PHOSPHORESCENT ‘HET UNIVERSUM HEEFT ME EEN TIK TEGEN DE BILLEN VERKOCHT’
Aan al te vroege pronostieken laten we ons doorgaans niet vangen, maar met Muchacho heeft Phosphorescent alvast een optie genomen op ons eindejaarslijstje. Op 9 mei staat het eenmansproject van Matthew Houck, aangevuld met band, in een uitverkochte Botanique, maar bijna was dat er niet van gekomen. ‘Ik was mijn geloof in de muziek kwijt.’
Zijn teergevoelige americana zet niet meteen aan tot vrolijkheid, maar het is met een kamerbrede glimlach en fonkelende oogjes dat Matthew Houck ons in een Brussels hotel de hand schudt. De unaniem lovende kritieken die zijn zesde en meest ambitieuze worp te beurt vallen, doen de in Alabama geboren maar thans in New York residerende singer-songwriter zichtbaar deugd. Knack Focus was ook niet de enige om te voorspellen dat dit de plaat kan worden die Houck – ‘Phossie’ voor de vrienden – definitief bij een breder publiek introduceert.
MATTHEW HOUCK: Om eerlijk te zijn, dat heb ik de voorbije tien jaar regelmatig gedacht, telkens ik een nieuwe plaat uitbreng zelfs. (lacht) Nu, ik zou er niks op tegen hebben, hoor, om mijn liedjes af en toe op de radio te horen.
Maar ze zijn zo triest, meneer.
HOUCK: Ik weet het, en daar kan ik niks aan doen, eerlijk waar. Het zijn de trieste dingen des levens die me spontaan tot overpeinzing en schrijven aanzetten. The bleak stuff comes naturally to me. Niet dat ik van nature een depressief of neerslachtig mens ben, verre van, maar als ik op een mooie, zonnige dag op een positieve manier geïnspireerd word, dan trek ik er liever op uit. Om te motorrijden, bijvoorbeeld.
De plaat begint en eindigt nochtans met twee ode’s aan de zon, Sun Arise! en Sun’s Arising.
HOUCK: Die twee tracks staan er als tegengewicht. Het verhaal begint en eindigt met een zonsopgang, het zijn stralen van hoop om de wat wrange inhoud mee af te bakenen.
En Muchacho is best een speelse titel voor een plaat die zo veel triestheid bundelt.
HOUCK: Het is een woord wat vooral jongens onder elkaar gebruiken, er zit een zweem van ondeugendheid in. Oorspronkelijk heb ik het opgepikt in een tekst van de Chileense dichter Pablo Neruda, en het hechtte zich vanzelf aan deze plaat. Ik heb nog geen goede uitleg gevonden waarom dat zo is. Misschien omdat ik het gevoel had dat het universum me een speelse tik op de billen heeft gegeven terwijl de plaat tot stand kwam. Dat ik een tijd in Mexico aan de songs heb gewerkt, speelt wellicht ook mee.
Je bent er in een strandhut de ruwe schetsen gaan uitwerken. Waarom precies in Mexico?
HOUCK: Op zich maakte het me weinig uit waar ik terechtkwam, ik moest er gewoon even tussenuit, had nood aan een ander perspectief. Mexico was de snelste uitgang die ik vond. Ik heb letterlijk de eerste vlucht genomen die op het infobord stond, en ik kwam uit in Tulum, een soort haven voor verdwaalde zielen.
En ook jij was de weg kwijt?
HOUCK: Mijn leven was op dat moment in elk geval een behoorlijke puinhoop. Ik was nog steeds aan het bekomen van een tournee die anderhalf jaar had geduurd toen ik mijn studio – en tegelijk dus mijn huis – verloor. De huisbaas wilde mijn contract niet verlengen en plots stond ik op straat, samen met alle muziekinstrumenten en opnameapparatuur die ik verzameld had. En je wilt niet weten hoe moeilijk het is om in New York een plek te vinden waar je zorgeloos aan muziek kunt werken. Op de koop toe verliet mijn vriendin me.
Je inspiratie woekerde er vast op los.
HOUCK:(lacht) Goh, dat viel best mee. Na die tournee was ik beginnen te werken aan instrumentale tracks, geluidsflarden die zich niet meteen leenden voor Phosphorescent. Eventjes heb ik zelfs gespeeld met het idee om ze onder een andere naam uit te brengen. Maar toen stortte alles in en kwam ik in Mexico terecht. Daar, in alle afzondering, zijn die maffe geluidsexperimenten tot volwaardige songs uitgegroeid. Eenmaal terug in New York, in een nieuwe homestudio, heb ik de plaat afgewerkt. Een jaar heeft het in totaal geduurd.
De plaat klinkt niet als het product van een homestudio, het is zelfs je rijkst klinkende release tot nu toe.
HOUCK: En daar ben ik bijzonder blij en trots om. Ik ben een goed geluid naar waarde beginnen te schatten. Vroeger was dat wel eens anders. Op mijn eerste platen was de song de enige graadmeter. De productie leek vaak nergens op, nu steek ik daar veel meer moeite in. De reden waarom ik een homestudio verkies boven een echte, professionele studio is dat ik heel erg traag werk. Enfin, eigenlijk ben ik gewoon een zeer luie mens. (lacht) Ik moet heel erg lang warmlopen voor ik zelfs maar de eerste gitaar in een versterker plug. Mocht ik in een gehuurde studio zo aanmodderen, dan ben ik failliet voor de helft van de songs op band staat.
De synthesizer is prominent aanwezig in enkele van de nummers, zoals Song for Zula. Dat is nieuw.
HOUCK: Niet helemaal. Kijk, ik ben voor de meeste mensen en media pas in de aandacht gekomen met For Willie, mijn tributeplaat voor Willie Nelson, en de opvolger daarvan, Here’s to Taking It Easy. Sindsdien word ik gecatalogeerd onder ‘country’. Maar op mijn platen daarvoor – die geen hond heeft gehoord – schuwde ik het experiment al niet. De analoge synthesizer heeft altijd deel uitgemaakt van mijn arsenaal, het enige verschil met vroeger is dat de liedjes deze keer gegroeid zijn vanuit de klanken, en niet op de traditionele manier, met een gitaar en blocnote op de schoot.
Song for Zula doet me trouwens denken aan Bruce Springsteen.
HOUCK: De Springsteen van Streets of Philadelphia, bedoel je waarschijnlijk? Oké, daar kan ik mee leven. (lacht) Mijn eigen referentie voor die song was Street Hassle van Lou Reed, een plaat waarop de viool ook zo’n opmerkelijke bijrol speelt. Terwijl ik werk, probeer ik me trouwens af te sluiten voor andermans muziek, maar in de aanloop naar Muchacho heb ik wel veel naar de eerste ambientalbums van Brian Eno geluisterd. Vooral de onderwaterkwaliteit van zijn klanken heeft me sterk beïnvloed.
‘All of the pleasures now avoiding me / All the music now boring to me’, zing je in A New Anhedonia. Ik hoop dat het intussen beter met je gaat?
HOUCK: De gebruikelijke ups en downs die bij het leven horen, kan ik best verdragen, maar toen ik mijn plezier in het musiceren dreigde te verliezen, begon ik toch te flippen. Een existentiële crisis was het, vlak na die tournee waar ik zonet over sprak. Fysiek en mentaal zat ik er toen echt door. Nu, ik wil er niet te veel over doorbomen, want ik besef wat voor een privilege het is om van je muziek te leven. En toch, het leven on the road en alle verlokkingen die erbij komen kijken, kunnen een mens soms kraken. Anyway, toen mijn geloof in de muziek als spirituele kracht ging wankelen, werd ik verplicht mijn hele bestaan in vraag te stellen. Ik vreesde dat ik ‘het’ – de muze, of hoe je het ook wilt noemen – kwijt was, maar dat bleek gelukkig niet het geval.
Anhedonia – het onvermogen om plezier te beleven – is een mooi woord, overigens, net als quotidian, uit The Quotidian Beast.
HOUCK: Het is een duur klinkend synoniem voor alledaags, of ordinair. Vandaar de ondertitel van die song: The Familiar Attendants.
Je schetst een intiem, huiselijk tafereel in de tekst, maar ik ben er niet uit of het nu een positief of negatief plaatje is.
HOUCK: Ik ben benieuwd naar je verschillende interpretaties.
Zou het kunnen dat het nummer simpelweg over seks gaat? Sommige regels klinken op zijn minst dubbelzinnig, zoals ‘we’ve been playing like children, now we play it like men’, en ’the beast was upon me, I guess it wasn’t so bad’.
HOUCK:(lacht luid) Nou, zo had ik het nog niet bekeken. Eigenlijk is de tekst geïnspireerd door een nare droom die me niet losliet. Tja, en als er dromen aan te pas komen, is seks nooit ver weg, zeker? Weet je, je zou wel eens gelijk kunnen hebben. We houden het gewoon op jouw interpretatie. Niemand die me ooit al beschuldigd heeft van sexy te zijn, het werd eens tijd.
PHOSPHORESCENT
Met Woods op 9/5 in de Botanique, in het kader van Les Nuits. Het concert is uitverkocht.
DOOR JONAS BOEL
Matthew Houck ‘DAT IK NU ECHT BIJ EEN BREDER PUBLIEK ZOU DOORBREKEN, HEB IK DE VOORBIJE TIEN JAAR BIJ IEDERE NIEUWE PLAAT GEDACHT. MAAR IK ZOU ER NIKS OP TEGEN HEBBEN, HOOR.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier