Radio in België wordt 75. Wij vroegen aan vier bekende stemmen waarom het medium hun hart heeft gestolen. ‘Toen ik voor het eerst een studio zag, dacht ik: Hier ga ik nooit iets van snappen.’ Door Stefaan Werbrouck

De meeste gelauwerde radiomaker van het laatste decennium, dankzij programma’s als ‘Het Eeuwfeest’, ‘Bomans en Bomans’ en ‘Titaantjes’. Werkt momenteel aan een zomerreeks over 75 Jaar Radio, die vanaf 2 juli op Radio 1 wordt uitgezonden.

Cultuurcoördinatrice bij Klara en producer van het magazine ‘-, Alinea’, dat op 16 juni live vanuit het Flagey-gebouw een special brengt rond 75 Jaar Radio. Daarvoor vooral bekend van ‘Update’ en ‘Frituur Victoria’ op Studio Brussel.

Jonge wolf van Studio Brussel, en volgens kenners een van de grootste radiotalenten die er vandaag rondlopen. Presenteert momenteel de middagshow op StuBru, die de simpele maar doeltreffende titel ‘Tomas De Soete’ meekreeg.

Onze eerste DJ en de man die de Vlaamse jeugd naar rock-‘n-roll leerde luisteren. Na een mediacarrière van vier decennia is Zaki (60) terug waar hij begon: hij presenteert sinds vorig jaar bij radiostation Be One.

Pat Donnez

‘Ik weet nog exact wanneer ik begonnen ben bij de BRT: 16 april 1984. Radio was voor mij meteen een avonturenboek. Ik kon als stagiair aan de slag bij de Wereldomroep en moest er ‘groeten voor zeelieden’ of ‘uitzendingen naar Afrika’ maken. Daar stelde ik me dan de wildste dingen bij voor. Als ik de Vlaamse Top 10 uitzond, dan fantaseerde ik over de paters die in de Afrikaanse jungle in hun hangmat lagen en vernamen dat Willy Sommers op één stond, waarna ze een regendans opvoerden met de inboorlingen (lacht). Mijn baas was de onlangs overleden Wim De Lathauwer, een uitstekend radiomaker, al had hij een broertje dood aan werken. Als hij om drie uur ’s namiddags moest presenteren, dan kwam hij om vijf voor drie aan, pakte acht willekeurige platen uit de kast en begon. Maar: zelden zo’n goede muziekprogramma’s gehoord. Het leek alsof hij er dagen aan voorbereid had. Tussen de platen door vertelde hij schitterende verhalen, over Fausto Coppi en zijn Witte Dame, over hoe hij ze in hun Amerikaanse slee had zien passeren enzovoort. Als ik dan vroeg of hij dat echt had meegemaakt, zei hij: “Tuurlijk niet, maar voor die paters maakt dat toch niet uit. ” ‘

‘Ik ben groot geschopt door de piratenzenders en de vrije radio. 31 augustus 1974, de dag dat Radio Veronica uit de ether verdween, was in huize Donnez een rouwdag. Ik luisterde altijd van op het toilet naar die zender, omdat daar de beste ontvangst was, en ik had die dag de antenne zelfs verlengd met een stuk ijzerdraad om het nog beter te horen. Ik weet nog letterlijk wat de laatste woorden waren: ‘Bij het afscheid van Veronica, sterft ook een beetje de democratie in Nederland. En dat spijt me… voor Nederland.’ Daarna werd het Wilhelmus gespeeld en toen: alleen nog ruis. Dat was een van die zeldzame momenten dat radio je echt kon laten huiveren. Het is trouwens opmerkelijk hoeveel radiomakers die laatste minuten kunnen navertellen.’

‘Plaatje-praatje heeft me nooit geïnteresseerd. Tot halverwege de jaren tachtig heb ik in Mechelen bij de lokale radio gewerkt, en daar heb ik ook nooit zomaar platen aan- en afgekondigd. Ik denk zelfs dat ik de meest inventieve radio net toen heb gemaakt. We zonden uit van op de zolder bij de Witte Paters – ook al waren de meesten van ons verstokte heidenen – en zowat iedere week viel de politie binnen. Op den duur zaten we gewoon te wachten tot ze er weer aankwamen. De laatste keer zijn ze met een echte politiemacht gekomen en hebben ze alles meegenomen, tot onze zender van dertig meter toe.’

‘Ik probeer het eigene van radio schaamteloos uit te buiten. Voor het programma Alaska lieten we onlangs aan mensen opnames horen van hun overleden familieleden: van een moeder die één zinnetje van haar dochtertje had – “Mama, ik ben dadelijk thuis”, op het antwoordapparaat – tot een vrouw wiens man uren opnames had gemaakt. We speelden dat af tijdens een internationaal festival voor radiomakers en na een tijdje begonnen mensen de zaal te verlaten. Ik dacht: Het gaat te ver. Maar bij de nabespreking kwam een meisje naar mij toe en die vertelde dat ze even was gaan bekomen op haar hotelkamer. Bleek dat haar vader net was overleden en door dat programma had ze beseft dat ze nooit een gesprek met hem had opgenomen. Zoiets kan alleen met radio.’

Chantal Pattyn

‘Ik ben een echte radioconsument, altijd al geweest. Ook in mijn jeugd zei televisie me maar weinig, ik zat meestal aan de radio gekluisterd: onder meer Vrijaf en Funky town hebben mijn oren geopend. Toen ik aan het studeren was, hoorde ik via via dat ze bij Radio1 nog mensen zochten om mee te werken aan een nieuw jongerenprogramma, Imago. Daar heb ik dan mijn eerste stappen gezet, samen met onder meer Lieven Vandenhaute en Kristien Bonneure. Wij wisten letterlijk van niks. We kregen geen opleiding, alleen een uurtje of twee Hoe bedien je een Nagra-toestel? Ja, ik behoor nog tot de generatie die weet wat een Nagra is! Vandaag de dag gebeuren alle opnames digitaal, maar wij hebben toen echt nog het hele land doorgereisd met zo’n loodzwaar toestel op onze rug en toen we terugkwamen naar de studio hadden we tientallen bandjes mee, met van die witte papiertjes op de plaatsen waar we wilden knippen. Maar ik was direct verliefd op het medium. Mijn eerste reportage? Hoe ga ik op zoek naar een kot?

‘Op een dag ben ik binnengelopen bij Studio Brussel om een stemtest te doen, en na wat proefprogramma’s kon ik aan de slag. Voor een deel was dat een kwestie van timing. De zender was toen net haar programmering aan het uitbreiden en was op zoek naar nieuwe mensen. Toen ik daar aankwam, was ik echt doodsbang. Ik wist absoluut nog niet hoe zo’n radiostudio eruitzag: Paul De Wijngaert heeft me toen rondgeleid en uitleg gegeven en ik weet nog dat ik rondkeek en dacht: Hier ga ik nooit iets van snappen (lacht). Maar het gigantische voordeel van Studio Brussel was dat je gewoon in het zwembad werd gegooid. De zondagochtend was meestal het radiomoment van de beginnelingen, omdat er dan toch niet te veel mensen luisterden en je dus gerust eens kon blunderen. Mijn grootste blunder? Goh, als ik daarover begin, dan zijn we over anderhalf uur nog bezig. Van lachbuien van drie kwartier tot de Beastie Boys die live het kot kwamen afbreken, ik heb het allemaal gehad.’

‘Ik heb in 1998 een jaar lang De Zevende Dag gepresenteerd en toen ik daarna terugkeerde naar de radio, verklaarde iedereen me gek. Radio wordt immers nog altijd als een wipplank naar televisie beschouwd, en door terug te gaan, maakte ik volgens velen de verkeerde car- rièrekeuze. Maar ik wílde gewoon terug: dat had deels met de onderwerpen in De Zevende Dag te maken – ik ben meer een cultuurmens – maar radio is ook gewoon meer mijn ding. Televisie gaat zo snel en is zo direct, radio spreekt meer tot de verbeelding. Ik kick ook op stemmen. Als je naar de radio luistert, dan kan je je van alles voorstellen bij de mensen achter de micro, en dat maakt alles zoveel mysterieuzer en intiemer. Ik heb een quote op mijn bureau liggen die het allemaal perfect samenvat, van Garrison Keillor uit Radio Romance: “There’s no romance in television: it’s just the Wal-Mart of the mind. Radio is infinitely sexier.” Werken voor de radio werd onlangs door jongeren uitgeroepen tot het van het. Ik denk dat dat vooral komt doordat je er heel creatief kunt zijn. De dag dat ik ’s ochtends zeg: “Ik moet naar mijn werk”, dan stop ik er misschien beter mee. Het is spelen hé? Je hebt wel een job, maar eigenlijk is het allemaal fun. Ja, ook op de cultuurzender! Ik kan het iedereen aanbevelen.’

Tomas De Soete

‘Toen ik jong was, zeiden mijn ouders altijd: “Onze Tomas, die zal later wel naar het Rits gaan.” Ik was vanaf mijn achtste constant bezig met dingen op te nemen en te bewerken. Er sjeesden kabels door de huiskamer, het hele huis lag vol plons, en hoe meer vonken eruit kwamen hoe liever. Ik maakte vooral mixcassettes, compilaties van songs die ik met behulp van twee recorders aan elkaar zette. En dat moest perfect uitkomen hé: soms nam ik een liedje wel zestien keer van de ene cassette over op de andere, tot het naadloos aansloot op het vorige. En tot er natuurlijk vooral nog geruis overbleef (lacht). Die kant-en-klare tapes gingen daarna mee op vakantie, en dan was het altijd gieren om wat ik nu weer allemaal uitgestoken had. Ik kon toen echt zitten prutsen. Ik herinner me dat ik plots ontdekt had dat als je de play-knop en de record-knop tegelijk indrukt maar de play-knop niet helemaal naar beneden duwt, je dan een soort grafstem krijgt. Stom natuurlijk, maar toen vond ik dat geweldig.’

‘Eigenlijk ben ik op lef bij Studio Brussel binnengeraakt. Tijdens mijn studies aan het Rits heb ik mijn stoute schoenen aangetrokken en ben ik – samen met Bram Vandendriessche trouwens – bij Chantal Pattyn gaan vragen of ze geen reporters nodig had voor Frituur Victoria. We mochten meteen een stukje draaien over het Festival van de Fantastische Film. Werk dat we daaraan hebben gehad! Aan zes minuten hebben we ongeveer acht uur zitten monteren, de technici werden gewoon gek van ons. Toen ik afgestudeerd was, mocht ik meteen beginnen bij StuBru. In het begin was ik een soort combinatie van reporter en redacteur, wat inhield dat ik ook het nieuws moest lezen. Dat was de hel. Ik slaagde er altijd wel in om in het begin iets te zeggen als “Een tiental bejaarden werd met lichte verwondingen afgevuurd”, waarna ik begon te stotteren, nog iets idioots zei… enfin, tegen het einde leek het nieuws veel op een komisch programma. Het was echt een verlossing toen ik Was Het Nu 70, 80 of 90? mocht gaan presenteren.’

‘Niets kan zo de fantasie prikkelen als radio. Als ik wat Franse muziek speel, krekeltjes op de achtergrond laat horen en tegen de luisteraar zeg: “Beste mensen, ik zit vandaag in de Provence”, dan zít ik ook in de Provence. Die eenvoud maakt het zo mooi. Of de magie vermindert als je er zelf voor de radio werkt? Hm, moeilijke vraag. Voor een deel wel natuurlijk omdat je de mensen in de studio ziet en weet hoe het allemaal in elkaar zit. Maar de magie is absoluut niet weg. Onlangs kreeg ik in het midden van een nummer een telefoontje binnen: ik neem op en hoor een man aan de andere kant van de lijn meefluiten met de song die wij aan het spelen waren. Toen besefte ik: Hé, die kerel heeft per ongeluk gebeld. Dus heb ik aan de technici het sein gegeven dat ze het telefoontje on the air moesten geven, zodat de man dus plotseling zichzelf hoorde meefluiten met het liedje. Dat is zo simpel, maar het is zo plezant. Of als ik met iemand bel die in een of andere monsterfile staat, en die persoon zegt: “Vraag eens aan de andere mensen die hier in de file staan of ze willen claxonneren?” En het volgende moment hoor je een lange Teeeuuuut. Eerlijk gezegd: dan zit ik met tranen in de ogen achter mijn microfoon.’

Jackie Dewaele (Zaki)

‘Dat ik voor de radio zou gaan werken, is altijd het verste van mijn gedachten geweest. In mijn jeugd stond de radio wel voortdurend op. Mijn ouders hadden radiodistributie, een soort bakelieten bakje waarop je zes à zeven stations had, en op de ‘jongenskamer’ stond ons eigen toestel. Dat was nog een echt model met lampen dat mijn oudere broer toen ik een jaar of acht was, had gekocht en zelf in elkaar had geknutseld, omdat dat goedkoper was (lacht). We luisterden vooral naar Radio Luxemburg, de commerciële zender die in de jaren vijftig rock-‘n-roll uitzond. Daar heb ik Elvis Presley en Jerry Lee Lewis leren kennen, en daar had je ook DJ’s die wachtten tot een song voorbij was vooraleer ze begonnen te praten. Later heb ik dan ook de piratenzenders ontdekt: vooral de Engelse dan – Radio Caroline en Radio London – want de Nederlandse piraten zoals Radio Veronica vond ik eerlijk gezegd wat te plat. Dat ik zelf op de radio ben beland, was puur toeval. BRT Oost-Vlaanderen organiseerde een wedstrijd voor DJ’s en ik had me gewoon uit nieuwsgierigheid ingeschreven – ik ben zelfs platen moeten gaan lenen bij de buren. Tot mijn verbazing won ik en kreeg ik een kwartiertje zendtijd in het programma van Nand Baert, Afternoon Beat. Daarna vroegen ze me of ik een eigen programma wou presenteren en ik dacht: Oké, ik ga dit even doen en daarna begin ik een serieuze job te zoeken.’

‘Ik ben vrij snel van Oost-Vlaanderen naar Brussel gegaan om er de beruchte Popsectie van Jan Schoukens te vervoegen. Dat was een soort voorloper van Studio Brussel, met een groep jonge mensen – waaronder ikzelf en Mike Verdrengh – die meer rock en pop wilden draaien op de radio. Bij de BRT werden we beschouwd als een noodzakelijk kwaad. Eigenlijk dachten ze vooral: Wat komt dat jong geweld de rust hier verstoren? Maar bij de jongeren zelf waren we natuurlijk wél populair . Samen met Mike had ik toen ook een DJ-show waarmee we door het land trokken, en daar kwamen jongeren echt op ons af om te zeggen dat ze dankzij ons die of die artiest hadden leren kennen – ik was bijvoorbeeld de enige in die tijd die Led Zeppelin draaide. Er zat daar geen strategie achter hoor: ik wilde niet tegen de schenen van de goegemeente schoppen, ik wou gewoon spelen wat ik zelf graag hoorde. Het kwam allemaal vanuit een soort buikgevoel.’

‘Radio is voor mij niet magischer dan televisie, het is alleen gemakkelijker. Bij tv kun je ook persoonlijke programma’s maken, alleen werk je daar met een hele productieploeg en moet je eerst alle neuzen in dezelfde richting krijgen. Radio, dat is iets wat je met een man of drie doet. Oké, in de jaren zestig en zeventig zat je wel met een hele ploeg technici opgescheept, maar dat was vooral omdat de vakbonden dat zo wilden, die had je niet echt nodig (lacht). Ik heb dan ook niet het gevoel dat de cirkel rond is nu ik weer voor radio werk, gewoon omdat ik alles in de media graag heb gedaan. Eigenlijk ben ik een soort octopus op dat vlak. Of er op technologisch vlak veel veranderd is? Alleen dat nu alles met computers gebeurt. Maar dat is positief hé. Ik hoor soms mensen die nostalgisch terugdenken aan de jaren ’60, maar dan denk ik: Jaren ’60, mijn oren! Nu is het veel gemakkelijker. Leve de computer!’

Stefaan Werbrouck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content