Waar een mens zich soms het hoofd over breekt, echt de stomste dingen eerst. Neem nu de titelrol van Het leven zoals het is. Heeft iets van All the president’s men, die schrijfmachineletters die over het scherm ratelen en dan het geluid van het belletje en de wagen die weer naar rechts schuift. Maar wie gebruikt nu in hemelsnaam nog een mechanische schrijfmachine? Zelfs bij de Antwerpse politie hebben ze tegenwoordig computers. Ik kan het weten: toen vorig jaar mijn portefeuille was gepikt, heb ik de planton van dienst nog helpen dubbelklikken op ‘lederwaren’.

Maar gezelliger is het er niet op geworden, bij de Antwerpse politie. Had je in de vorige reeks over leven en werk van het korps nog wat onschadelijke zonderlingen die het ‘flikkenkot’ opzochten om een klapke te doen en thuis gas en licht te sparen, dan gaat het er nu meteen grimmiger toe. Overigens kun je de Antwerpse flikken moeilijk verwijten dat ze met deze serie een charme-offensief ontketenen. Dan hebben hun Gentse collega’s het slimmer aangepakt. Nee, in AP Blue tonen de agenten zich zoals ze zijn, warts and all, zoals Engelstaligen dat zo plastisch uitdrukken. Het korps blijkt zelfs zijn eigen Andy Sipowicz te hebben, in de figuur van hulpagent Ivo. Kijkt minstens even smerig als Dennis Franz, slingert met zichtbaar genoegen foutparkeerders en andere ‘apostels’ op de bon en spreekt alle vrouwen van een zekere leeftijd aan met ‘moeder’. Zoals in: ‘Ge sta gij daar verkeerd geparkeerd, hé moeder.’ Als het bij mij zover is, hoop ik dat ik nog de kracht heb om Andy in z’n oor te bijten.

Maar nu lijk ik Mike Tyson wel, of die taxichauffeur uit de eerste aflevering die een stilstaande auto aanreed en er toen vanonder wilde muizen. Wat niet naar de zin was van de eigenares van het voertuig die prompt haar man te hulp riep. Waarna de taxichauffeur een uitschuifbare knuppel te voorschijn haalde, maar helaas niet snel genoeg. Wat hem dan weer een lel op zijn oog opleverde. Niets ergs, maar als je het bloed niet wegveegt, staat het natuurlijk wel dramatisch, zo’n gekloven wenkbrauw. Dat hij ‘die met zijn bril’ niet eens aangeraakt had, dreinde hij in eerste instantie. Aangezien de man in kwestie een allochtoon type was, was dat naar Antwerpse normen hoffelijk uitgedrukt. Maar op het bureau kreeg taxidriver van de weeromstuit een testosteronopstoot. Als hij dóórgeslagen had, stond brillemans zijn kop nu achterstevoren. En hingen zijn ballen ter hoogte van zijn amandelen. En de beste verdediging was toch iemands oog uitsteken, zeker. Ja, wij Antwerpenaren zijn gezellige tisten , daar staan wij wijd en zijd om bekend.

‘Waarom laat zo’n kerel dat nu uitzenden?’ peinsde ik in de knusse redelijkheid van mijn huiskamer. ‘Vindt hij dat hij het toch maar mooi gezegd heeft? En rijdt hij nog steeds met een taxi? Op mijn fooi moet hij in elk geval niet rekenen.’

Burenruzies, daar zijn wij Antwerpenaren ook sterk in. Een keurige oudere dame had aarzelend klacht ingediend tegen haar onderbuur die ’s nachts ‘met geesten bezig was of zoiets’ en daarbij nogal veel lawaai maakte. ‘ Oei, nen tovenaar‘, zei inspecteur Tom laconiek, want om bij de Antwerpse politie carrière te maken, moet je gegradueerd zijn in flegma. Maar het kan een mens ook te veel worden. ‘ Verdoeme, ik word onnozel’, vloekte Gunther, een cop met gebleekt haar die de schoolbanken nauwelijks ontgroeid leek. Je zou voor minder als je voor de zoveelste keer een stammengeschil in de vierde wereld moet gaan beslechten. ‘Waarom doen die mensen dat?’, peinsde ik, toen ik vanuit mijn gediplomeerde zelfgenoegzaamheid het slagveld van stukgeslagen ruiten en vernielde motors overschouwde. Het antwoord was ontnuchterend duidelijk: ze hebben niets anders te doen. Of zoals hoofdcommissaris Serge Muyters, op weg naar een recalcitrante hoerenmadam het filosofisch uitdrukte: ‘ Zij doet haar numero en wij de onze.’ Als je ’t mij vraagt: ze zijn nog zo kwaad niet, de sorres van ’t stad.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content