou moeten maken. “Maar nee!” grinnikte Paul. “Ik heb Arthur op mijn oom gebaseerd en die was nog knapper dan jij.”‘

En ik maar denken dat je vader, die je steevast als een man van bitter weinig woorden omschrijft, tot inspiratie diende.

TERENCE STAMP: Dat klopt ook. Zonder mijn herinneringen aan mijn ouders had ik deze film nooit tot een goed einde kunnen brengen. Hoewel mijn pa een ongelooflijf knappe vent was, heeft hij alleen maar mijn moeder liefgehad. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verloor hij drie schepen. Dat maakte hem tot een mentaal wrak. Hij sloot zich compleet af van de wereld. Gelukkig vormden hij en mijn moeder het perfecte stel. Niet moeilijk dat ze vlak na elkaar zijn gestorven. De een kon niet zonder de ander. Maar voordat ik me helemaal in meligheid verlies: Song for Marion is in de eerste plaats een kanjer van een allegorie. Ware liefde vind je in je eigen hart, niet in de buitenwereld.

Wijze woorden van een kerel die ooit met half Londen naar bed ging.

STAMP: Maak daar maar heel Londen van. (buldert) Ik ga er geen doekjes om winden: ik ben met mijn gat recht in de boter gevallen. Sinds mijn vierde droomde ik van een carrière als acteur. Eerst keek ik op naar Gary Cooper, nadien volgden Marlon Brando en James Dean. Ik wist dat ik als acteur een jeugdig geluk zou bewaren dat andere beroepen van me zouden afpakken. Bovendien was ik een verschrikkelijke student. Zo haalde ik voor een examen Frans 1 op 100. Vanwaar dat ene punt? Omdat ik mijn naam zo netjes onderlijnd had.

Billy Bud was dan ook een godsgeschenk. Van de ene dag op de andere veranderde ik van een middelmatige toneelacteur tot de fotogeniekste Brit van het moment. Aan bedpartners had ik inderdaad geen gebrek. Maar van gemoedsrust was geen sprake. Ik voelde me een scharrelaar die onverdiend de top had bereikt. Daar kwam pas verandering in toen ik met Fellini op de set stond. Hij stelde me voor aan Jiddu Krishnamurti, een legendarische spirituele leraar die de vleesgeworden verlichting leek. ‘Als een adelaar vliegt, laat hij geen sporen achter’, was een van de uitspraken waarmee hij me omverblies. Hij deed me op zoek gaan naar mijn innerlijke licht.

Hoe zou de jonge Terence zich voelen in de huidige, opnieuw alsmaar repressievere samenleving?

STAMP: Niet al te best, me dunkt. Mijn populariteit piekte van net na de commercialisering van de pil tot aan de ontdekking van het aidsvirus. ‘Alle remmen los!’ was mijn motto. Dat zou nu net iets anders zijn, vrees ik. Wat me echter veel meer zorgen baart, is de staat waarin mijn vak verkeert. Natuurlijk heb ik de vruchten van mijn succes geplukt – zeer gretig zelfs. Toch heb ik dat facet altijd als een leuk extraatje beschouwd. Dezer dagen lijkt het wel een doel op zich. De jonge garde geeft de indruk dat fame and fortune het hoogste goed zijn. Aandacht voor echt vakmanschap is op de achtergrond geraakt. Niet moeilijk dat het zo droevig gesteld is met de wereld van de showbizz.

Even terug naar je Italiaanse periode. Besefte je tijdens opnames van Pasolini’s Teorema (1968) dat de film zou uitgroeien tot een ontzettend invloedrijke arthouseklassieker?

STAMP: ‘Hoe krijg ik mijn tegenspeelster Silvana Mangano in bed?’ was het enige dat me op dat moment bezighield. (lacht) Nee, da’s gelogen. Ik was enorm onder de indruk van Pasolini’s motivatie om me te casten. Voor het eerst kreeg ik een rol voor wie ik was en niet voor wat ik kon. Omdat ik op geen enkel moment mijn stem moest gebruiken, verdween de grens tussen spelen en zijn volledig.

Voor alle duidelijkheid: keerde de filmwereld je destijds werkelijk de rug toe? Ging het niet net andersom?

STAMP: Tussen 1969 en 1977 kreeg ik amper rollen aangeboden. Moeilijk te geloven, I know, maar het is de harde waarheid. Blijkbaar was mijn houdbaarheidsdatum opeens overschreden. Om de pijn te verzachten, trok ik eropuit en na een tijdje belandde ik in een ashram. Later besefte ik dat dat een geluk bij een ongeluk was. Niet alleen omdat ik er dag in, dag uit aan tantrische seks mocht doen (lacht), maar ook voor de lessen in nederigheid die ik er kreeg. Daarvoor zou ik een bijrol als de slechterik in Superman hebben weggelachen, nu zag ik het als een geweldige kans.

Je verbeten vertolking van de totalitaire Zod bezorgde mij destijds verschrikkelijke nachtmerries.

STAMP: Troost je, je bent niet alleen. Er gaat geen dag voorbij of ik word aangeklampt door een kind van die tijd dat me bedankt voor het jeugdtrauma dat ik hem of haar heb bezorgd. (lacht) Ik herinner me twee zaken van mijn Superman-avontuur. Toen ik op de set arriveerde, barstte ik zo van de energie dat alle andere acteurs ingedommeld leken. En Marlon Brando (die de vader van Superman speelde, nvdr.) bleef me maar uitvragen over mijn ervaringen in India. (met een feilloze Brando-stem) ‘Neuken die chicks zo lekker als ze eruitzien?’

Zo’n twintig jaar later waagde je je met Star Wars: The Phantom Menace (1999) opnieuw aan een rasechte blockbuster. Onlangs heb je je laten ontvallen dat je allesbehalve onder de indruk was van George Lucas’ regiekwaliteiten.

STAMP: Voor alle duidelijkheid: George is een opperbeste kerel, maar dat soort films kan me simpelweg gestolen worden. Als soft- en hardware belangrijker zijn dan de menselijke factor kan dat onmogelijk een bezield eindresultaat opleveren.

Lucas stond toen toch al bekend als een zielloze techneut.

STAMP: Je hebt gelijk, maar mijn agent wist me toch te verleiden. Enerzijds omdat ik de president van het fucking universum mocht spelen, anderzijds omdat ik de kans kreeg om met de wondermooie Natalie Portman te acteren. Ironisch genoeg was zij op de dag dat ik moest draaien niet aanwezig. ‘Ze heeft een dagje vrij’, merkte Lucas droogjes op. ‘Praat maar tegen dit stukje papier.’

Wraaktragedie The Limey (1999) beschouw je als een van de beste films uit je carrière. Hoe reageerde je op het nieuws dat regisseur Steven Soderbergh de camera voor borstel en doek wil inruilen?

STAMP: Met een dubbel gevoel. Om te beginnen, geloof ik niet dat Steven cinema volledig achter zich kan laten. Laat hem maar een paar maanden voor zijn schildersezel sudderen. Wedden dat hij vliegensvlug weer op een set zal staan? Veel frustrerender is het feit dat we net bezig waren met het plannen van een sequel op The Limey toen hij over zijn pensioen begon na te denken. Na een lange zoektocht naar de juiste scenarist was ik zelf beginnen te pennen. Iedereen was verbazingwekkend tevreden over het resultaat. We wilden Julie Christie bij het project betrekken. En mijn broer Christopher, die The Who op de kaart heeft gezet en Jimi Hendrix ontdekt, ging de soundtrack samenstellen. Na een tijdje werd het echter duidelijk dat Steven er daadwerkelijk de brui aan ging geven. Eventjes speelde ik met het idee om zelf in de regisseursstoel plaats te nemen. Maar ondertussen beschouw ik het project als ‘geklasseerd’.

Tot slot: wat vond je van de uitspraak van Ken Loach, met wie je het sociaal drama Poor Cow (1967) draaide, over de dood van Margaret Thatcher?

STAMP: Wat heeft hij juist gezegd? Ik kom net terug uit Los Angeles en heb het nieuws niet aandachtig gevolgd.

‘Laten we haar begrafenis privatiseren en uitbesteden aan de laagste bieder. Zo zou ze het gewild hebben.’

STAMP:(glimlacht) Die Ken toch. Hij is nog geen haar veranderd. Misschien moet ik hem eens wat relaxatietips geven.

SONG FOR MARION

Vanaf 1/5 in de bioscoop.

DOOR STEVEN TUFFIN

Terence Stamp’AANVANKELIJK ZEI DIT PERSONAGE ME NIETS. TOT DE REGISSEUR ME VROEG: “ZIT JE IN OVER JE LOOKS?” DÁT WAS HET PIJNPUNT. IK BEN EN BLIJF EEN IJDEL MAN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content