Daan is een Einzelgänger. Later, op zijn sterfbed, zal hij met gerust gemoed kunnen zeggen: ‘I did it my way’. Al van toen hij klein was, koos hij zijn eigen koers. ‘Als de jongens op een veld in onze buurt gingen voetballen, klom ik altijd in een boom om, met een tak als microfoon, commentaar te geven bij de match. Maar meesjotten: no way. ‘ Door Peter Van Dyck

‘Er is een slag aan’, zegt Daan over zijn nieuwe cd Victory, terwijl hij met nerveuze halen aan zijn sigaret trekt. We hebben afgesproken in Brussel, zijn nieuwe biotoop. Hier woont hij dicht bij George (het kind uit zijn relatie met zangeres Sandrine Collard) en bij zijn managementbureau Music And Roses. In de keuken van dat kantoor hangt een grote reproductie van de hoes van de single Victory. Op deze controversiële collage van de Happy Famous Artists staan de WTC torens in lichterlaaie afgebeeld, met op de voorgrond Winnetou en Old Shatterhand die elkaar een hand geven. ‘Ik logeerde bij vrienden’, vertelt Daan, ‘en het eerste wat ik zag, was dit werk. Ik schoot meteen in de lach en het beeld is in mijn hoofd blijven hangen. Nu wil het toeval dat de bassist op mijn plaat, Jeff Anderson, een New Yorker is. Toen hij naar de studio kwam, panikeerde ik even. Wat als hij er niet om zou kunnen lachen? Gelukkig deed hij dat wél. Bleek dat hij al ingelicht was.’ (lacht)

Dat Daan Stuyven helemaal gebiologeerd raakt door een beeld, typeert deze veelzijdige artiest. In zijn werk – als solomuzikant, met Dead Man Ray, als filmcomponist en als occasioneel vormgever/reclameman – gaan het muzikale en het visuele vaak naadloos in elkaar over.

Een citaat uit het nummer ‘Addict-ed’ op ‘Victory’: ‘I don’t need respect from you / don’t think I de-serve it too’. Waarom relativeer je jezelf zo vaak in je teksten?

Daan: Zo ben ik, ik sta nooit op mijn strepen. Al ben ik blij wanneer ik respect krijg, ik voel me niet in de positie om het te vragen. Ik heb ontdekt dat ik me heel vaak verontschuldig in mijn nummers. Preventief bijna. Ik doe dat uit zelfverdediging.

Ben je een gemakkelijke mens om mee samen te leven?

Daan: In het begin van een relatie wel. Ik ben gemakkelijk qua vorm, maar niet als het over inhoud gaat. Ik ben een veer, een rekker.

Dorothée Vandenberghe, regisseur van ‘Meisje’, beweert: ‘Op Daan kan je onmogelijk kwaad zijn.’

Daan: Ik word zelf ook zelden kwaad. Ik geloof niet in de confrontatie. Ik negeer liever iets dan me eraan te ergeren. Tegen deuren, tafels en mijn tv zal ik wel eens schoppen, maar met mensen maak ik niet graag ruzie. Mensen moeten elkaar een plezier doen. Hoor mij nu, dat klinkt bijna als peace, love and understanding. (lacht) Maar je kan je toch niet opwinden over de onvolmaaktheid van iemand. Als je boos wordt op iemand, wil dat zeggen dat je te veel van hem of haar verwacht. Natuurlijk stellen mensen soms teleur, maar ik kan het nooit iemand kwalijk nemen dat hij is wie hij is.

Vlucht je dan niet voor problemen?

Daan: Als dat zo zou zijn, moet ik vaststellen dat het toch niet erg lukt, want ik cultiveer problemen. Het is een spelletje tikkertje. Ik vlucht gráág, ook voor geluk. Ik ben een volleerde escapist. Dat is de reden waarom ik muziek maak.

Ben je enkel van Antwerpen naar Brussel verhuisd om vaker bij je zoontje te kunnen zijn?

Daan: Dat was de belangrijkste reden. Maar het helpt ook om weer een frisse kop te krijgen. Je kweekt gewoontes en tics nerveux als je te lang op dezelfde plaats blijft hangen. Je gaat rondjes draaien, zoals de dieren in de Zoo. In Antwerpen kon ik niet langer drinken van wat ik zag op straat. Ik kende mijn omgeving te goed. Het effect was uitgewerkt. Ik heb er dan ook 15 jaar gewoond.

Het valt op hoe vaak je je een nieuwe look aanmeet. Ook qua uiterlijk heb je behoefte aan verandering?

Daan: Ik raak mezelf gauw beu gezien. Het is niet zozeer uit een drang om me te vermommen, maar om me niet te ernstig te nemen. Om het met Wim Decraene te zeggen: breek uit jezelf. Dan verplicht je de mensen om je genuanceerder te bekijken, want ze kunnen niet meteen een stempel op je drukken.

Streelt het je ijdelheid dat een regisseur van over de taalgrens, Didier Verbeek, een documentairefilm over je wil draaien?

Daan: Jawel. Ik heb heel veel respect voor de RTBF. Zij werken minder flashy en staren zich minder blind op kijkcijfers dan de Vlaamse tv-makers. Ze gaan meer op de inhoud af, daarin hebben zij een langere cultuur dan wij. Ik schrok van de appetijt en de finesse waarmee Didier het aanpakte. Hij heeft er serieus zijn nek voor moeten uitsteken want ik ben niet eens zo bekend in Wallonië. Nee, die film was een groot compliment. Ik werd er stil van.

Is het niet gek om 15 dagen een camera achter je aan te hebben?

Daan: Didier zocht me met grote intervallen op, maar belde me haast dagelijks. Soms besliste hij op vreemde momenten te draaien. Toen ik met Dead Man Ray terugkwam van drie dagen Zwitserland moest een scène in een benzinestation worden gefilmd. Daar sta je dan plots als een wrak langs de autosnelweg in Luxemburg.

Loop je een tijdje op wolkjes als je de lovende kritieken op de jongste Dead Man Ray-cd ‘Cago’ in toonaangevende Britse rockbladen leest?

Daan: Nee. Ik ben nochtans gevoelig voor kritiek. Wat over me geschreven wordt, laat me zeker niet koud. Alleen, dit voelde aan alsof het mes nog eens in de wonde werd gedraaid. Ik besefte immers goed genoeg dat we geen mogelijkheden zouden krijgen om in Groot-Brittannië te gaan spelen. Dan is het vooral frustrerend om te zien dat er over het Kanaal toch mensen voor je openstaan.

Ik zag een uitstekend concert van je vorig jaar in de Arenbergschouwburg. Het wildenthousiaste publiek riep je terug voor enkele bisronden. ‘Jullie zijn schatten’, zei je toen. En je voegde er meteen aan toe: ‘Ik had nooit gedacht dat ik dat woord nog zou uitspreken.’

Daan: Ik heb het sindsdien ook niet meer gebruikt. (lacht)

Omdat je zweette, voelde je plots de aandrang om je hemdsmouwen op te stropen. ‘Maar zoiets doe je niet: ook dat heb ik van thuis uit meegekregen’, vertelde je toen. Welke opvoeding heb je in feite genoten?

Daan: Ik heb me altijd in mijn eentje bezig gehouden. Wat ik nu in de studio doe, is eigenlijk een uitloper van mijn jeugd. Ik prutste constant dingen in elkaar. Wat wil je, ik zag niets anders rond me. Ik heb mijn vader, een kunstenaar, ook altijd in zijn atelier in de weer geweten. Bovendien was ik de jongste thuis en dus rotverwend. Ik heb nooit op de barricade moeten staan. Ze lieten mij maar begaan. Er werd me niks verboden, maar ik kreeg toch ook een zekere moraal mee.

Heb je eigenlijk ooit een andere ambitie gekoesterd dan knutselen, in welke vorm dan ook?

Daan: Ik wou archeoloog worden, maar eigenlijk komt dat op hetzelfde neer. In een vierkante meter aarde graven, is te vergelijken met het prutsen op een computerscherm, een tekenblad of een mengtafel. Ik ben nooit een fysieke mens geweest. Hardlopen was niets voor mij. Een foto nemen van een loper, dat wel. (lacht) Als op een veld in onze buurt gevoetbald werd, klom ik in een boom om, met een tak als microfoon, commentaar te geven bij de match. Maar zelf meesjotten: no way.

Herken je jezelf in je zoontje George?

Daan: Ik denk niet dat ik dat zou willen. (lacht) Het is net een deel van de opvoeding dat hij zich tegen mij afzet. Hoe meer hij mij niet for granted neemt, hoe beter.

Ik kan me inbeelden dat je er van geniet om mee in zijn fantasiewereld te stappen.

Daan: Absoluut. Soms moet ik me daar bewust uit terugtrekken, omdat ik er te veel in opga. Ik creëer graag voor mezelf een bepaalde fictie. Kinderen doen dat automatisch. Voor hen is álles fictie. Zij hebben geen notie van de realiteit. Zij weten niet hoe iets hoort te zijn. Zij ervaren het leven op een totaal andere manier. Met ouder worden, zie je veel en wen je aan alles. Weer door de ogen van mijn zoontje kijken, doet me basisfenomenen zoals kleuren, geuren, klanken en de natuur herontdekken.

Schat je jezelf hoger in als vader dan als muzikant?

Daan: Ik wil het er in beide rollen goed afbrengen. Het ene sluit het andere ook niet uit. Beter een levende vader die af en toe op de baan is, dan een uitgebluste. Het heeft ook geen zin om je volledig op te offeren voor je kind. Je moet het vooral goesting in het leven meegeven. Mijn levenslust blijft constant, die tuimelt nooit onder nul. Ik zeg niet dat ik elke morgen vrolijk zingend opsta, maar de nieuwsgierigheid verdwijnt nooit. Ik raak bijvoorbeeld graag de weg kwijt met de auto. Het is vreemd, maar ik heb altijd het gevoel: the best is yet to come.

Heb je concrete plannen waar je je nu nog niet aan waagt, maar die je ooit wel eens wil realiseren?

Daan: Dat ik behalve mijn songteksten niks schrijf, bezorgt me een klein complex. Ooit wil ik ruimer gaan. Ook met beeld wil ik graag meer doen.

Je hebt de soundtracks van ‘Verboden Te Zuchten’, ‘Meisje’ en ‘Un Honnête Commerçant’ verzorgd. Ik neem aan dat het geen toeval is dat regisseurs hun weg naar jou vinden. Je lijkt bij het componeren vaak vanuit beelden te vertrekken.

Daan: Het album Victory zie ik echt als een film. Een film met een lichtvoetig en triomferend begin, maar met een diffuus en allesbehalve happyend. Dit is de eerste plaat waarvoor ik echt in scènes dacht. Ik stond tijdens het schrijven stil bij welke locaties en sferen ik nog miste. Ik componeerde nummers in functie van de spanningsopbouw.

Hoe zou je leven eruitzien zonder deadlines?

Daan: Saai. Lethargisch. Ik kan eenvoudigweg niet zonder deadlines. Ik moet mezelf projecten aanpraten. Ik heb de laatste weken, bij de afwerking van de plaat, nog gemerkt dat ik, ondanks de toeslaande vermoeidheid, verslaafd ben aan het werken tegen de klok. Dat houdt mij wakker. Ik heb behoefte aan grote plannen en uitdagingen. Het probleem is: zolang je hard werkt, ben je in topvorm en adem je noten en klanken. Maar van zodra een plaat af is, val je in het fameuze zwarte gat, en moet je jezelf een jaar herladen om weer inspiratie op te doen.

Ben je het meest op je gemak alleen?

Daan: Zet me een paar dagen niét alleen en ik loop de muren op. Desnoods zonder ik me af ín gezelschap en doe ik in figuurlijke zin de deuren dicht. Ik heb tijd nodig om alles rustig te laten bezinken. Als ik een uur met iemand praat, heb ik nadien vijf uur nodig om dat gesprek in al zijn nuances te verwerken. Ik hou om die reden van korte, intense contacten.

Op tournee ben je continu met dezelfde bende op stap. Ben je wel gemaakt voor het toerleven?

Daan: Dat wel. Vaak verdwijn ik voor of na een optreden. Het eerste wat ik doe als ik in een stad arriveer, is ze in mijn dooie eentje verkennen. Kilometers wandelen door een stad die ik niet ken, vind ik zalig.

Bij Dead Man Ray zitten aardig wat sterke ego’s bij elkaar. Gunnen jullie elkaar de nodige ruimte?

Daan: Dat is absoluut noodzakelijk met die uiteenlopende en complexe persoonlijkheden. Daar schuilt een mooie vorm van vriendschap achter, precies omdat we zoveel respect voor elkaar hebben.

Toen je hit ‘Swedish Designer Drugs’ destijds op de radiozenders verdeeld werd, was de eerste reactie: wat een wansmakelijk gedrocht is dit? Kon je dat enigszins begrijpen?

Daan: Ja. Omdat ik die reactie soms óók heb. Bij het schrijven van de songs van Victory was het opnieuw prijs. Ik vroeg mezelf af: hoe ben ik hier nu weer terechtgekomen? Waarom die absurde nonsens? Wanneer maak ik nu eens iets ernstigs? Op een bepaald moment wórdt het wel serieus, hoor. Het moment dat ik zo’n plaat uitbreng, doe ik dat met volle overtuiging.

Je werpt jezelf graag op als verdediger van kitsch, maar wat vind jij nu echt absoluut fout?

Daan: Jeff Buckley. Dat is pas pathetisch. Platen die zich een air van sérieux en integere emotie aanmeten, kunnen dat net niét hebben, omdat ze zo potsierlijk of eenduidig zijn.

Eerst werkte je als vormgever in de reclame, nadien componeerde je voor spotjes en intussen spreek je er ook zelf in. Wat fascineert je zo in reclame? Of doe je het voor het geld?

Daan: Vooral voor het geld. Mocht ik er niet zoveel mee verdienen, ik zou ermee stoppen. Maar ik zie er toch niet tegenop omdat de reclametaal me wel aanspreekt. Hoe die de maatschappij sim-plificeert, dat vind ik intrigerend.

Nog niet zo gek lang geleden was het not done voor artiesten om zich tot reclame te lenen.

Daan: Als die reclame hun hoofdjob wordt, drogen ze natuurlijk uit. Je moet een intiem contact behouden met wat je maakt. Als je alles in reclametermen ziet, bestaat het gevaar dat je werk doordrongen raakt van relativisme en cynisme. Maar het kan ook iets losmaken. Ik vind een bijverdienste in reclame interessanter dan subsidies, omdat er geen paternalistisch randje aan zit. Die spots geven mij de garantie dat ik daarbuiten volledig mijn eigen zin kan doen. Ik voel me er niet door beperkt, integendeel.

Ben je selectief in het aannemen van opdrachten?

Daan: De laatste tijd heb ik er enkele geweigerd om ideologische redenen.

Zoals?

Daan: De werkethiek vraagt mij om discreet te blijven. Een stille wenk: het zijn binnenkort verkiezingen. (lacht)

Maar reclame maken voor een concurrent als Sioen vind je nog wel grappig?

Daan: Ja. Vooral omdat ik ervoor betaald word. (lacht)

Zie je zakenlui af en toe niet denken: wat een rare snuiter?

Daan: Je wordt betaald om de creatieveling te zijn. Ik had zelf eerst de neiging om me wat aan te passen, terwijl je je net als de artiest moet gedragen. Als kind voelde ik me al tot die wereld aangetrokken. Vanaf het moment dat ik een taperecorder had, begon ik zelf spotjes in elkaar te steken. Laat ik het zo stellen: reclame is een boeiend instrument, maar het liedje dat er doorgaans bij gespeeld wordt, is een pak minder interessant.

Peter Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content