‘SPLIJTEN, HEERSEN, RAKEN EN DOEN WENEN’

© CHARLIE DE KEERSMAECKER

Ze maakten indruk op het filmfestival van Gent en op Gent Jazz zónder dat er een plaat was, maar daar komt op Record Store Day verandering in. Manngold de Cobre, de dertienkoppige band van Rodrigo Fuentealba en Peter Vermeersch, slaat gensters. ‘Dreigende smerigheid, dat zoek ik.’

Het was lang geleden dat we zo tegen de autostereo geroepen hadden. Het was rustig begonnen, optrekkend op het eerste vak: ‘Zo, catchy!’ Sneller: ‘Goed gearrangeerd, jongens, goed gearrangeerd.’ En dan, steeds zwaarder ademend: ‘Ja, nóg blazers, nóg! Bam!’ Kauwend op een duimnagel, hees en helaas een eind boven de 120: ‘Vent, wat wíl jij eigenlijk van mij?’

Rodrigo Fuentealba had precies gekregen wat hij wilde: zweet – het zou een leidmotief tijdens ons gesprek worden. De titelloze eersteling van Manngold de Cobre, zijn band met twee gitaren, twee drummers en acht blazers, komt op Record Store Day uit op het Gentse Vynilla-label. De bende speelt er die dag gewoon op de stoep – de steilste van de hele stad; het is een voorteken.

Fuentealba is niet voor één gat te vangen. Hij draaide gemanicuurd mee bij Gabriel Ríos en Novastar, maar gaat al jaren als een hengst tekeer bij de surfpunkobilly van Fifty Foot Combo. Hij vertelt met hetzelfde jongensachtige plezier over MC5 als over John Zorn. En wanneer hij dan eindelijk, bijgestaan door Peter Vermeersch (u kent hem van FES en als schaduwlid van dEUS) zijn eigen ei legt, blijkt het een filmische mix van krautrock en jazz. ‘You can’t find someone who doesn’t want to be found’, schreef Isabel Allende in The House of the Spirits. We gingen toch op zoek.

RODRIGO FUENTEALBA:(opent de voordeur, kijkt naar mijn schoudertas) Heb je er één bij je?

Pardon?

FUENTEALBA: Heb je een boek van Isabel Allende bij je? Nogal wat mensen die hier over de vloer komen, geven me boeken van Allende cadeau, ‘omdat ik in Chili geboren ben’. Af en toe zet ik een zak met die brol bij het oud papier. (grijnst) Stel je voor dat jij alles van Kristien Hemmerechts zou krijgen.

Wrede man. Hoe ben je hier terechtgekomen?

FUENTEALBA: Ik ben geboren in 1972, een jaar voor de staatsgreep van Pinochet. Mijn ouders waren in 1968 militant links geweest, maar daar kwam dus abrupt een eind aan. Tegen 1975 werd het wel héél gevaarlijk voor hen, en kregen ze te horen dat ze moesten vluchten. Door een speling van het lot was het eerste land waar we terechtkonden België. Als we nog even hadden gewacht, was het Nieuw-Zeeland geweest, en dan had mijn leven er anders uitgezien. Maar ik groeide op in Sint-Niklaas.

Wat herinner je je nog van die periode?

FUENTEALBA: Mijn grootvader in Chili die mondharmonica speelde. En het Sint-Niklaas van die tijd, dat niet bepaald een inspirerende plek was: te groot voor een dorp, te klein voor een stad, bourgeois, racistisch. Toen ik een jaar of acht was, kwam er een ouder kindje naar me toe op de speelplaats. ‘Vanwaar zijt gij?’ vroeg hij. ‘Chili’, zei ik. De dag erna bracht hij zijn moeder mee. Ze kwam op me af gestapt, en vroeg: ‘Vanwaar zijt gij?’ ‘Ik kom uit Chili’, zei ik. Waarop zij: ‘Nee nee, dat bestaat niet. China. CHI-NA.’ Toen wist ik: ik moet hier zo snel mogelijk weg.

Hoe is dat gelukt?

FUENTEALBA: Dat jaar gebeurde het. Herinner jij je dat gevoel nog? Je bent acht, je zit in de auto, en Tutti Frutti van Little Richard komt op de radio. Je vader zet je radio wat harder: die drums, dat geroep, die energie, het komt allemaal bij je binnen. Een week later: Satisfaction van The Rolling Stones op de radio. Bam! Dat heeft me gevormd.

Mijn vader, wiens diploma hier niet geldig was, werkte een tijd in een socialistisch volkshuis. Op een dag kwam hij thuis met een doos vol cassettes. Army Dreamers van Kate Bush. Seventeen Seconds van The Cure. Street-Legal van Bob Dylan. Wat later: een hele cassette van de Stones, de plaat van de Woodstock-film, Jimi Hendrix. En al snel, via een punkvriend: The Sex Pistols, Ramones, The Stooges. Toen was ik verloren, hé. (lacht) Toen al was duidelijk wat ik in muziek zoek. De rock-‘n-roll van de Stones en de brutaliteit van Hendrix, díé mix. En ik wist: als ik dat wil blijven voelen, moet ik zelf gitaar leren spelen.

Rond mijn 19e kreeg ik het gevoel dat gitaarspelen mijn leven zou worden, alleen leefde toen zelfs in de muziekscene het gevoel dat zoiets geen optie was. Het was de tijd van The Scabs. Maar toen kwam dEUS, en ging de wereld over van zwart-wit in kleur. De mentaliteit van die gasten was veel opener én veel meer ‘fuck you’ dan ik in Sint-Niklaas gewoon was. Heel inspirerend. Na een poging in de pol & soc en twee jaar aan de Antwerpse Jazzstudio hoorde ik dat Fifty Foot Combo een gitarist zocht. Ze hadden een harde werkethiek – drie keer per week repeteren, alles zelf doen, heel punk. Cafés, bierbakkenpodia, campings, kiosken, in het begin speelden we overal. Op leven en dood, alsof elk optreden ons laatste was en de band na ons maar beter kon inpakken. En daarna was het feest. (monkelt) Socializen. Netwerken.

Ook letterlijk, aan je cv te zien.

FUENTEALBA: Toeval, hoor. Op een dag kwam ik in Gent Gabriel Ríos tegen, een jongen van 22. Hij hoorde me Spaans spreken, we raakten aan de praat, bleken dezelfde muzikale smaak te hebben – van punk tot oude latin – en een week later woonde hij bij ons in. Al snel speelden we samen, hij wilde me in zijn band na zijn eerste plaat, Ghostboy, en het ging hard. Tijdens een van die concerten zag Joost Zweegers me spelen, en die vroeg me meteen of ik bij Novastar wilde komen. Plots had ik mijn ideale set-up: mijn rauwe punk kon ik kwijt bij Fifty Foot Combo, mijn latin en weirdness bij Ríos, en de subtiele gitaristiek bij Novastar. Joost was ontzettend gefocust: hij hield massa’s repetities waarbij hij de zweep erop legde tot het goed zat. Ik heb veel van hem geleerd. Hij is een muzikant pur sang. En… uiteindelijk heb ik in een interview in Knack Focus gelezen dat hij zijn band ontbond en nieuwe muzikanten zocht. (schatert)

De vraag is natuurlijk: hoe valt de pop van Novastar in godsnaam met de instrumentale trip van Manngold de Cobre te rijmen?

FUENTEALBA: In de tijd dat ik Mainstream Rodrigo was, overviel het me weer: ik voelde me numb, ik miste de volumes van Fifty Foot Combo, ik miste het zweet, de overgave, de energie. Ik begon les te geven, wat me de vrijheid gaf om mijn muziek te maken, en niet ten dienste van iemand anders te spelen. Veel airplay zal ik hiermee niet krijgen, en voor het Glazen Huis vragen ze me vast ook niet, maar fuck it. Twee drums, geen zang, intensiteit. Maar toen ik opnames begon rond te sturen, kreeg ik van de clubs te horen: ‘Het is niet omdat je bij Ríos en Novastar hebt gespeeld, dat je voor mag in de rij. Meer nog: precies daarom moet je achteraan aanschuiven.’ (lacht) Ik moest mijn credibility opbouwen.

De echte klik kwam er toen de kernversie met vijf man werd uitgebreid met de blazers. Ik wilde al lang samenwerken met Peter Vermeersch, en die zegde tot mijn verbazing meteen toe. Hij zei: ‘Aangezien jullie zo veel herrie maken, gaan we niet met vier blazers werken maar met acht.’ Vlam! Het mooie is dat er aanvragen komen uit het jazz- én uit het rockcircuit, wat precies de bedoeling was. Die grenzen vervagen steeds meer – kijk naar figuren als Marc Ribot, John Zorn en Uri Caine. Veel heeft te maken met attitude. Technische bagage is één ding, maar je houding, voorbij de partituur, daar draait het om.

Jij bent als gitarist niet de man van de flashy licks of korte frases. Je bent een verhalenverteller, een romancier.

FUENTEALBA: Je moet die licks los durven te laten. Dat trok me ook aan in de muziek van The Ex: die konden niet spelen, maar stilaan vonden ze hun eigen taal, en zo ook hun eigen verhaal uit. Zolang je mensen af en toe een herkenbare melodie meegeeft, kun je ze een heel eind meenemen.

Wat ons bij de kern van Manngold brengt: jullie hebben een grote filmische inslag.

FUENTEALBA: Blij dat je dat zegt. Tien jaar instrumentale muziek spelen bij Fifty Foot Combo heeft daar zeker bij geholpen. De meeste surfbands die ik toen zag, vond ik heel saai. Wij vonden het heel belangrijk dat de muziek – los van de strapatsen op het podium – op zichzelf kon staan. Dat ze splijt. Heerst. Raakt. Doet wenen. Dat wilde ik vasthouden bij Manngold.

Werkt het ook in omgekeerde richting: denk je tijdens het schrijven ook in beelden?

FUENTEALBA: Ja! Ik heb het namelijk niet op zangers begrepen. (snel) Ik verdraag ze wel in mijn nabijheid, en ik ondersteun ze graag, maar ik wil niet wéten waar hun teksten over gaan. Ten eerste omdat je dan te voor de hand liggende dingen gaat spelen. En ten tweede, en dat heeft dan te maken met de Vlaamse scene, zijn ze vaak gewoon te slecht. De teksten van Johnny Cash, Townes Van Zandt en Neil Young intrigeren me, maar bij ons kom je toch al snel uit bij fonetische rijmelarijen. Laat mij dan maar lekker aan boeken en films denken.

(op dreef) Er zijn van die films die met de jaren deel van jezelf worden. The Wild Bunch en Cross of Iron van Sam Peckinpah, bijvoorbeeld. The French Connection en The Conversation, allebei met Gene Hackman. Le clan des Siciliens van Henri Verneuil met muziek van Ennio Morricone! Allemaal films waarbij de muziek onlosmakelijk verbonden is met de sfeer van de film. En in de literatuur: Blood Meridian van Cormac McCarthy, Roberto Bolaño…

Stuk voor stuk beklemmende, dreigende kunst.

FUENTEALBA: Dreigende smerigheid, dat zoek ik. Zo wil ik mijn muziek hebben: ook al klinkt ze mooi en liefelijk, er moet altijd een laag vuil onder zitten. De intensiteit van die films zoek ik ook bij Manngold: een groep die je meeneemt of je degouteert – zolang het maar niet vrijblijvend is. Die de cd niet naspeelt. Die niet zeurt over een lief dat de zanger heeft laten zitten. Ik wil de lust van Howlin’ Wolf, van Elvis, van The Birthday Party. Ik wil me overgeven. Zweten. En dan wil ik me verontschuldigen omdat mijn haar niet goed meer ligt.

MANNGOLD DE COBRE

Uit op Record Store Day, 19/4, via El Negocito (op cd) en Vynilla (op vinyl).

DOOR BART CORNAND — FOTO CHARLIE DE KEERSMAECKER

Rodrigo Fuentealba ‘IK ZOEK DE INTENSITEIT VAN EEN FILM ALS THE WILD BUNCH IN MANNGOLD DE COBRE: EEN GROEP DIE JE MEENEEMT OF DEGOUTEERT, DIE NIET ZEURT OVER EEN LIEF DAT DE ZANGER HEEFT LATEN ZITTEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content