RIJDEN DOE JE ZO

Achter het stuur van de oefenauto is al menig robbertje familiale onvrede uitgevochten. Zo is het in mijn aangetrouwde familie na zovele jaren – ik schat dat het er ondertussen een dikke 22 zijn – nog steeds niet duidelijk hoe die wagen toen precies in de gracht is beland. Miste de dochter de bocht? Of trok de moeder aan de handrem? Het eerste, zegt de moeder stellig, het tweede, beweert de dochter met evenveel overtuiging. Beide versies zijn nog steeds geen millimeter dichter bij elkaar gekomen. Van alle bewegingen die een mens moet leren – van leren lopen over leren fietsen tot leren zwemmen – is leren rijden waarschijnlijk de meest conflictueuze.

In Rijden doe je zo geen vloekende vaders en gillende moeders, geen dochters die voor het rode licht stoppen en uitstappen omdat ze de opmerkingen van ‘die van ons’ zo hartsgrondig beu zijn dat ze liever te voet gaan. Nee, dit genre realityprogramma, waarvan je dacht dat we het achter ons hadden gelaten, koppelt de absoluut hopeloze chauffeurs aan geniale rijinstructeurs met jaren ervaring op de teller. Hun opdracht: de autoleek in vijf dagen tijd niet alleen rijvaardig maken, maar ook examenklaar. Tussendoor kruipt de kijker mee op de achterbank terwijl de leek in kwestie hotsend en botsend door de straten van verschillende steden tuft of – in het geval van Magali – er net wild doorheen scheurt. Men ziet mensen grommen en op het stuur kloppen, of beweren dat ze een paar of tien ogen missen om deftig te kunnen rijden. Ondertussen blijven instructeurs als Herman of Philip er stoïcijns kalm onder. Een gevolg van ervaring is dat je alles al een paar keer hebt gezien. Het nadeel is dat dat van mensen meestal amateurfilosofen maakt die in diepgang niet moeten onderdoen voor de auteur van de Druivelaarmoppen. ‘Zelfvertrouwen is een overschat fenomeen’, debiteert Herman met minzame blik voor hij de lichtjes roekeloze Magali ontmoet. ‘Ik zeg altijd: zelfkennis is veel belangrijker.’

Terwijl Magali rakelings langs een koppel geparkeerde auto’s scheert, een voetganger luidkeels aanmaant om wat rapper over te steken en door het oranje knalt met de verontschuldiging ‘sorry, ik kon niet stoppen’, zegt Herman, door de voorruit turend: ‘Mensen zeggen altijd dat ik denk dat ik het beter weet. Ik zeg altijd: ik denk dat niet, ik weet dat.’

Ondertussen graait ook Philip in zijn voorraad metaforen van het kermiskraam. Net voordat hij Wesley zal ontmoeten, een man van 29 die tot nu niet verder is gekomen dan stilvallen met een auto, ontvouwt hij zijn theorie over mannen die op latere leeftijd leren rijden. Het zijn gekrenkte mannen, meent Philip, omdat ze om zich heen de vrouwen voorbij zien zoeven die iets kunnen wat zij niet onder de knie krijgen. Het is ongetwijfeld om zich in de leefwereld van de man op leeftijd te verplaatsen dat Philip vervolgens de wagen vergelijkt met een poes, en dan nog wel een poes die ronkt van geluk. ‘Ze moet blijven ronken.’ ‘Oei’, zegt Wesley wanneer hij voor de duizendste keer stilvalt. ‘De poes is dood.’

Na haar examen stapt Magali dan weer zuchtend uit de wagen. Ze is gezakt. Ze moet niet leren rijden, wist de examinator te vertellen, maar leren kijken. ‘Pfft, ik wacht wel tot er een auto bestaat waarbij je niets moet doen’, zegt ze. Ik wacht graag met haar mee. Al was het maar omdat dit soort programma’s dan werkelijk prehistorisch en irrelevant is geworden.

*, elke maandag, 21.50, VIER

DOOR TINE HENS

DE ERVAREN INSTRUCTEURS IN RIJDEN DOE JE ZO ZIJN VAAK AMATEURFILOSOFEN DIE IN DIEPGANG NIET MOETEN ONDERDOEN VOOR DE DRUIVELAAR.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content