Afgaande op zijn nieuwe thriller The Company You Keep heeft Robert Redford zelfs op zijn 76e nog niets aan politiek engagement ingeboet. Een gesprek over verborgen verledens, verzadigde zeventigers en ontsnappen aan hemzelf. ‘Ik heb mensen zien denken: wat doet dat dood knaagdier op het gezicht van Robert Redford?’
Hij haalde vorig jaar fel uit naar het slappe milieubeleid van president Obama, noemde de openbare veiling van Hopi-indianenmaskers enkele weken geleden nog ‘je reinste heiligschennis’, en hij maakt straks, op zijn prille leeftijd, zijn blockbusterdebuut in het Marvel-avontuur Captain America: The Winter Soldier. Néé, een gewone zeventiger kun je Robert Redford niet noemen maar ‘gewoon’ is dan ook een adjectief dat op de Sundance Kid nooit van toepassing is geweest. Niet in de jaren zestig, toen hij als jonge blonde filmgod miljoenen meisjesharten sneller deed slaan. Niet in de seventies toen hij het linkse geweten van Hollywood werd met films als The Candidate (1972), Three Days of the Condor (1975) en All the President’s Men (1976). En ook niet later, toen hij zich opwierp als kruisvaarder voor het milieu, toen hij het door hem opgerichte Sundance Festival deed uitgroeien tot de jaarlijkse hoogmis van de Amerikaanse independentfilm en toen hij met The Milagro Beanfield War (1988), Lions for Lambs (2007) en The Conspirator (2010) zich ook van achter de camera in het politieke debat mengde.
Niet toevallig is politiek engagement, en de naweeën daarvan, ook het thema van zijn nieuwste film The Company You Keep, zijn negende langspeler als regisseur en zijn derde, na The Horse Whisperer (1998) en Lions for Lambs, waarin hij ook zelf de hoofdrol speelt. Deze keer kruipt Redford in de gelooide maar nog steeds verbazend strakke huid van Jim Grant, een succesvolle advocaat en alleenstaande huisvader. Op het eerste gezicht is Jim een modelburger en gerespecteerd familyman, ware het niet dat hij veertig jaar geleden actief lid was van de linkse protest- annex terreurbeweging The Weather Underground, die tussen 1969 en 1976 verschillende aanslagen pleegde op Amerikaanse bodem. Wanneer een jonge, ambitieuze journalist (Shia LaBeouf) dat verborgen verleden en zijn ware identiteit – Jim Grant blijkt slechts een schuilnaam – dreigt te ontmaskeren, krijgt hij van de ene dag op de andere het label ‘wanted’ opgekleefd.
Het is de aanzet voor een niet geheel clichévrije maar toch deugdelijk ouderwetse thriller die met zijn politieke complot, journalistieke achtergrond en paranoïde sfeertje onvermijdelijk doet denken aan All the President’s Men, die samenzweringsthriller over het Watergate-schandaal waarmee Redford indertijd zijn imago van linkse posterboy bestendigde. In die zin gaat The Company You Keep – geschreven door Lem ‘The Limey’ Dobbs, gebaseerd op de roman van Neil Gordon – deels over Redford zelf: over een activist die tegen wil en dank arrivist werd, maar nog altijd achtervolgd wordt door de spoken uit zijn verleden. Want, zo lijkt Redford zelf te beseffen: als zijn generatiegenoot Clint Eastwood voor eeuwig en altijd te boek staat als die zwijgzame, wraakzuchtige gunslinger, dan is Redford gebrandmerkt als diens gladdere, idealistische en geëngageerde tegenhanger, hoezeer hij dat beeld de voorbije decennia ook, voor en achter de camera, op en buiten de set, heeft trachten bij te sturen en te nuanceren. Hoog tijd voor een babbel van op de barricades met good ol’ Bobby.
Tijden veranderen, mensen en hun politieke ideeën niet. Is dat de moraal van dit verhaal?
ROBERT REDFORD: Wel, het materiaal dat aan de basis lag van deze film was Les Misérables. Néé, niet de musical, maar de roman van Victor Hugo. Ook daarin wordt het hoofdpersonage, Jean Valjean, een kruimeldief die het tot burgemeester schopt, achtervolgd door zijn verleden. De vraag is dezelfde: kun je iemand veroordelen voor misdaden die hij in een ver en ander verleden heeft gepleegd? Of oordeel je op basis van het hier en het nu en zeg je: hij heeft zijn fouten ingezien en is een ander man geworden. Streep eronder. Het spijtige is dat onze moderne maatschappij te vergelijken valt met het ego van Javert, de inspecteur die Valjean op de hielen zit. Hij geeft niet af en laat juridische principes primeren op moraal en pragmatisme, zelfs al zijn mensen er alleen maar bij geschaad mocht Valjean alsnog ten val worden gebracht. Over dat dilemma wilde ik het graag hebben want het is vandaag relevanter dan ooit.
In welke zin?
REDFORD: Criminelen zijn nooit zomaar monsters. Elke daad heeft haar motief en het individu is niet altijd de enige verantwoordelijke. Meestal is er een verklaring waarom mensen bepaalde criminele feiten plegen. En hoe definieer je het woord ‘crimineel’ in een complexe, moderne maatschappij? Daar ging mijn vorige film The Conspirator(een historisch rechtbankdrama over de samenzweerders van de moord op president Lincoln, nvdr.) ook al over. Ik gruw van het simplisme waarmee over mensen geoordeeld wordt.
En daarin spelen, zoals de film suggereert, de media een cruciale rol?
REDFORD:(knikt) Absoluut. De media dragen een enorme verantwoordelijkheid ten aanzien van de democratie. Wat is het belangrijkste, weten of president Obama nu in de States of in Kenia is geboren? Of weten wat zijn politiek inhoudt en of zijn beleid overeenstemt met zijn beloftes? Dat laatste, natuurlijk. Het eerste is triviaal, secondair, entertainment. Helaas focussen de media, en niet alleen in de VS, veel te vaak op de sensationele bijzaken. Omdat ze onder alsmaar meer commerciële druk staan. Vandaar dat Ben, de jonge onderzoeksjournalist die mijn personage ontmaskert, in de film met de vraag wordt geconfronteerd wat nu zijn prioriteit is: een scoop scoren en zijn carrière een boost geven, of Jim een tweede kans gunnen en ervoor zorgen dat zijn familie niet het slachtoffer wordt van een verleden waar ze niks mee te maken heeft.
Jims verleden is gekleurd door de links-radicale beweging The Weather Underground. Had je indertijd sympathie voor hen en is je kijk op hun ideeën in de loop der jaren veranderd?
REDFORD: Ik stond en sta nog steeds achter hun ideeën, maar niet achter hun methodes. Opkomen voor gelijke rechten en protesteren tegen oorlog en uitbuiting: helemaal voor. Dingen en mensen opblazen om je eisen kracht bij te zetten: radicaal tegen. Toch ben ik, met het ouder worden, wat nostalgischer geworden. Indertijd zag ik hoe de beweging zichzelf vernietigde door haar ego’s. Ze waren blind van politieke passie, en vol van zichzelf. Aan de andere kant merk ik dat onze maatschappij hun rebelse geest goed zou kunnen gebruiken. Er is nog altijd veel om over verontwaardigd te zijn. Vroeger waren dat Vietnam, de rassensegregatie en noem maar op. Vandaag zijn dat Afghanistan, het klimaat, de financiële crisis.
Ben je dan ontgoocheld in de jongere generatie?
REDFORD: Helemaal niet. Het zijn andere tijden. In de jaren zestig protesteerden jongeren omdat een geweer tegen hun slaap werd gezet en Uncle Sam zei: je moet in Vietnam gaan vechten. De motivatie van pakweg de Occupybeweging nu is heel anders. Minder urgent en meer financieel geïnspireerd misschien, maar daarom niet minder betrokken. Het zijn kids die inzien: dit of dat is niet rechtvaardig. En als we zo blijven doorgaan, hebben onze eigen kinderen straks helemaal geen toekomst meer. We moeten jongeren kansen geven en naar hen luisteren want het zijn zij die de toekomst scheppen. Niet mijn generatie. Die is oud, moe en verzadigd.
Zelf ben je wel nog niet te moe om zowel voor als achter de camera plaats te nemen, hoewel je jezelf nog niet vaak hebt geregisseerd.
REDFORD: Ik tracht het te vermijden. Omdat het een slopende combinatie is. Het is moeilijk om de acteur van de regisseur gescheiden te houden, en om een eerlijk oordeel te vellen over je eigen werk. Ik ben heel erg kritisch voor mezelf en zelden tevreden wanneer ik rushes bekijk. Misschien heeft het met mijn ijdelheid te maken. Hier deed ik het toch omdat het personage dicht bij mijzelf lag. En omdat ik nog altijd dolgraag acteer, natuurlijk.
In de film probeert je personage incognito te ontsnappen. Wellicht is het in het echte leven nog moeilijker voor Robert Redford om zich discreet van A naar B te verplaatsen.
REDFORD: Ik ben vaker underground gegaan dan menig terrorist. (lacht) Ik heb mezelf vaak vermomd. Maar dat deed ik graag. Ooit ging ik skiën in Zwitserland met een nepbaard aan, maar ik ging zo hard dat hij eraf vloog tijdens de afdaling. Toen ik beneden arriveerde, zag ik de mensen denken: is dat Robert Redford? En waarom heeft hij in vredesnaam een dood knaagdier op zijn gezicht gekleefd? Een beetje gênant.
Is er een plek waar je nog nooit geweest bent en waar mensen geen idee hebben wie je bent?
REDFORD: Ik heb als kunststudent een jaar in Italië gewoond, in Firenze en Rome, maar geloof het of niet: ik ben nog nooit in Venetië geweest. In Europa is trouwens mijn politieke engagement ontsproten. Toen ik twintig was, was ik een naïeve surfer uit Californië die enkel in kunst en meisjes was geïnteresseerd. Tot ik in Europa kennismaakte met al die geweldige kunstenaars en schrijvers, met de geschiedenis en het existentialisme en met leeftijdgenoten die heel erg politiek geëngageerd waren. Door afstand te nemen en andere oorden op te zoeken gingen mijn ogen open en zag ik wat er fantastisch en minder fantastisch was aan mijn eigen land. In Europa heb ik eindelijk Amerika ontdekt.
Sindsdien heb je politiek altijd je nek uitgestoken, maar kunnen films überhaupt wel wegen op de publieke opinie?
REDFORD: Films kunnen de wereld niet redden, maar ze kunnen mensen wel aan het denken zetten. Ik ben daar een bevoorrecht getuige van: de impact van All the President’s Men was enorm; die film heeft hoe we over Nixon en Watergate denken blijvend beïnvloed. Hij heeft zelfs de manier waarop men over mij denkt blijvend beïnvloed. (lacht) Ik heb onlangs trouwens nog een documentaire gemaakt over de feiten waarop de film is gebaseerd.
Je vorige ‘politieke’ films Lions for Lambs en The Conspirator deden het commercieel niet goed. Is er nog wel een publiek voor volwassen films over volwassen thema’s, zoals in de jaren zestig en zeventig?
REDFORD: Tuurlijk wel. Anders zou Sundance allang een stille dood gestorven zijn en anders zouden Paul Thomas Anderson, Alexander Payne, Steven Soderbergh en consorten nooit een film hebben gemaakt. Het probleem is dat de industrie zich enkel nog op kids richt, maar dat kun je die kids niet verwijten. Als tiener was ik ook gek op monster- en cowboyfilms. Ik heb Transformers en Iron Man gezien en mocht ik nu een tiener zijn, dan zou ik die films wellicht ook cool vinden. Er is niks mis met een portie escapisme, maar niet elke filmliefhebber houdt van robotten. Ik richt me vooral op het publiek dat niet op robotten is georiënteerd en zolang ik merk dat ik daarin niet de enige ben, blijf ik dapper verder gaan. (lacht)
Je bent 76. Denkt de Sundance Kid nooit aan zijn pensioen?
REDFORD: Met het ouder worden steeds minder. Ik kom de jongste jaren sowieso niet vaak meer buiten en mijd publieke optredens. Ik zit even vaak in de natuur als dat ik aan het werk ben. In Utah, waar ik al jaren woon. En in Arizona waar ik en mijn vrouw (de Duitse schilderes Sibylle Szaggars, nvdr.) een ranch hebben. Mocht het hier en nu voor me ophouden, kan ik zeggen dat ik een rijke en boeiende carrière heb gehad. Maar voorlopig ga ik toch nog even door.
THE COMPANY YOU KEEP
Vanaf 8/5 in de bioscoop.
DOOR DAVE MESTDACH
Robert Redford ‘HET IS ALS IN LES MISÉRABLES: KUN JE IEMAND VEROORDELEN VOOR MISDADEN DIE HIJ IN EEN VER VERLEDEN HEEFT GEPLEEGD? DIE VRAAG IS RELEVANTER DAN OOIT.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier