Mick Wall vertelt in zijn vlot geschreven biografie Lemmy weinig wat iedereen nog niet wist over het ultieme rock-‘n-rollicoon.

De verslagenheid was groot toen Motörhead-frontman Ian ‘Lemmy’ Kilmister op 28 december 2015, vier dagen na zijn zeventigste verjaardag, overleed. Collega’s en fans zongen de lof van de sympathiekste, meest authentieke gozer in de rock-‘n-roll, een man die al tijdens zijn leven tot een legende was uitgegroeid, met zijn eenvoudige Born to lose, live to win-filosofie een generatie had beïnvloed en zijn joekels van gezichtswratten met evenveel trots droeg als zijn forse Rickenbacker-basgitaar.

De schijnbaar onoverwinnelijke reus had nochtans al een paar keer gewankeld. Reeds eind jaren negentig gaf biograaf Mick Wall na een gesprek met Lemmy geen cent meer om zijn leven. Naar eigen zeggen overleefde Lemmy zijn ingewikkelde relatie met speed, alcohol en een chronisch slaaptekort enkel door een extreme portie geluk. Geluk dat velen van zijn vrienden niet hadden gehad, voegde hij daar fijntjes aan toe. En dan was er nog zijn seksuele dadendrang, die hem met duizend vrouwen tussen de lakens deed belanden. Of tweeduizend, want Lemmy was onderweg de tel kwijtgeraakt. Dat het uiteindelijk een niet aan zijn levensstijl gelieerde kanker was die hem noodlottig werd, is ronduit cynisch.

Meer nog dan een chronologische nabeschouwing op Lemmy’s muzikale exploten en de troebelen die het spelen in een populaire band met zich meebrengt, is deze biografie een soort logboek van zijn excessieve manier van leven, die onherroepelijk gevolgen had voor zijn muzikale loopbaan: het was Lemmy’s onhandelbaarheid die leidde tot zijn ontslag bij de spacerockformatie Hawkwind, het was mede gedoe om drugs en vrouwen dat de oorspronkelijke, meest succesvolle constellatie van Motörhead – Lemmy, drummer Phil ‘Philty Animal’ Taylor en gitarist ‘Fast’ Eddie Clarke – de nek omwrong.

Al bij al biedt Lemmy bitter weinig nieuwe inzichten, al is het leuk dat Wall een behoorlijk aantal pagina’s wijdt aan Lemmy’s jaren in Hawkwind en aan zijn flikkerlichtrelatie met manager Douglas Smith, die uitgebreid aan het woord komt en zijn best doet om een aantal Lemmy- mythes te weerleggen. Daartegenover staan enkele gemiste kansen: Lemmy’s zoon Paul, met wie de rockster in het tweede deel van zijn leven een hechte band ontwikkelde, komt nauwelijks aan het woord. Ook Cheryl Keuleman, de vaste vriendin die Lemmy tot in zijn laatste dagen heeft bijgestaan maar twintig jaar lang vakkundig uit de spotlights werd gehouden, is slechts een voetnoot in het boek.

Het beste bewaart Wall voor het einde: de aan zijn stoel gekluisterde Lemmy die op het feest ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag afscheid neemt van zijn (muzikale) vrienden. Alleen de uitbater van The Rainbow, de iconische club op de Sunset Strip in Los Angeles waar hij elke dag uren de eenarmige bandiet beroerde, zou hem nog levend terugzien.

LEMMY, DE DEFINITIEVE BIOGRAFIE ****

Mick Wall, Uitgeverij Q, 360 blz., ? 19,99.

JOOST DEVRIESERE

CENTRALE ZIN Ze reden over de M4 naar Wales. ‘Ik herinner me dat de voorruit kapot was’, vertelde Lemmy later. ‘Maar ik had een mokkel in een bontjas op schoot, dus ik had het lekker warm.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content