Voor het gemak heb ik het even opgezocht. In wetenschappelijke kringen is men het er al minstens honderd jaar over eens, en sinds de Tweede Wereldoorlog is de rest van de wereld met een schok gevolgd: er is maar één mensenras. Ooit dacht men dat men criminelen op basis van uiterlijke kenmerken kon identificeren, maar nee, platte schedels, lange voeten, te veel begroeiing op de bovenlip duiden niet op een ander ras, wel op een verschillende etnische afkomst. Groot was dan ook mijn verbazing toen ik de nerdy professor Jasper Teerlinck (Koen De Bouw), T. voor niemand in het bijzonder, in een verder spectaculair openingscollege hoorde verklaren dat we de specifieke gelaatstrekken van ‘een ander ras’ moeilijk konden onderscheiden en dat ons dat bemoeilijkte bij het identificeren van daders.

Beste makers van T., daar haak ik af. Niet omdat ik prompt het minderhedenforum mobiliseer als iemand ras met etnische afkomst verwart, maar omdat die ene uitspraak de verder tot in de puntjes uitgewerkte opbouw van dat personage onderuithaalt. Een man als T. duldt geen onnauwkeurigheden, laat staan wetenschappelijke blunders. Ik zeg dat niet, maar de makers doen er net alles aan om T. neer te zetten als een neurotische maniak die geen genoegen neemt met getallen die niet correct zijn tot op drie cijfers na de komma. Hij leeft met een liniaal in zijn achterwerk, heeft smetvrees, haat emoties en huivert bij iedere vorm van slordigheid. T. zou het nooit over ras hebben. Omdat hij wetenschappelijke prietpraat haat. Omdat exactheid zijn fundament is.

Kijk, als je een personage als T. assembleert en als je wilt dat zo’n professor – die boven op het dak van het universiteitsgebouw op een imaginaire piano speelt – enigszins geloofwaardig overkomt, dan kun je je geen enkele haak of oog veroorloven. Het plaatje moet kloppen. De kijker moet willen weten waarom deze sociaal onaangepaste zonderling met een hoog IQ aanrakingen vermijdt, deurklinken met zakdoeken omzwachtelt en dingen ziet die er niet zijn. Hetzelfde geldt voor het andere deel van dit onwaarschijnlijke duo. Inspecteur Donckers (Ella Leyers) is een jonge, ambitieuze medewerker van de gerechtelijke politie die niet van plan is om zomaar binnen de lijntjes te kleuren. Hoe ik dat allemaal weet? Opnieuw, omdat men me dat in T. ten overvloede duidelijk maakt met overdreven geacteerde details. Ze loopt met grote passen door de gangen, ze herinnert zich de onenightstand niet meer die ze met haar collega had met wie ze – o spanningsboog! – een bureau deelt, ze vergeet haar vuile koffietassen terug naar de keuken te brengen, ze weigert haar Antwerpse accent af te stoffen en op haar bureau balanceren zeer veel mapjes in allerlei kleuren. Waarschijnlijk zullen er nog wel een paar draden in het brein of het verleden van deze Donckers loszitten, maar welke die zijn, laat me totaal koud.

Oh ja, de ploeg achter T. heeft absoluut zijn best gedaan om het geheel een wat mysterieus sfeertje te geven. De muziekkeuze is onverwacht, de montage schakelt even gezwind als een bolide, maar een close-up van een lekkende kraan kan niet verhullen dat een opsomming van criminologische meesterwerken nog geen scenario is, dat de personages eerder irriteren dan intrigeren en dat alle lijnen die in de volgende afleveringen verder worden uitgezet nu al met dikke fluostift zijn onderlijnd. Zozo, er hangt spanning in de lucht tussen de baas van Donckers en T.! Het zal me eerlijk gezegd worst wezen.

**, elke zondag, 21.20, één

DOOR TINE HENS

IN T. HAALT DE NERDY PROF ZICHZELF MET ÉÉN UITSPRAAK ONDERUIT.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content