Tot voor kort was hij ‘oud-toetsenist van das pop’, maar tegenwoordig gaat Tom Kestens door het leven als Lalalover. Zijn solodebuut ‘Heliotropic’ haalt volgens kenners ‘een niveau waar Beck alleen nog maar van kan dromen’. Specialisten weten dan: tijd voor een interview! ‘Ik denk dat ik nog een paar kwade telefoontjes mag verwachten.’

Zeggen dat Tom Kestens sinds das pop niet heeft stilgezeten, is als zeggen dat de moslimwereld een beetje verveeld zit met spotprenten van Mohammed. Er waren tournees als sessiemuzikant met Sarah Bettens en Venus In Flames. Er waren soundtracks voor kortfilms en theaterstukken, zoals Haarmann en Teheran van De Queeste. En sinds kort is er dus ook Heliotropic van Lalalover, een plaat die Kestens mag omschrijven als ‘Amerikaans beïnvloede Europese soul’. (Voor wie het zich zou afvragen: heliotropisme is volgens Van Dale ‘de eigenschap van plantendelen om naar het licht te groeien’.) Ik ontmoet Tom Kestens in het Spaanse bergstadje Ronda, waar hij zich eind vorig jaar met zijn vrouw en kinderen ging vestigen. Naast zijn huis gaapt een diep ravijn waar in lang vervlogen tijden ketters werden ingegooid – methodes veranderen, denken we, mensen helaas niet.

First things first: hoe ben je hier terechtgekomen?

Tom Kestens: Door de plaat. Ik moest op zoek naar een studio, maar in België vond ik er geen die binnen mijn budget paste. Via Filip Eyckmans (de ex-manager van dEUS, die in Ronda het hotel Enfrente Arte uitbaat; nvdr.) kwam ik hier uiteindelijk bij een Nederlander terecht, die van hem de studio had overgenomen waar dEUS indertijd The Ideal Crash opgenomen heeft. Die vroeg me alleen: ‘Wat kan je geven?’ – dé vraag waar ik al die tijd op had zitten wachten. (lacht) Na de opnames sloot ik met hem een superdeal. Mijn materiaal bleef hier staan, en in ruil daarvoor mocht ik gratis in de studio werken. Mijn vrouw en kinderen zijn me uiteindelijk achternagekomen.

Het verhaal gaat dat je zélf naar een bank bent gestapt om geld te lenen voor de opnames. Feit of fictie?

Kestens: Feit, en vreemd genoeg ging me dat beter af dan ik had verwacht. In minder dan een halfuur was alles geregeld én getekend – ik was waarschijnlijk zo enthousiast dat ze niet durfden te weigeren. (lacht) Ik ben heel lang allergisch geweest voor praktische toestanden. Afbetalingen, facturen, sociale zekerheid, btw… Ik dacht dat ik daar nooit wijs uit zou raken, maar als het écht moet, gaat het blijkbaar toch. Boekhouden is ook niet echt moeilijk, hooguit een beetje saai.

Ik las onlangs: ‘Had Tom Kestens in Londen gewoond, de toekomst lachte hem met een Colgate-smile toe.’ Sta je daar zelf wel eens bij stil?

Kestens: Niet echt, nee. Ik zou mijn plaat daar wel willen uitbrengen, maar voor de rest… Sommige dingen zijn gewoon wat ze zijn. Ik ben zot van zwarte muziek – Heliotropic zit er vol van – maar je zult me nooit horen zeggen: ‘Ik wou dat ik een zwarte was’. Mijn grote voorbeeld is Elvis Costello: die is blank én zwart.

De muziek van Lalalover werd al vergeleken met The Beatles, Crowded House en Marvin Gaye, maar ik hoor nog een andere invloed: Prince.

Kestens:(knikt) Prince is héél belangrijk geweest. Ik was ‘m een tijdje uit het oog verloren, maar z’n laatste plaat, Musicology, heb ik weer grijsgedraaid. Ze lag ook constant op tijdens het mixen, als Lichtend Voorbeeld. Ik heb ‘m in het Sportpaleis gezien. Euforie! Kippenvel! Tranen! Het blijft de allergrootste, hé.

Was het ook door Prince dat je interesse kreeg in zwarte muziek?

Kestens: Nee, da’s maf genoeg via Bob Dylan gegaan. In de jaren ’70 heeft hij twee platen opgenomen met Sly & Robbie: Empire Burlesque en Infidels. Die hebben me de weg gewezen: eerst naar Otis Redding, Al Green en Isaac Hayes, later naar Nina Simone, Ray Charles, Stevie Wonder en Bill Withers. (Abrupt)Bill Withers Live At Carnegie Hall, ken je dat album? Die moét je echt vermelden, da’s een plaat die iedereen in huis zou moeten hebben. Die én Songs In The Key Of Life van Stevie Wonder natuurlijk, dé soundtrack bij het leven.

Noem eens iets wat zwarte muzikanten voorhebben op blanke?

Kestens: Soul. Wij kunnen ons best doen om dat aan te leren, maar zij krijgen dat met de moedermelk mee. Vorig jaar heb ik bij Sarah Bettens met Bradey Blade gewerkt, een zwarte drummer die nog bij Bob Dylan had gespeeld. Wel, die gast was een groove op twee benen – zijn vader was dominee in een gospelgemeenschap in Louisiana, en zijn broer was drummer bij (jazzlegende) Wayne Shorter. Over het algemeen hebben zwarte muzikanten ook veel minder schrik van Grote Gevoelens dan wij. Ze gaan ervoor, je zult ze nooit op een understatement betrappen.

‘Say it loud, say it proud.’

Kestens: Voilà! Wij blanken zijn veel geremder. Als wij gevoelig zijn, doen we het meestal tongue in cheek, om de boel toch maar te relativeren. Wij maken ook muziek met ons hoofd, terwijl zwarten veel meer vanuit de buik spelen. De muzikanten van Sarah (Bettens) wezen ons daar vaak op. ‘Jullie hebben altijd zo’n serieuze frons in jullie voorhoofd als jullie muziek spelen.’ (lacht) Dankzij hen heb ik beseft dat je als muzikant niet emotioneel genoeg kunt zijn, en dat was een enorme opluchting.

Hoezo?

Kestens: Ik heb nooit gehouden van het onderkoelde imago dat bij het muzikant-zijn hoorde. Ik kom uit een heel heftige familie, waar er bijna op leven en dood werd gediscussieerd. Maar zodra ik een instrument vasthad, verwachtte iedereen precies het omgekeerde van mij. Als klassieke violist moest ik heel beheerst en technisch leren spelen, bij das pop moest ik clever zijn… Terwijl muziek natuurlijk net om het omgekeerde gaat – om emoties.

Zou het toeval zijn dat blanke muzikanten hun zwarte collega’s steeds vaker vernoemen? Richard Ashcroft noemt Eminem ‘een inspiratiebron’, Franz Ferdinand dweept met Kanye West…

Kestens:(Onderbreekt) Ik las onlangs een interview met John Cale en zelfs hij noemde Eminem zijn nieuwe trip. John Cale, de koning van de lofi-rock! Tegenwoordig gebeuren alle spannende vernieuwende dingen in de r&b en de hiphop, hé. The Neptunes alleen al: dat zijn genieën, zelfs als ze kutcommerciële nummers maken voor Britney Spears of Justin Timberlake. Allez, dat nummer dat ze onlangs schreven voor Snoop Dog – Drop It Like It’s Hot – da’s toch briljant? Die (klakt met de tong)! Zo simpel, en toch zo efficiënt! Zo’n geluid staat ook heel dicht bij het leven, hé. Veel dichter dan pakweg een elektrische gitaar.

In België lijkt zwarte muziek vooral vrouwen te inspireren: Leki, Natalia, Sandrine…

Kestens: Bij ons is daar weinig volk mee bezig, dat klopt. Het leeft wel, maar er is precies niemand die er echt zijn voordeel mee doet. ’t Is soms raar, vind ik. Als andere muzikanten hoorden waar ik met Lalalover mee bezig was, kreeg ik heel vaak de reactie: ‘De max, dat zou ik ook nog wel zien zitten.’ Maar als het erop aankomt, voelt iedereen zich blijkbaar toch veiliger achter een wall of sound, met veel vervorming.

Is het een kwestie van schrik?

Kestens: Ik denk het wel. De mens is een gewoontedier, hé. Hij kiest altijd wat hij het beste kent en het is heel moeilijk om hem op andere ideeën te brengen. Toen ik wegging bij das pop, heb ik daar ook last mee gehad. Ik was constant aan het twijfelen. ‘Is mijn stem wel goed genoeg om een hele plaat te dragen?’ ‘Wil ik mezelf wel helemaal blootgeven?’ ‘Moet ik niet af en toe een ironische knipoog geven?’ Vandaar dat ik er Krewcial bij haalde. Ik had een extra ruggengraat nodig. (lacht)

Kan je een voorbeeld geven van een nummer dat je zonder hem nooit had durven schrijven?

Kestens:On The One. Er zitten maar twee akkoorden in, en toch dacht ik de hele tijd: ‘Zijn dat er geen twaalf te weinig?’ Tot Krewcial zei: ‘Néé, de groove klinkt lekker sexy, laat maar gewoon doorrollen.’ Voor mij is eenvoud echt een opgave. Ik heb enorm veel geschrapt op deze plaat, maar soms heb ik het gevoel dat er nog te veel op staat.

Bij das pop deed je het omgekeerde: daar stopte je zoveel verwijzingen in je muziek dat het bijna een popquiz werd.

Kestens:(knikt) Bij das pop was het motto ‘hoe meer, hoe beter’. Terwijl: de meest pakkende muziek is meestal net heel eenvoudig. Viavia heb ik een keer kunnen luisteren naar de afzonderlijke sporen van What’s Going On van Marvin Gaye. Stem, bas, drum… Da’s allemaal zo basic: ik geloofde bijna mijn eigen oren niet. Tegenwoordig is mijn ideaal Sitting On The Dock Of A Bay, van Otis Redding. Je hoort niet veel meer dan een kapotte stem, maar qua sfeer en gevoel is het weergaloos. Plus: het klinkt simpel maar het is het niet. Je moet ongelooflijk virtuoos zijn om zoveel eenvoud te doen werken. Het is een cliché, maar in de beperking ken je écht de meester.

Otis Redding en Marvin Gaye waren net als veel andere zwarte muzikanten geboren vertellers. Zit er in ‘Heliotropic’ een verhaal?

Kestens: Ja en nee. Ik had er niet bewust één ingestopt omdat ik niet echt een fan ben van rode draden en zo, maar achteraf heb ik gemerkt dat er toch één is ingeslopen. Heel veel teksten gaan over verandering. In Stripper zing ik letterlijk: ‘I know your life ain’t easy / I think it’s time to make a change.’ Dat zal wel met de leeftijd te maken hebben, zeker? Ik zie heel veel mensen uit mijn omgeving die plots veranderen. Ze wisselen van werk, van levensstijl, van partner… Alsof ze allemaal tegelijkertijd een paar dingen op een rijtje zetten, en samen tot het besluit kwamen dat het anders moest.

Je teksten zijn heel persoonlijk, soms op het pijnlijke af. In ‘Girl In A Mansion’ zing je: ‘You must be a real sick fuck / to mess with a girl like that.’ En in ‘Voodoo Girl’: ‘She is a wake-up call / so I suggest you do / make her stay with you.’

Kestens: Ja, ik denk dat ik nog een paar kwade telefoontjes van vrienden mag verwachten. (lacht)Girl In A Mansion heb ik half gedroomd, maar Voodoo Girl is waargebeurd. Een vriend met liefdesproblemen had me om mijn mening gevraagd, maar toen ik ‘m die gaf, reageerde hij heel gekwetst. Intussen is alles weer bijgelegd, maar ik ben daar echt dagen niet goed van geweest. Je probeert iemand te helpen door eerlijk te zijn, maar uiteindelijk keert het zich tegen je.

‘Als vrienden je vragen om oprecht te zijn, willen ze eigenlijk dat je zo hard mogelijk liegt’: Albert Camus wist het al.

Kestens: Kan best zijn, maar ik wil met dat soort gedachten geen rekening houden. Ik wil onbevangen in het leven staan, zelfs als ik daardoor af en toe keihard bedrogen word. Soms doet dat ook deugd, hé, eens goed bedrogen worden. In het allerslechtste geval zit er meestal een geweldige song in. (lacht)

Vraag maar aan Laura Lynn!

Wouter Van Driessche

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content