‘Van wat mij nu is overkomen, zal ik nooit kunnen zeggen dat het zijn positieve kanten heeft gehad’, vertelde Stijn Meuris ons een jaar geleden nog over de zelfmoord van zijn vriendin Lidia. Intussen ziet hij toch alweer wat licht: ‘Ik kan tegenwoordig gelukkig zijn als ik een staalblauwe hemel zie.’ De zanger van Monza over de tragedies én de heuglijke momenten die een stempel op zijn leven hebben gedrukt.
EXTRA OP WWW.FOCUSKNACK.BE: STIJN MEURIS OVER ZIJN FAVORIETE SONGTEKSTEN
‘GRAND’: UIT OP 28/1 (PEAT/EMI) ZIE BESPREKING IN POPRUBRIEK
1976 De nerd van Overpelt
Op mijn twaalfde stond popmuziek nog ver van me af. Ik vond al die groepen er raar uitzien. In Limburg wemelde het van de hardrockers, maar daar hoorde ik duidelijk niét bij. Ik had niet eens een jeansvestje. Bovendien ging ik ervan uit dat je eerst aan het conservatorium moest studeren voor je de muziek in ging. Een muzikantenbestaan was dus geen optie. De enige optie die ik had, was mijn twaalfde levensjaar doorkomen, en dat vond ik al erg genoeg. Enkel van sterrenkunde was ik bezeten. De tijdschriften The Astronomy en Sky & Telescope belandden maandelijks vanuit Amerika in een harde kartonnen kaft in de bus. Ik was een nerd. Een nerveuze, bij momenten onprettige tiener. Als ik naar het atheneum in Overpelt fietste, stelde ik me vragen. Ik zag het leven als een onoverkomelijk probleem. De gedachte dat ik binnen de tien jaar een bestaan uit de grond moest zien te stampen, was heel beklemmend. Dat leek me een onmogelijke opgave. Ik had als scholier veel lol, hoor, maar er hing toch een donkere Britse humor onder. Waiting for the bomb: dát gevoel. Intussen barstte over het Kanaal de punk los, maar daar was ik me nog niet van bewust.
1980 De meester is een punker
Onze toenmalige leraar geschiedenis werd ziek en we kregen voor een drietal maanden een interim. Dat bleek Marc Haesendonckx, een punker, de eerste die ik in levenden lijve zag. Hij gaf boeiend les en bevruchtte op een eigenaardige manier onze klas. Hij had ook een groep, zo bleek: De Brassers. Daarmee haalde hij in 1980 de finale van de Rock Rally, een wedstrijd waar ik nog nooit van gehoord had, en ik ging met bijna de hele klas naar de finale kijken in de Ancienne Belgique in Brussel. Het was het eerste liveoptreden dat ik bijwoonde en De Brassers sloegen echt een natte dweil in mijn nek, ik was zwáár onder de indruk. In al hun onvolkomenheden waren zij heel aangrijpend en écht. Vanuit mijn kinderlijke naïviteit was ik ervan overtuigd: die gasten gaan niet lang leven. Ik kreeg schrik van hun destructieve kracht. Samen met enkele klasgenoten heb ik daar ‘het vuur’ ontdekt. Enkele dagen later zeiden we letterlijk tegen Marc: ‘Och, Haesendonckx. Wat gij kunt, kunnen wij ook.’ Diezelfde week nog zijn we instrumenten gaan kopen en hebben we Gruppenbild opgericht.
1981 De vrijheid lonkt
De exacte datum staat in mijn geheugen gebrand: op 21 juli 1981 maakte ik in Gotterdammerung 2000, een alternatief muziekprogramma van Bram Van Splunteren op VPRO, kennis met Joy Division. Die band speelde twee nummers in de studio en dat was weer zo’n smack in the face. In diezelfde uitzending zat ook The Birthday Party, met Nick Cave en de inmiddels overleden bassist Tracy Pew, een figuur met een cowboyhoed waar ik fysiek onpasselijk van werd. Die mannen kwamen zo vrij over bij mij, al maakten ze me ook een beetje bang: geen haar op mijn hoofd dacht er immers aan om, zoals The Birthday Party, in Berlijn in een kraakpand te gaan hokken. Ik wou helemaal geen rebel met piekhaar worden. Ik was een parvenu-punker en de vestimentaire code van de punkperiode zei me absoluut niets. Wat ons trouwens kwalijk werd genomen als we met Gruppenbild ergens optraden. ‘Waar is jullie podiumoutfit?’, kregen we keer op keer te horen. ‘Wat komen die burgerzoontjes hier doen?’ We werden scheef bekeken omdat we geen eyeliner gebruikten. Pas toen ze vaststelden dat dat ons er niet van weerhield om er een ferme lap op te geven, waren de mensen gerustgesteld (lacht).
1990 Triomf op de Rock Rally
Ik ben een slechte strateeg. Als een soort Zelig beland ik in situaties waarvan ik denk: wat doe ik hier? In de jaren 1989-1990 kwamen allerlei toevalligheden samen. Ik stapte de journalistiek in, proefde met mijn rolletje in Blueberry Hill van Robbe De Hert voor het eerst van de sfeer op een filmset en last but not least: op 1 april 1990 wonnen we met Noordkaap de Rock Rally. Nota bene in een totaal nieuwe bezetting, zes weken op voorhand bij elkaar geharkt. Zo was Lars Van Bambost er nog maar pas bij. Hij had in een gitaarwinkel een briefje opgehangen: ‘Jonge gitarist zoekt groep. Alles tussen AC/DC en The Beatles’. Een vreemde, verrassende combinatie. Op de andere zoekertjes stonden enkel hippe groepsnamen ingevuld – dan sprak dat van Lars me méér aan. Toen ik hem geweldig gitaar hoorde spelen in zijn kelder wist ik zeker: dit is hem. Al moet ik eerlijk toegeven dat Lars niet meteen enthousiast op mijn uitnodiging inging. De groep van een nerd met de haardracht van een Duitse voetballer en een brilletje: was het dat waar hij van droomde?
Ondanks alles haalden we toch maar mooi de eerste plaats op de Rock Rally. Met een niet voor de hand liggende songkeuze, want we coverden Arme Joe van Will Tura. We deden het dan wel in het Nederlands, met een atypische frontman, maar we sméten ons. Met niets in de mouwen. Ik had voordien al met demo’s geleurd, zonder succes. De muziekindustrie leek mij ondoordringbaar. Na de Rock Rally konden de platenbonzen er ineens niet snel genoeg bij zijn. Ik heb nog nooit zo goed en zo goedkoop gegeten als die week na de finale. Elke avond een ander zakendiner. Plots stond onze agenda vol – misschien hebben we toen wel té veel gespeeld. Van doseren hadden we weinig kaas gegeten. We waren voetballers die gretig het veld oprenden, terwijl we wellicht beter eerst nog wat hadden getraind.
1992 Het daagt in het oosten
Ik ging naar Polen voor Daens, omdat regisseur Stijn Coninx me gevraagd had voor een kleine rol. Het was november en grijs weer. We draaiden in een tragische omgeving, in de stad Lotz. Dat was écht het Aalst van 100 jaar eerder waar Stijn naar op zoek was. Ik herinner me nog goed de vreselijk lange taxirit door berkenbossen van Warschau naar Lotz. ‘ You wanna see television?’, vroeg de chauffeur plots aan Michael Pas en mij. Hij deed het handschoenenkastje van zijn oude Mercedes open. Stond daar een klein, lelijk plastic zwartwit tv-toestel in. Op een van de twee zenders die hij kon ontvangen, zagen we The A-Team, gedubd in het Pools, met veel ruis. Michael en ik keken elkaar aan, met een blik van: wat is hier aan de hand? De Berlijnse Muur was nog maar net gevallen en ze konden niet snel genoeg de Amerikanen achterna.
’s Avonds op de hotelkamer keek ik naar MTV. The Fly, de nieuwe single van U2, ging in première. Ik zag de clip en dacht: het is voorbij met U2. Dat begin met die drums die niet goed weten of ze al dan niet willen inzetten, die kapotte gitaar… ik was helemaal van slag. Ik zag U2 als een hitgroep die alles tot in de puntjes verzorgde. Echt, ik dacht dat ze een grove vergissing maakten. Tot ik thuis Achtung Baby in z’n geheel beluisterde en inzag dat die cd een meesterwerk was. Prachtig hoe ze de tijdsgeest konden vatten. De sfeer van Berlijn, die Trabantjes, dat kwam helemaal overeen met mijn ervaringen in die Poolse taxi. In plaats van een stap achteruit, zoals ik eerst meende, was die plaat tien sprongen vooruit. U2 zei: we zijn geen popgroepje, wij zijn kunst voor het volk. Van het ene moment op het andere werd die grote groep een wereldwonder. Ik ben door Achtung Baby veel ruimer gaan denken over muziek en hoe je je visueel kunt presenteren.
1994-1995 De tol van de onrust
Noordkaap viel in de juiste plooi. Vanaf het album Gigant verplichtte producer Wouter Van Belle de onbeholpen groep die we tot dan toe waren om anders te gaan werken. ‘Gedaan met dat rockgedoe van jullie’, zei hij. Hij kon daar heel hard in zijn. Hij deed ons dieper gaan. Ik sleutelde harder aan de teksten. Geen gezever. To the bone. Meteen daarop volgde de soundtrack van Manneken Pis. Eindelijk besloten we om serieus en professioneel te worden. Voordien had ik altijd geroepen dat ik voorstander was van amateurisme met een grote A. Daar heb ik nu spijt van, en mijn boekhouder ook (lacht). We waren lang als priester-arbeiders: vermaak na inspanning! Onze dadendrang was op het hyperkinetische af en de onrust zat het genieten in de weg. Ik kreeg toen enkele waarschuwingen, in de vorm van hartkloppingen. Hyperventilatie, zo luidde de diagnose. Ik was de uitputting nabij. Ik werkte té hard en was niet 100 procent gelukkig met mijn toenmalige relatie – ik zat, kortom, niet goed in mijn vel. Innerlijk voelde ik me vergiftigd: alsof er mayonaise door mijn aderen vloeide in plaats van bloed. Ik werd zwaar op de hand. Door enkele ziekenhuisopnames kwam ik tot het besef dat ik moest opletten. Ik raakte in paniek, hoor. Een depressie was het niet, eerder een geestelijke vermoeidheid die gepaard ging met een hoop fysieke ongemakken. Er zit een bizarre, gevaarlijke cocktail van energie en onrust in mijn lijf en hoofd. Ik heb gráág energie, maar onrust is dodelijk. De clip van Dood Aan Alle Meisjes is de eerste die ik niet zelf geregisseerd heb – ik kan tegenwoordig toch ietsje beter de dingen loslaten. Gigant was dus óók mentaal een kantelmoment.
2000 Tabula rasa
Omdat ik Noordkaap als mijn geesteskind beschouwde, voelde ik me heel even verraden toen Lars Van Bambost me in de zomer van 1999 zei dat hij de groep wou verlaten. Maar al vlug moest ik toegeven dat hij gelijk had: hij moést iets anders gaan doen. De samenwerking was óp, hoe jammer ik dat ook vond. Lars nam die beslissing overigens op een heel edele manier. Hij wou nog netjes alle concerten afwerken, en het zouden de beste optredens worden die we ooit gaven. Noordkaap eindigde in schoonheid. Lars is een gentleman. Hij is een van de weinige muzikanten die me nooit bedrogen hebben. Hij was een stille strijdmaker – Lars en ik waren geen grote praters. Ik kan nu véél beter met hem opschieten: ik heb net oudejaarsavond met hem gevierd, iets wat in de Noordkaap-periode ondenkbaar was geweest. Ik was toen véél te onrustig voor hem en hij véél te rustig voor mij.
2000 was een dramatisch jaar: niet alleen splitte Noordkaap, ik zag een relatie van elf jaar op de klippen lopen en pakte op de koop toe mijn biezen bij Het Belang Van Limburg. De drie bouwstenen van mijn bestaan werden in één klap weggeveegd. Eigenlijk kwam het erop neer dat ik mezelf schrapte. Vreemd genoeg maakte dat mijn hoofd weer vrij. Ik kreeg weer een frisse kijk. Tot dan zat alles vast. Mijn leven was een keurslijf geworden.
2001 Valse beloften
Ik ben iets te snel weer in gang geschoten met Monza. Wéér die onrust. Het kwam ook door de omstandigheden: op de allereerste repetitie schreven we al, op een uur tijd, Van God Los. Toen was er geen houden meer aan. We moesten dóórgaan, terwijl ik nog niet uitgehijgd was van Noordkaap. Het was alsof Kim Gevaert de 100 meter loopt, uitbolt en meteen weer in de startblokken plaatsneemt voor de volgende spurt, om het op te nemen tegen atleten die wél nog fris zitten. Toch heb ik er veel van geleerd. Menselijk inzicht bijvoorbeeld. Don’t trust anyone. Die muzikanten beseffen niet hoeveel pijn ze me berokkend hebben met het niet nakomen van engagementen. Het eindigde in mineur: ik kreeg een complete degout van groepen. Ik moest echt álles doen in die eerste bezetting van Monza, tot het uitkiezen van de schoenen voor de clips toe. Dat was op den duur niet meer leuk. Ik voelde me in de zeik gezet. Ik ben een flexibel mens, maar daar werd de elastiek op z’n maximum uitgerekt.
Door valse beloften en leugens werd mijn liefde voor muziek – die nochtans heilig is – aangetast. Maar het kon toch niet de bedoeling zijn dat ik, doordat twee muzikanten alle afspraken in de wind sloegen, de muziek begon te haten? Je gaat dan denken dat het aan jezelf ligt. Via gesprekken met het management kwam ik erachter dat dat inderdaad het geval was: ik bleek véél te tolerant. Ik wou me niet, zoals in het begin van Noordkaap, als een haantje gedragen. Maar de democratie die ik voor ogen had, werkte niet. Dat ik niet moeilijk deed, interpreteerden de anderen als een carte blanche om met mijn voeten te rammelen. Monza nam dus een valse start. Dat gaf me een wrang gevoel en kostte me veel energie. Mijn nieuwe job als regisseur bij Woestijnvis heeft me erdoor gesleurd. Dat was een nieuwe uitdaging, een nieuwe passie. Ik heb altijd al in filmkaders gedacht, en sinds ik zelf videoclips begon te draaien, heb ik dat talent verder kunnen ontwikkelen.
2004 Na de dreun weer opstaan
Ik ben 40 geworden. Dat is eigenlijk niét fijn, zeker niet als je denkt aan de dood van mijn vriendin Lidia. Het rampjaar 2003 heeft mijn leven getekend, absoluut. Dertien augustus 2003 is uiteraard een dag die ik nooit zal vergeten. Ik had nooit durven denken dat iets zó ingrijpend kon zijn. En dan de manier waarop: net een horrorfilm. Lidia was de vrouw van mijn leven. Een fantastische madam. Uitgerekend die valt dan op zo’n groteske manier weg, na een periode die al moeilijk genoeg was. Ik kan alleen concluderen dat ik een vreemde eigenschap tot overleven heb. Ik ben mentaal weerbaar. Maar er is een grens en die is al een paar keer héél dichtbij gekomen, zodat ik me soms afvraag: waar zijn wij allemaal mee bezig? Het is een wonder dat de wereld blijft bollen, want er is onvoorstelbaar veel ellende. Toch heeft wat er gebeurd is een positieve wending aan mijn leven gegeven. Als je groep niet functioneert en je vriendin zelfmoord pleegt, ga je alles toch in een ander perspectief plaatsen. Ik wil niet als een predikant klinken, maar ik kan tegenwoordig gelukkig zijn als ik een staalblauwe hemel zie.
Iemand zei me onlangs dat ik een lievere mens was geworden. Niet dat ik vroeger stout was, maar ik durfde wel eens een grote bek op te zetten. Heel tekenend: bij de nieuwe line-up van Monza pakken we elkaar wel eens vast. Dat zou bij Noordkaap nóóit gekund hebben door de fysieke afstand. Nu kan binnen de groep ook over ons privé-leven gepraat worden. Er gaat veel warmte uit van de nieuwe muzikanten en hun vriendinnen. Echt, het leven is iets mooier geworden. We hebben de dansschool in Ekeren, waar we repeteren, omgebouwd tot een studio. In die zin werd in 2004 een droom die ik al lang koesterde werkelijkheid. The Nits waren als collectief altijd al mijn voorbeeld. Zij hebben in Amsterdam een loods, De Werf, waar ze opnemen, hun videoclips draaien en hun hoezen en decors ontwerpen. Wij hebben nu eindelijk onze eigen Werf: De Monzaal. Toen daar de opnames startten, wilde ik in eerste instantie van Lidia als thema afblijven, maar al snel bleek dat geforceerd. Als ik mijn teksten nu herlees, stemt het me tevreden dat ze zo uitgepuurd zijn. Ik ben blij dat ik me in 2004, na dat gigantische verlies, heb kunnen herpakken.
Door Peter Van Dyck
‘Ik heb vroeger altijd geroepen dat ik voorstander was van amateurisme met een grote A. Daar heb ik nu spijt van, en mijn boekhouder ook.’
‘Er zit een bizarre, gevaarlijke cocktail van energie en onrust in mijn lijf en hoofd. Ik heb gráág energie, maar onrust is dodelijk.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier