Linda Asselbergs

The Sopranos? Bof, is dat niet wat overroepen?’ Sommige mensen zijn echt voor niets verlegen: eerst iemands koelkast plunderen, zich vervolgens met een bierblikje en een zelfgerolde sigaret in jouw favoriete kuil in de sofa nestelen en dan zo’n uitspraak doen. Nog een geluk dat ik van nature de lankmoedigheid zelve ben, anders lag de onverlaat in kwestie nu met een betonblok aan zijn grote teen in de Schelde. Sleeping with the fish, like Luca Brasi.

Want The Sopranos, daar wordt in huize Asselbergs niet smalend over gedaan. Wat nog maar eens bewijst dat een mens raar in elkaar steekt. Zeg nu zelf, als je dan toch per se een boon moet hebben voor een maffiabaas, waarom dan niet voor Michael Corleone? Rookt niet, drinkt niet, ziet zijn moeder graag, gaat niet vreemd met wulpse bimbo’s. Kortom, Michael Corleone is de Pete Sampras van de Cosa Nostra. Terwijl Tony Soprano de Onslow van de derde provinciale van de Camorra is. Zoals hij daar in New Jersey boven zijn barbecue staat te zweten. Of ’s morgens de krant van zijn gazon gaat oppikken, met die logge, wijdbeense dikkevententred van hem. In zijn onderlijfje, waar hij nadrukkelijk aan snuift voor hij het naar de wasmand verwijst. En vanzelfsprekend heeft hij een foeilelijke tattoo op zijn bovenarm en een bedenkelijke voorkeur voor blinkende gouden kettingen en vrienden die Big Pussy heten en geen nek hebben. En daar bovenop een maîtresse en een ongezonde affectie voor zijn blauwkous van een psychiater, wier carrière hij en passant ruïneert. Wat overigens in de lijn van de verwachting lag, want net zoals échte mannen geen soesjes eten, gaan respectabele maffiosi niet naar een zielenknijper.

En alsof dat allemaal nog niet erg genoeg is, smoort hij zijn bloedeigen moeder met haar hoofdkussen. Wat dan weer niet telt, omdat het een samenzweerderig kreng van een wijf is. En ook wel een beetje omdat ze het vertikt dood te gaan.

Maar dat is het nu juist wat Tony Soprano zo onweerstaanbaar maakt: hij bedoelt het allemaal goed, maar de wereld werkt tegen. Kan hij het helpen dat hij via zijn pa niet alleen in de afvalverwerking, maar ook in de georganiseerde misdaad terechtkwam? Hoewel ‘georganiseerd’ in zijn geval misschien niet het juiste woord is: met Tony als capo wordt de cosa nostra meer de cosa chaos. Maar dat is net zo goed de schuld van uncle Junior, een krasse tachtiger die nog altijd Godfather-ambities koestert. Of van Christopher, Tony’s arrogante nietsnut van een neef die aan de heroïne zit en geregeld de verkeerde neerknalt. Waarna uncle Tony de brokken mag lijmen. Wat hem meestal nog lukt ook. Want Tony mag dan al een knoeier zoals u en ik zijn, hij is een slimme knoeier.

Neem nu de eerste aflevering van de nieuwe Soprano-reeks. Dacht u echt dat Tony niet doorheeft dat Big Pussy hem een oor aannaait als hij beweert dat hij met een zere rug en een krolse acupuncturiste in een health farm in Puerto Rico ondergedoken was? Goed, hij noemt hem joviaal fat fart en beached whale, maar als hij zijn machtige berenklauwen om hem heen slaat, spreken zijn sluwe oogjes boekdelen. Let op mijn woorden: Big Pussy haalt het einde van het seizoen niet.

En aan het thuisfront zit het ook al niet snor. Zus Janice die na jaren opnieuw opduikt. Op het eerste gezicht een onschadelijk bubbelhoofd, helemaal in de ban van het hindoeïsme. Parvati wil ze voortaan genoemd worden. ‘Is ze nu een kaas?’ ‘Nee, een Indische godin.’ En als ze achteloos een vlieg doodmept: ‘Kijk maar uit, misschien was het Robert Mitchum wel.’ Want Tony Soprano mag dan al een morsig, moordzuchtig zwijn zijn, hij is ook grappig. Maar Janice is niet voor niets de dochter van haar moeder: een Lucretia Borgia in de dop dus.

Een mens zou voor minder een nieuwe shrink opzoeken. Die Tony Soprano prompt aan de deur zet: ‘Nee bedankt, ik heb Analyze this gezien.’ Waarna de capo tegen zijn gewoonte vroeg thuiskomt en er een van de mooiste scènes uit de hele serie volgt: Tony en zijn veelgeplaagde Carmela die onwennig om elkaar heen draaien in de keuken. Twee vreemden na twintig jaar huwelijk. Om de situatie te redden, zet ze hem een bord pasta voor en streelt hem aarzelend over zijn rug: ‘Gaat het een beetje?’ De blik die de bullebak van een vent haar dan toewerpt: een hartverscheurende mengeling van onmacht, weemoed en jawel, tederheid. Geen twijfel mogelijk: van alle morsige, moordzuchtige zwijnen is Tony Soprano de aandoenlijkste.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content