Haar personages worden voortgestuwd door ‘de angst voor zomaar een leven’. Maar zelf ontsnapt ze daar sinds haar bestseller ‘Slaap!’ wonderwel aan. Een ontmoeting metAnnelies Verbeke, Vlaanderens jongste succesauteur.’De mensheid heeft een veel te groot gedacht van zichzelf.’
Een verontschuldigend briefje. Dat stopte ze bij het manuscript van Slaap!, dat ze zes jaar geleden naar uitgeverij De Geus stuurde. ‘Ik heb even overwogen om me in een taart uw bureau te laten binnenrijden, om er vervolgens in négligé uit te springen en u dit bundeltje hoogstpersoonlijk te overhandigen’, schreef ze. ‘Maar bij nader inzien leek me dat voor ons beiden mogelijk nogal gênant.’ Gênant, maar vooral: overbodig, want ook zonder taart werd Slaap! een van de luidst bejubelde, best verkochte en meest vertaalde Vlaamse debuutromans van de voorbije decennia.
Annelies Verbeke (32) was parttime secretaresse in een bedrijf dat waterbehandelingsinstallaties verkocht toen ze Slaap! schreef.
‘In het boek zit een passage waarin een werknemer de hysterische boekhoudster van zijn bedrijf probeert te wurgen met een printersnoer’, vertelt ze. ‘Dat was uit het leven gegrepen. Ik heb de trots van ons bedrijf een collega moedwillig tussen een deur zien verpletteren, met een bijna moorddadige blik in zijn ogen. Ik dacht: ‘Jezus, is dit het nu? De normale, volwassen wereld?’ Maar op slag voelde ik me wel wat minder misplaatst in het bedrijf. Ook al was ik met voorsprong de slechtste secretaresse aller tijden.’
‘Na mijn studies Germaanse volgde ik een jaar scenarioschrijven aan het Rits. Ik wilde heel graag een roman schrijven, maar ik durfde niet. Bang voor de mogelijke mislukking, ongetwijfeld. Pas toen ik een jaar les had proberen te geven aan klassen van meer dan 30 pubers, durfde ik er echt voor gaan. In vergelijking daarmee leek een afgewezen manuscript plots niet zo heel erg meer. Ik had intussen ook scenariotraining gedaan in Griekenland, waar ze me ontzettend aanmoedigden. Daar had ik voor het eerst het gevoel dat mensen écht in me geloofden.’
Na Slaap! (2003) volgden – alweer tot zeer grote tevredenheid van de meeste recensenten – Reus (2006) en Groener Gras (2007), een verhalenbundel. En as we speak is Annelies Verbeke volop op een derde roman aan het broeden, die in een min of meer nabije toekomst het licht zou moeten zien. ‘Het gaat niet achteruit‘, zegt ze, een tikje nerveus, als ik naar de werkzaamheden informeer. ‘Maar intussen weet ik dat dat ook een manier van vooruitgaan is. De periode tussen twee boeken is altijd een beetje flippen. Er is telkens weer die angst dat ‘het’ er niet meer is. Maar dat verlamt me gelukkig minder dan een paar jaar geleden. Alles went, zeker?’
‘Slaap!’ is alweer vijf jaar oud, maar bij veel boekhandels staat het nog altijd in het rek van de bestsellers. Zegen of vloek?
Annelies Verbeke: Zegen, absoluut. Het is geweldig om te zien hoe het blijft leven. Van al mijn boeken wordt het nog altijd het best verkocht. Ookdoor de pocketeditie, natuurlijk, en de vertalingen. Begin dit jaar zat het in een literaire reeks van een veelgelezen Roemeense krant, Cotidianul. Ik ging naar Boekarest om het te promoten, en toen zag ik er een heleboel mensen in lezen. Dat was echt … hallucinant.
Het laatste cijfer dat ik las, was 50.000 verkochte exemplaren in België en Nederland alleen.Hou jij het nog bij?
Verbeke: Ik zeg al een hele tijd dat we aan 70.000 exemplaren zitten, maar dat zou alweer achterhaald kunnen zijn. (Volgens uitgeverij De Geus zijn het er intussen 75.000, de 15 vertalingen niet meegerekend; nvdr.) Ik ben niet zo heel erg met cijfers bezig. Ik hecht veel meer aan lovende reacties en recensies.Al heb ik makkelijk praten, natuurlijk.
Er waren ook plannen voor eenverfilming. Hoe zit het daarmee?
Verbeke: Dat blijft hangende. Ik weet zelf ook niet waarom het zo lang duurt. Geldgebrek, zeker? Zoals altijd bij film?
Kennis hamsteren
Ervaringsdeskundigen omschrijven plotse bekendheid – zoals jou diete beurt viel na ‘Slaap!’ – wel eens als een spiegel. Goede vergelijking?
Verbeke: Zo voelde het wel een beetje aan, ja. Als een lachspiegel, om precies te zijn. Het vergrootte mijn slechte kanten heel erg uit. Iets wat ik bijvoorbeeld niet wist van mezelf, was dat ik absoluut – maar dan werkelijk: to-taal – niet assertief was. Ik liet mensen zo hard over me heen lopen dat ik er ziek van werd. Niet met alle geweld door iedereen aardig bevonden willen worden, ik heb dat echt heel bewust moeten leren. Als ik nog maar gewoon beleefd opkwam voor mijn eigen mening, kreeg ik al het gevoel dat ik een onuitstaanbare bitch was.
De verkoopcijfers gaven jeeigendunk geen boost?
Verbeke: Integendeel! Toen de hype losbarstte – want op een bepaald was het echt een hype – begon ik juist helemaal door te slaan. ‘Mensen kopen Slaap! niet omdat het goed is’, dacht ik. ‘Ze kopen het gewoon omdat anderen het kopen.’ (lacht) Nu kan ik er wel om lachen, maar op het moment zelf was het eigenlijk best wel tragisch. Voor Reus, bijvoorbeeld, had ik mezelf overtuigd dat ik niets te vertellen had, en dat ik mijn geest ontzettend dringend moest verrijken. Ik las geen kranten en boeken meer, ik studeerde ze. Maandenlang deed ik hele dagen niets anders dan heel fanatiek kennis hamsteren. En dan nog voelde ik me verschrikkelijk dom. De laatste tijd is dat gelukkig al wat beter.
Je was pas 27 toen ‘Slaap!’verscheen. Was het ’too muchtoo soon’?
Verbeke: Het was tegelijk fantastisch en vreselijk. Schrijfster zijn was niet iets waarin ik rustig kon groeien. Van de ene dag op de andere was ik het gewoon, en gaf ik interviews en deed ik fotosessies. Het kan raar klinken, maar ik had daar tijdens het schrijven geen moment rekening mee gehouden. Dat Slaap! ooit gedrukt zou worden en in de winkel zou liggen, kon ik me al met moeite voorstellen. Laat staan dat mensen het zouden kopen, en lezen, en recenseren en zelfs afbreken. Want ook dat moet je leren, hé. Omgaan met kritiek. Durven buitenkomen na een vernietigende recensie, en doen alsof het je van geen kanten raakt.
Kun je het al een beetje, intussen?
Verbeke: Steeds beter. Ik besef intussen dat een recensie maar een mening is, van maar een mens. Meer nog: ik weet nu dat een goeie recensie in de ene krant kan volstaan om in de andere genadeloos afgemaakt te worden. Maar helemaal koud zal het me toch nooit laten, vrees ik.
Wat is het grootste voordeel aan op je 27e met een bestseller debuteren?
Verbeke: (Denkt lang na)Het bevestigt je in de weg die je ingeslagen bent. Ik ken een paar jonge veertigers die ‘het’ nog altijd niet helemaal gevonden hebben voor zichzelf. Een paar hebben hun jobs zelfs al laten staan, en zijn nu op zoek naar iets anders, zonder goed te weten wat precies. Als ik hen bezig hoor, denk ik: ‘Ik heb ontzettend veel geluk gehad.’ Stel dat het niets was geworden met Slaap!, en dat ik een job had gezocht waarmee ik nooit volledig tevreden was geweest … Ik weet niet of ik dan op mijn 42e van voren af aan had durven te herbeginnen. Daar is heel veel moed voor nodig, denk ik.
Gebroken modelgezin
’30 is een totaal ander getal dan 29′ zei je een maand voor je 30e verjaardag in ‘Humo’. Hoe hard heb je eraan moeten wennen?
Verbeke: Minder dan ik gevreesd had, gelukkig. De eerste keer ‘mevrouw’, daar had ik het veel moeilijker mee. (Mompelt) Nu zou ik het al geweldig vinden mocht iemand me nog een keer ‘juffrouw’ noemen. Het gevoel van ‘eeuwig jong’, dat komt nooit meer terug. Ik merk dat veel dertigers zelf feestjes beginnen te organiseren, omdat ze zich bij het uitgaan altijd zo oud voelden. Zielig, hé. (lacht)
Ik merk wel dat ik er sinds mijn 30e niet bepaald vrolijker op geworden ben. Een naïeve optimist ben ik nooit geweest, maar de laatste tijd ben ik me toch meer dan ooit bewust van de vergankelijkheid van alles. Het idee dat er constant krachten aan het werk zijn waar we niet de minste vat op hebben, dat vind ik soms … ondraaglijk deprimerend. Maar dat kunnen we alleen maar proberen te aanvaarden, zeker?
Wat heeft je daar zo gevoelig voor gemaakt?
Verbeke: Gewoon, gebeurtenissen. Een paar jaar geleden vonden ze een tumor op m’n lever. Goedaardig, gelukkig. Maar dat deed me toch beseffen dat het noodlot elk moment kan toeslaan. Sindsdien is het ook zo’n beetje het een na het ander geweest. Zwaar verkeersongeval. Dierbaren die ziek werden. Relaties die stukliepen. Het leven zoals het is, zeg maar. Hoe ouder je wordt, hoe groter de kans dat er allerlei onprettige dingen op je weg komen. Dat is ook de reden waarom er zoveel dertigers stoppen met roken, denk ik. Plots worden ze in hun omgeving met kanker geconfronteerd. En dan beseffen ze: het zijn niet alleen anderen die in de statistieken terechtkomen.
Veel dertigers zeggen dat ze de klok steeds luider horen tikken: existentieel, professioneel én biologisch.
Verbeke: Dat ook, ja. Dat heel fanatiek kennis hamsteren waar ik daarnet over sprak, had daar veel mee te maken, denk ik. Rond mijn 30e kreeg ik ineens het gevoel dat ik al te veel tijd verkwanseld had. Al viel dat in vergelijking met veel kennissen best wel mee. Ik had plots het idee dat ik elk moment zo nuttig mogelijk moest besteden. Al is dat weer wat over nu. Ik besef nu dat ik niet mag vergeten me te amuseren, en dat ik niet constant van alles moet najagen. Méér fun, minder sérieux, dat is de betrachting. Hoewel. Als ik niet één boek per week lees, voel ik me nog altijd schuldig.
En de biologische klok?
Verbeke: Daar word ik tot mijn grote verbazing ook steeds vaker mee geconfronteerd. Vroeger vond ik dat allemaal belachelijk. Ik dacht dat het een verzinsel was van hysterische vrouwen. Niet, dus. Blijkbaar valt er écht niet aan te ontsnappen.
Of ik kinderen wil, daar ben ik nog altijd niet helemaal uit. Het lijkt me zeker niet onmogelijk om mijn leven zinvol in te vullen zonder. Maar ik besef wél dat ik geen massa’s tijd meer heb om die keuze te maken. En dat besef is bij momenten toch wel redelijk … hevig. Ik krijg ook veel meer een beeld van het grotere plan, sinds ik daarbij stilsta. De existentiële en filosofische implicaties ervan. Kinderen krijgen, dat verbindt je met mensen van alle tijden en alle continenten. Je bent niet langer je eigen eindpunt, je wordt een doorgeefluik. Het geeft je wortels. Da’s iets waarvan ik altijd begin te duizelen, als ik daarover nadenk. Ik heb momenteel weinig wortels – vandaar ook, wellicht.
Je eigen kindertijd is een blinde vlek in interviews. Hoe was die?
Verbeke: Heel idyllisch. Eindeloos spelen en eten in de tuin, vriendjes op bezoek, liefhebbende ouders die ons aan het lachen maakten. Ik groeide op in een modelgezin. Als ik foto’s toon aan vrienden, verzuchten ze vaak dat ze niet eens wisten dat zo’n kindertijd écht bestond. Ook al werd ik een tijdje gepest, en leerde ik de mens veel te jong van zijn lelijkste kant kennen.
Anyway. Op mijn 16e ging het hoe dan ook onherroepelijk mis. Toen ging het van sprookjesachtig in geen tijdnaar … compleet het omgekeerde.
Pubercrisis?
Verbeke: Echtscheiding. Vader zware midlife. Moeder diepe depressie. En ik tussen hen beiden in, als go-between. Op het hoogtepunt van de crisis, toen ik 16 was, bleef ik heel vaak bij mijn toenmalige vriendje slapen. Een nieuw samengesteld gezin met vijf zware pubers en ik: je reinste waanzin. (lachje) Een jaar later scheidden mijn ouders en ging ik in Gent wonen. Ik nam mijn ouders niets kwalijk – nog altijd niet – maar ik had die afstand toen echt nodig.
Zestien is jong om je eigen weg te gaan. Had het fout kunnen lopen?
Verbeke: Als ik daar nu zo op terugkijk wel, ja. In de omgeving waar ik terecht- kwam hing er op zijn zachtst gezegd niet bepaald … eenstudeersfeer. Er werd heelder dagen en nachten geblowd, gedronken en gefeest. Er komen me nu spontaan een paar incidenten voor de geest … Zeer verantwoord was dat toch allemaal niet.
Pas na mijn eerste jaar Germaanse, toen ik over de hele lijn gebuisd was, begon mijn goede opvoeding me parten te spelen. ‘Als ik iets van mijn leven wil maken, ga ik het toch anders moeten aanpakken, dacht ik.’ Ik ging weg bij mijn lief, ik ging op kamer bij een vriend … En plots zag de wereld erhelemaal anders uit.
Je hebt bij mijn weten nooit overdie periode geschreven.
Verbeke: Een keer. Zijdelings. In een essay. Iets over een vriend ‘met losse handjes’. Maar daar heb ik nog altijd spijt van. Een journalist vroeg me of dat autobiografisch was. ‘Ja’, antwoordde ik, naar waarheid. Met als gevolg dat de verkeerde ex – een heel lieve gast – daarop nagekeken werd. (Droog) Ik dacht toen nog dat je altijd de waarheid moest vertellen in interviews. (lacht)
Niet genoeg gezweet
Volgens een volkswijsheid bestaat succes uit 80 procent hard werken, en 20 procent geluk. Akkoord?
Verbeke: Dat lijkt me redelijk, ja. Al zal de verhouding in sommige gevallen wellicht 65/35 zijn, of 90/10. Ik geloof hoe langer hoe minder in tragische talenten. Elke generatie zal wel zijn Van Gogh hebben, zijn miskend genie. Maar dat zijn toch de uitzonderingen, denk ik. Echt talent komt meestal wel bovendrijven. Zeker als het hard wil werken. Want dat is vaak het probleem. Ik zie wel eens manuscripten die niet gepubliceerd geraken. En meestal voel ik al na twee zinnen: ‘Niet genoeg gezweet.’ Dingen als stijl en ritme: da’s vooral een kwestie van zwoegen. Of misschien beter: het talent om te zwoegen.
Aan de andere kant heb ik zeker collega’s die gezien hun talent een pak meer zouden mogen verkopen. Talent valt niet af te lezen van verkoopcijfers – zeker niet.
In ‘Reus’ voer je twee personages op die hun gebrek aan talent compenseren met totale gewetensloosheid. Elke gelijkenis met bestaande personen berust op puur toeval?
Verbeke: Vanzelfsprekend. (glimlacht)
Je bent als jonge succesauteur geen louche figuren tegengekomen die misbruik van je probeerden te maken?
Verbeke: Natuurlijk wel. Maar zo komt iedereen er vroeg of laat tegen, toch? De wereld loopt er vol van. Al moetik zeggen dat ik na Slaap! vooral met arrogantie geconfronteerd werd.Grote oneerlijkheid is me tot nog toe bespaard gebleven. Enfin, dat denk ik toch, want ik heb geen greintje zakelijk inzicht.
Nee. Het thema van Reus kwam er niet door een concrete situatie, maar door een meer algemene overpeinzing. ‘Waarom wil iedereen – ik incluis – altijd maar méér bereiken en verder geraken?’, vroeg ik me af. ‘En wat is de rol van de moraal dan nog? Als bigger, better, faster, more het ultieme doel is, dan zit ons geweten af en toe lelijk in de weg, hé. Mijn verhalenbundel Groener gras gaat daar ook over. Hoe de mens altijd gedreven wordt door het verlangen naar iets anders en iets beters – het gras dat altijd groener is aan de andere kant. En hoe je voortdurend gedwongen wordt om je als winnaar of verliezer te positioneren.
Je hoort vaak dat ‘de interesse voor nu’ de zogenaamde ‘dertigers’ bindt – de schrijvers van jouw generatie.
Verbeke: Tot nog toe is er inderdaad niemand van ons die historische romans schrijft, dat klopt. Maar vraag me niet waarom. Ik weet trouwens ook helemaal niet of het ons zo uniek maakt. Louis-Paul Boon schreef ook vaak over zijn hier en nu, toch? Ik heb onlangs Het nieuwe onkruid gelezen. Dat ging – toen al, tijdens de jaren ’60 – over het failliet van de hippie-idealen. Michel Houellebecq heeft niets uitgevonden, echt niet. Hij is hooguit wat vernietigender. En steengoed, overigens.
Daar wou ik naartoe. Delen jullie ‘dertigers’ niet vooral een redelijk ontluisterend mensbeeld, eerder dan een interesse voor jullie eigen tijd?
Verbeke: Mja, dat zou kunnen. Van mij zeggen ze in elk geval dat ik grimmige verhalen schrijf. En voor Saskia (De Coster), Yves (Petry), Peter ( Terrin) en nog een hele resem andere jonge schrijvers zou dat ook kunnen opgaan. Ik wil de mens nochtans niet neerhalen, hoor. Echt niet. Maar ik vind wél dat de mensheid een veel te groot gedacht heeft van zichzelf.
(De Britse filosoof) John Gray heeft daar een heel interessante theorie over, vind ik. In zijn ogen zijn we in het Westen collectief de dupe van het verlichtingsdenken. Het idee dat we de wereld konden verbeteren, werd na 1750 de nieuwe religie, zegt hij. Er ontstond een soort naïeve vooruitgangsutopie, met de mensheid zelf als god. En intussen zijn we daar zodanig van doordrongen, dat we geloven dat we blijven vooruitgaan. Materieel en moreel. Terwijl dat helemaal niet zo is, natuurlijk. De wereld is er zeker niet beschaafder op geworden de voorbije 250 jaar. Integendeel. De Holocaust is met moeite vijftig jaar geleden. En nu nog worden op grote schaal mensen opgejaagd, gemarteld en verkracht. En het hoeft niet eens zo extreem. Zelfs in het Westen, waar er geen oorlog is, blijft het leven bij momenten best wel rauw. De meeste mensenlevens zijn geen mooi afgeronde verhaaltjes met een magistraal orgelpunt, hé. Geen enkel leven heeft een happy end. Alleen: niemand aanvaardt nog dat hij doodgaat.
Jij wel?
Verbeke: Euh … Betrapt! (lacht) Zelf ben ik ook liever tevreden dan ongelukkig, natuurlijk. Wie niet? En tussen vooruitgang, stilstand, lethargie en achteruitgang, is mijn keuze ook snel gemaakt. Alleen vraag ik me af of dat constante streven naar vooruitgang onze algehele tevredenheid niet vaak in de weg staat. Soms zou het goed zijn mochten we de dingen wat meer kunnen aanvaarden, denk ik. Ook dingen als ziekte, en aftakeling en dood.
Volgens Gray zijn de traditionele godsdiensten daar veel realistischer in. Ze beloven wel een beter leven in het hiernamaals, wat natuurlijk onzin is, maar ze gaan er tenminste niet van uit dat het leven één groot feest is. Integendeel. Het hiernamaals is voor hen een compensatie voor alle kommer, kwel en tegenslagen die ze tijdens hun leven op hun weg vinden. Want die horen er nu eenmaal bij, natuurlijk. Onvermijdelijk.
Ben jij zelf gelovig?
Verbeke: Pfff. Ik heb zo van die momenten dat ik een grote verbondenheid voel met ‘het al’, of hoe je het ook wil noemen. Maar vaak ben ik daar nog te rebels voor, merk ik. Of te chagrijnig.
Onder de barricaden
De vorige generatie auteurs verwijt ‘de dertigers’ wel eens dat ze vooral met zichzelf bezig zijn. Het zou jullie aan betrokkenheid ontbreken -engagement.
Verbeke: Ik ken dat verwijt, maar ik ben het er niet mee eens. Behalve Tom (Naegels) en David (Van Reybrouck) schrijven we niet over nationale of internationale politiek, dat klopt. Maar dat is toch niet de enige manier om geëngageerd te zijn? Als ik in een boek nadenk over integriteit en geweten, dan ben ik toch ook maatschappijkritisch bezig? En als ik een verhaal schrijf over een vluchteling, zoals in Groener Gras, dan heb ik het toch ook over een actueel probleem? Engagement hoeft zelfs niet eens zo expliciet sociaal te zijn, vind ik. De menselijke geest proberen te doorgronden, in al zijn verwerpelijke impulsen en tegenstrijdigheden, dat is voor mij ook al een vorm van engagement.
Met permissie, maar komt datniet neer op onder de barricaden kruipen in deze woelige tijden?
Verbeke: Alweer: niet akkoord. Waar beginnen nationalisme en fundamentalisme? In de menselijke geest, toch? Nee. Ik vind mezelf écht niet ongeëngageerd of asociaal. Ik heb hooguit een zekere huiver om mijn pen aan een politieke overtuiging te koppelen. Het zal je maar gebeuren dat je gaandeweg van overtuiging verandert, hé. Of erger: dat je plots inziet dat je jarenlang iets ontzettend fouts hebt gesteund. Dat moet verschrikkelijk zijn. En dat lijkt me niet eens zo ondenkbeeldig, als je bedenkt hoe complex alles is.
Bij mijn uitgeverij (De Geus; nvdr.) hebben ze daar een heel groot trauma over. In hun beginjaren werkten ze – als linkse idealisten – heel vaak vanuit een maoïstische overtuiging. Ze deden dat vanuit de nobelste overwegingen die je je kunt inbeelden. Maar zo gaven ze wel hun steun aan regimes die miljoenen mensen vermoordden. ‘Ik heb mijn hele verdere carrière geprobeerd om dat weer goed te maken’, heeft mijn uitgever, Eric Visser, me een keer verteld. Hij voert neutraliteit héél hoog in het vaandel nu. Voor ieder kritisch boek over de Joden, geeft hij er ook één over de Palestijnen uit, bijvoorbeeld.
Je hebt je wel eens laten ontvallen dat je je lezers minder eenzaam wil maken met je boeken. Hoe zie je dat concreet?
Verbeke: Gewoon. Door ze het gevoel te geven dat ze niet alleen zijn met hun onzekerheden, hun angsten en hun gekke kanten. In Slaap! ziet Maya plots in dat iedereen gek is, en op de één of andere manier vindt ze dat een geruststellende gedachte. En zo is het ook met eenzaamheid. Iedereen zit opgesloten in zichzelf, onze eenzaamheid verbindt ons – paradoxaal genoeg – meer dan wat dan ook. Als ik met die gedachte één lezer van één van mijn boeken gedurende ook maar éénseconde troost kan brengen,is het voor mij allang goed.
Door Wouter Van Driessche Foto’s Jurgen Rogiers
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier