Toen we vijftien waren, wilden wij later Marc Didden worden. Op het college aanbaden wij namelijk een eigen heilige drievuldigheid, en met het vuur van pokdalige Amerikaanse mormonen op rondreis door Europa probeerden we er zieltjes voor te winnen: John Lennon was God, Jimi Hendrix de Here Jezus met een bad hair day, en aan de linkerhand van de Vader zat muziekrecensent-cineast Marc Didden. Week na week spelden we zijn stukken over gelooide lieden als John Hiatt, Neil Young en The Band na, maar nog het liefst die over geschonden maagden als Bonnie Raitt, Emmylou Harris en Marianne Faithfull. Vrouwen met krassen op hun stembanden die in de dikke, hese journalist een maatje herkenden en hem moederlijk tegen de borsten drukten. Wat een job. Wat een man. Jammer genoeg trok hij in 1999 het lint uit zijn typemachine, en sindsdien rest ons weinig meer dan zijn gebundelde geschriften en een videoband van Omtrent Deedee, waarin hij ingesnoerd in een lederen pilotenmuts zowat uit zijn kostuum barst. A Portrait of the Artist as a Fricandon, zoiets.

Gelukkig komt hij heel af en toe nog eens op tv, zoals laatst in De porseleinen pony, een bewerking van het keiharde Room 101 op de BBC. De nieuwe Canvasversie is een heerlijke brok ergernis en dat is precies de bedoeling. De gast van de week krijgt in een schitterend kitschdecor een half uur vrij spel om zijn walging de vrije loop te laten, en het gehate voorwerp in kwestie in de verbrandingsoven te schuiven. In het geval van Didden was die ergernis zeer herkenbaar. Over bekakte restaurants, bijvoorbeeld, met hun onverstaanbare menukaarten en hun door aambeien aangevreten personeel. Didden: ‘Wat ik verschrikkelijk vind, is al die poeha over wijn. Volgens mij kent absoluut niemand daar iets van. Met een afdronk van oude beuk? Ik wíl dat helemaal niet drinken, oude beuk!’ Dit begint lekker, dachten we, en het werd nog lekkerder. Didden over new age: ‘Ik vind het leven zoals het is eigenlijk wel oké. Er zijn natuurlijk wel een paar vervelende dingen, zoals opstaan, geboren worden, sterven. En alles wat ertussen komt.’

Tegen de tijd dat hij aan zijn slotbetoog begon, stond Didden op springen. ‘Ik heb liever dat ze gemeend onbeleefd zijn dan ongemeend beleefd’, had hij eerder over kelners gezegd, en die overtuiging trok hij consequent door over… de rustieke gemeente Boechout en haar ereburger Jan Leyers. Redenen zat om je aan die kerel te ergeren, vond Didden. ‘Het is een man die uit alle ruiven mee-eet. Met zijn slechte muziek, in Nachtwacht… Ik word daar mottig van. Ik gelóóf hem nooit.’

Terecht of niet, boertig of niet, Didden was tenminste eerlijk. Alleen hadden we van hem verwacht dat hij nog rechtlijniger zou zijn, en presentator Jo Van Damme de oven in zou duwen. Ook hij duikt overal op, van het tenenkrullende De rechtvaardige rechters via Per seconde wijzer en een wekelijkse open brief in De Standaard Magazine tot De porseleinen pony, waarbij hij telkens angstig vasthoudt aan zijn steekkaartjes uit schrik om verloren te lopen in de aanwijzingen van zijn redacteurs. Wij gelóven hem niet. Zet Jan Leyers in De porseleinen pony, en dit programma zou niet langer staan of vallen met de persoonlijkheid van de praatgast. Want welke jongen van vijftien wil er nu Jo Van Damme worden wanneer hij groot is?

Door Bart Cornand

Bart Cornand

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content