Roderik Six
Roderik Six Journalist voor Knack

GROOVY, JAZZY, FUNKY – Michael Chabon schrijft als de James Brown van de Amerikaanse literatuur, maar vergeet met Telegraph Avenue een beklijvend boek af te leveren.

Michael Chabon, Anthos, 474 blz., euro19,95

Archy Stallings’ dag is goed begonnen: lichtelijk stoned en nagenietend van een pijpbeurt van een Ethiopische deerne, staat hij achter de toonbank van zijn tweedehands-vinylparadijs Brokeland Records wat exclusieve platen te keuren. De zon schijnt, de muziek klinkt vet en het genot zindert na. Maar in de literatuur is het niet anders dan in het echte leven: mooie liedjes duren vaak schrikbarend kort. Archy’s prima humeur wordt vakkundig verpest door de aankondiging dat vlakbij een Dogpile wordt geopend, een megaketen met onklopbare prijzen én een gigantische tweedehandsafdeling. Iets later op de dag zal zijn hoogzwangere vrouw Gwen erachter komen dat niet haar lippen zijn geslacht hebben beroerd en zal hij ontdekken dat zijn eerste slippertje een staartje heeft gekregen, in de vorm van de veertienjarige zoon Titus, die nu voor zijn deur staat. Gwen, die als vroedvrouw thuisbevallingen promoot, verprutst dezelfde dag een geboorte en kijkt nu tegen een schorsing en mogelijks een rechtszaak aan. Wanneer Archy’s vader Luther opduikt, is zijn dag helemaal naar de knoppen. Luther, een uitgerangeerde kungfu-acteur en nu fulltime crackverslaafde, komt weer eens om geld bedelen om nog één ultieme comebackfilm te maken. Mocht Archy niet zo’n waardeloze slapjanus zijn, je zou bijna medelijden met hem krijgen. Want hoeveel sympathie de lamme goedzak aanvankelijk opwekt, gaandeweg begrijp je dat Archy de naam ‘man’ onwaardig is. Hij maalt meer om een oud Hammondorgel dan om zijn nakende vaderschap, toont geen berouw over zijn ontrouw en wanneer hij de kans krijgt om in de Dogpile aan de slag te gaan als manager, staat hij op het punt om zijn zakenpartner te verraden. Gelukkig is daar zijn nerdy zoon Titus, die hem op zijn plichten wijst en een vreemde alliantie aangaat met zijn pas ontdekte opa Luther.

Naast een antipathiek hoofdpersonage dat afwisselend aantrekt en afstoot, kan Michael Chabon ook leunen op zijn zwierige stijl om van Telegraph Avenue een swingend boek te maken. De Amerikaan die vaak in één adem met Safran Foer en Eggers wordt genoemd én al een Pulitzer op zijn naam heeft staan, zorgt er met elke halsbrekende zin en opmerkelijke vergelijking voor dat je nauwelijks om Archy’s verhaal maalt. De afloop is voorspelbaar en zelfs gemakzuchtig, maar dat maakt het leesplezier er niet minder om. Chabons typetjes in technicolor lijken zo weggelopen uit een brave Tarantinofilm: de ex-quarterback die in een zeppelin hof houdt, de zestigjarige Cochise in een gifgroen Adidas-pak, de verlopen kungfu-ster op een ruilbeurs… Misschien dat het juist daar schort: Chabon is stukken beleefder dan Tarantino en kleurt behaagzuchtig tussen de lijntjes. Telegraph Avenue leest zoals een versgeperste, geremasterde heruitgave klinkt: gaaf, met een prachtige volle bas en diepe tonen, maar stiekem mis je de ruis en de krasjes van een authentieke persing. Vlotjes en stilistisch indruk-wekkend, maar literatuur bestaat ook net uit de weerhaken en die heeft Chabon helaas weggevijld.

RODERIK SIX

SLEUTELZIN: ‘Goeie God, ga me alsjeblieft niet vertellen dat je naar Kánsas luistert.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content