RAGE AGAINST THE MACHINE

Vlnr.: TIM COMMERFORD, BRAD WILK, TOM MORELLO en ZACK DE LA ROCHA.

Je dweept nooit harder met groepen en platen dan in je jeugd. Maar is de muziek van de helden van toen mee oud geworden met de luisteraar? Stefaan Werbrouck herbeluistert Rage against the Machine en schaamt zich een beetje.

Eind 2009 stonden de Britse hitlijsten even op hun kop. Aanleiding was de vraag wie er op Kerstmis de nummer-éénpositie zou bekleden in de charts, iets waar in de jaren voordien nochtans nauwelijks deining over was. Normaal gezien ging dat zo: enkele maanden voor Kerstmis ging er een nieuw seizoen van talentenjacht The X Factor van start op televisie, en diegene die daar met de overwinning ging lopen, mocht een debuutsingle opnemen, die vervolgens op 25 december bovenaan in de hitlijst stond.

Het hele procedé was ‘even voorspelbaar geworden als de verkiezingen in Noord-Korea’, zoals The Guardian toen schreef, en daarom besloten een paar individuen via internet die hele machinerie stokken in de wielen te steken. Zij begonnen een campagne op Facebook om in plaats van The Climb van de 18-jarige Joe McElderry een song naar de top te katapulteren die bijna even oud was als die X Factor-winnaar: Killing in the Name van Rage against the Machine uit 1992, de eerste single uit de titelloze debuutplaat van de Amerikaanse rockgroep.

De strijd tussen de halfzachte cover van een Miley Cyrus-song en de brok lawaai die eindigt met zestien herhalingen van de zin ‘Fuck you, I won’t do what you tell me’ was spannend, maar nadat mensen als Paul McCartney zich hadden uitgesproken voor de tweede, kon Rage against the Machine het toch halen. Tot woede van Simon Cowell – schatrijk bedenker van en gemeen jurylid bij The X Factor, die moest toezien hoe zijn nieuwe poulain een beetje belachelijk werd gemaakt – maar tot vreugde van vele Britse muziekliefhebbers. Om nog wat extra zout in de wonde te strooien organiseerde Rage against the Machine de zomer daarop een gratis concert in Londen waarvoor mensen tickets moesten boeken via een site die de naam TheRageFactor meekreeg.

Op zich is het een goede en gepaste grap: een product uit de fabriek waar aan de lopende band nieuwe artiesten worden gelanceerd dat het moet afleggen tegen een loeiharde lel van een song, met een zanger bij wie elk woord duidelijk uit de grond van zijn woedende hart komt. Het was een duel tussen cynische prefabpop en authentieke rock-‘n-roll, en voor één keer haalde de tweede zijn slag thuis. Aan de andere kant zat Rage against the Machine op het moment van de clash wel bij platenfirma Sony, tevens het thuis van Simon Cowell en alle artiesten die hij gelanceerd heeft met behulp van de televisie. Cowell heeft zich misschien wel geërgerd aan de internetactie maar financieel heeft ze hem geen windeieren gelegd.

Het is dus wat dubbel, en dat vat goed het gevoel samen dat je krijgt als je vandaag opnieuw luistert naar Rage against the Machine. Op een bepaalde manier vormden zanger Zack de la Rocha, gitarist Tom Morello en die twee anderen van wie niemand ooit de naam heeft geweten de ultieme groep voor puberende jongens en meisjes uit de welgestelde middenklasse. Ze maakten muziek in een genre dat helemaal gericht was op zestienjarige bleekscheten: rapmetal, een genre dat ontstond in de zomer van 1986, toen Aerosmith samen met Run-DMC een nieuwe versie van Walk This Way opnam en zo de hiphop uit de Amerikaanse binnensteden op een propere, onschadelijke manier introduceerde bij de burgergezinnen uit de suburbs.

Toen Rage against the Machine in 1992 debuteerde, was het pad voor hun cocktail van furieuze gitaren en raplyrics dus al breed geëffend – in onze contreien onder meer ook door het Nederlandse Urban Dance Squad – maar Zack de la Rocha voegde aan de mix iets toe dat ervoor zorgde dat songs als Killing in the Name, Bombtrack of Township Rebellion helemaal anthems werden. Namelijk een gigantische dosis woede, een onstuitbare drang om allerlei onrecht aan te klagen en een oprecht geloof dat hij en zijn bandleden de wereld zouden verbeteren of toch minstens het kapitalisme de genadeslag zouden toebrengen. En wat slaat er beter aan bij rebellerende pubers dan een groep die de muziek levert die perfect bij die poster van Che Guevara past, die je de mogelijkheid geeft om op zaterdagavond ‘fuck you, I won’t do what you tell me’ te schreeuwen in de overtuiging dat je zo je steentje bijdraagt tot een betere samenleving? Zelfs al is het ergste wat je kan gebeuren dat je diezelfde zaterdagavond om één uur ’s nachts thuis moet zijn in plaats van halftwee, en je ’s anderendaags tegen je zin je kamer op moet ruimen.

Nu opnieuw naar Rage against the Machine luisteren is dus geconfronteerd worden met je naïviteit van toen. Met het feit dat je in die tijd geloofde dat een lyric waarin politieagenten en machthebbers vergeleken worden met leden van de Ku Klux Klan (‘Some of those that work forces, are the same that burn crosses’) echt van diepere inzichten getuigde en niet van een geweldig gebrek aan relativeringsvermogen. Dat je dacht dat een zin als ‘Yes I know my enemies! They’re the teachers that taught me to fight me!’ (uit het erg antiautoritaire Know Your Enemy) werkelijk iets te vertellen had over het brave onderwijzende personeel uit het nog bravere katholieke college waar je op de schoolbanken zat.

Aan de andere kant blijft dat titelloze debuut wel een bulldozer van een plaat, met tien denderende songs vol sterke riffs en natuurlijk het onnavolgbare gitaarspel van Morello, een man die er wellicht op zijn eentje voor verantwoordelijk is dat duizenden jongens die overal ter wereld op hun slaapkamer de akkoorden van The Passenger zaten in te oefenen van hun illusies werden beroofd. Een plaat die het wel verdient dat ze door Rolling Stone opgenomen werd in de lijst van 500 beste albums aller tijden – op nummer 368. Want laten we eerlijk zijn: je kunt je vandaag wel een beetje schamen omdat je als zestienjarige naar Rage against the Machine hebt geluisterd, maar je zult een paar jaar later de rapmetal maar via Limp Bizkit hebben leren kennen.

HOE KON JE TOEN DENKEN DAT EEN ZINALS ‘YES I KNOW MY ENEMIES! THEY’RE THE TEACHERS THAT TAUGHT ME TO FIGHT ME!’ WERKELIJK IETS TE VERTELLEN HAD OVER HET BRAVE ONDERWIJZENDE PERSONEEL UIT JE NOG BRAVERE KATHOLIEKE COLLEGE?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content