Stel dat je een hele dag dooie kippen staat te fileren. Aan de lopende band, zoals die man die elke avond in het nieuws komt als er weer eens geheel per abuis PCB’s door het kippenvoer gedraaid zijn. Ik kan mij vergissen, maar ik denk dat zo’n man eigenlijk liever Bart Peeters zou zijn. Of Hugo Matthyssen. Nee, bij nader inzien toch maar liever Bart, want sinds Hugo een zeker embonpoint kweekt, begint hij er meer en meer uit te zien als iemands nonkel die op een of ander ministerie zit. Zij het vooral in de gedaante van Karel Vervoort, die met een trechter in een wei staat om de laatste adem van zijn broer Firmin op te vangen. Terwijl Firmin gewoon naar de bakker is om pistolets.

Ik bedoel maar, mocht ik een godganse dag aan een lopende band staan, dan zou ik niet weinig jaloers zijn op gasten die lang doorgeleerd hebben en dan knus aan de kost komen door het kieken uit te hangen. Vetzakken zijn het. Net zoals die would-be komieken uit mijn kennissenkring die nu nog binnenwippeuh met hamerkeus, zaagskeus en beiteltjeus. Met de klemtoon op de laatste lettergreep. Ga voor mijn part een everzwijn een bikinilijn scheren of kies een pot cornichons als ijkpunt voor jullie bestaan. Maar stop met die vetzakkerij gasten, ’t is echt niet meer grappig.

Bart Peeters, daarentegen, zal ik altijd wel een beetje grappig vinden. Een mens die als kleuter King Lear speelde en de backing vocals van nonkel Bob verzorgde en later met een ukelele op zoek ging naar het Hogere Niets, wat hem – stank voor dank – het epitheton “De sympathiekste Belg in Nederland” opleverde. Creëerde een heel eigen staccato spreekstijl die school maakte bij licht beïnvloedbare jongens met aanleg voor wetenschappen. Leurde bij de verkeerde zender met vliegende en liegende verpakking en kende alles bij elkaar meer reïncarnaties dan een aspirant dalai lama. Waarbij hij toch keibangelijk zichzelf bleef.

Waarom denkt u anders dat ik dit jaar al twee keer naar Eurosong gekeken heb? Wat geleden was van de tijd dat die veredelde crochetwedstrijd nog Canzonissima heette en Rina Pia hoge ogen gooide met het onvergetelijke ‘Er speelt een orgel in mijn straat, ons oud refrein in driekwartmaat’. Een evergreen die ik op eenvoudig verzoek en a capella op jubileums en andere hoogdagen breng, tot grote wanhoop van geheelonthouders en ander serieus volk.

En eerlijk is eerlijk: Eurosong is veel spannender. De tweede aflevering begon zelfs met een bommelding. Waarna de veiligheidsdiensten bij alle aanwezigen informeerden of er misschien iets onder hun stoel lag dat niet van hen was. Alsof zo’n zelfmoordterrorist zich met de bom van een ander zou opblazen. Zo laag lag het muzikale niveau nu ook weer niet trouwens. Al miste ik een song met de emotionele diepgang van “Als mijn gade, slechts gekleed in wat salade, in de tuin ligt te zonnebaden”.

Maar over Bart Peeters geen kwaad woord. Tot voor kort verdacht ik hem ervan dat hij eigenlijk het liefst van al eeuwig zes jaar was gebleven, kwestie van met zijn broer potten choco in hun stapelbed te kunnen smokkelen. Maar in Eurosong geeft hij blijk van een onmiskenbare maturiteit. Zoals hij het hoofd koel hield toen de brandweer het podium bestormde. Of Tanja Dexters begon te zingen. Iedereen had trouwens “heel schoon gezongen” volgens hem. En na elk jury-oordeel beweerde hij dat hij heel positieve dingen gehoord had, ook al was het maar dat de zanger in kwestie een mooie jas aanhad. En hoe hij iedereen vaderlijk in bescherming nam tegen de hooligan van dienst Marcel Vanthilt, met wie hij een soort good cop, bad cop act speelde. En geruststellend zijn arm om de schouder van Severine Doré sloeg en Rocco Granata niet op zijn kanus mepte toen die zei dat ze zich vooral niet mocht laten opereren omdat ze zulke mooie ogen heeft. Alleen toen hij ons na afloop op het hart drukte dat we vooral naar ‘Stille wafels’ moesten kijken, stond heel even de Jos Bosmans in Bart op. Maar een vetzak? Nee, volgens mij is die mens juist heel vaak naar de Efteling geweest.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content