PETER AALBÆK JENSEN

Voor de knikkers spelen in Cannes. Een marktaandeel van meer dan dertig procent in eigen land. Films financieren met de opbrengst van verkoop aan het buitenland. Denemarken blijft in Europa een lichtend voorbeeld van hoe je als klein filmland de zaken aanpakt. De tien geboden van Peter Aalbæk Jensen, baas van Zentropa en filmproducent van Lars von Trier en Susanne Bier. ‘Gelukkige artiesten: dat hadden ze hier nog nooit gezien.’

1 BOVENAL SUBSIDIEERT NIET ZOT

‘Toen ik in het vak stapte (begin jaren negentig, nvdr.) was de situatie dramatisch. De Deense film had in eigen land een marktaandeel van amper 6 procent. De exportcijfers waren nog indrukwekkender: 0 procent. We maakten per jaar maar zes tot acht – zwaar gesubsidieerde – films. Het ergst van al: die rotverwende business bracht uitsluitend bedroevende films voort. Toch in mijn ogen.

‘Vandaag schommelt ons marktaandeel in Denemarken tussen de 30 en de 35 procent. De verkoop aan het buitenland is de voornaamste bron van inkomsten geworden. We draaien 20 tot 25 films per jaar, hoewel de staatssteun niet is toegenomen. Subsidies zijn maar goed voor ongeveer een derde van het budget. De kwaliteit van de Deense film is er enorm op vooruitgegaan. Zowel artistiek als commercieel doen we het dus zoveel beter.’

2 ZEUR NIET IJDEL

‘De Deense filmsector kreeg enorm veel staatssteun en nog waren mensen kwaad en chagrijnig op politici. Ik begreep dat niet. Films maken is toch een van de meest geprivilegieerde jobs ter wereld? En we leven in een van de meest geprivilegieerde landen ter wereld. Dus cut the crap! Niemand luistert naar zeurende filmmakers. Lach en maak wat films. Toch?

‘Je moet daar niet mee lachen. Die positieve ingesteldheid heeft ontzettend veel veranderd. In plaats van te zeuren, waren we de belastingbetaler dankbaar voor zijn steun aan de Deense film. Gelukkige artiesten: dat was nog nooit gebeurd. Zowel het publiek als de politici stonden ervan te kijken.’

3 HEILIG STEEDS DE PRODUCENT

‘De beste vriend van de regisseur is zijn producent. Wie het als artiest wil maken in de filmbusiness moet in het achterhoofd houden dat zijn of haar belangrijkste partner de man is die het geld vertegenwoordigt en die de gevechten voor je levert. De belangrijkste alliantie in de filmwereld is die tussen producent en regisseur.

‘Lars von Trier heb ik ontmoet bij een reclamefilm voor een Frans transportbedrijf. Mijn eerste bedrijf was bankroet gegaan, en Lars was artistiek bankroet: hij was zo afstotelijk en gemeen dat geen Deen nog met hem in zee wilde gaan. Na één dag vroeg hij me al om zijn volgende film te producen: Europa. Aangezien ik bankroet was, stond ik wel open voor een nieuwe samenwerking. (lachje) We waren twee flops die elkaar vonden.’

4 KUNST, COMMERCIE ZULT GIJ EREN

‘Cruciaal voor het succes van de Deense film was de alliantie tussen kunst en commercie. De Deense Filmschool speelde daarin een belangrijke rol door haar besluit producenten en regisseurs samen op te leiden. Dat was destijds zeer ongebruikelijk. Veel van onze positieve resultaten zijn ertoe te herleiden dat verkopers en artiesten op dezelfde school hun opleiding kregen. Dat was een idee van Henning Camre, die de Danske Filmskole leidde en daar directeur geworden is van het Danske Filminstitut.’

5 GEEF GEEN ERGERNIS

‘Lars von Trier is een linkse kunstenaar, ik een rechtse handelaar. Hij is een stadsjongen, ik kom van het platteland. Je kunt niet meer verschillen. Onze kijk op de wereld is totaal verschillend. We hebben niets gemeen. We clashen constant. Maar we moeten samenwerken. We hebben allebei evenveel aandelen in Zentropa, we hebben ingestemd met die relatie en zijn beiden van het idee dat zo’n alliantie voor het leven is. Respect is misschien veel gezegd, maar we aanvaarden elkaars verschillen. Hij moet niet komen zeggen hoe Zentropa geleid moet worden. Ik moet hem niet zeggen wat hij moet filmen. We hebben elk ons terrein. Voor de financiering en de verkoop van een film moet hij naar mij luisteren. Ik moet naar hem luisteren als ik de beste film wil. Samen vormen we een behoorlijk goede machine.’

6 DOE NIET WAT GEEN EXPORT IS

‘In België loopt buitengewoon talent rond. Daar ontbreekt het jullie niet aan. Maar misschien is het een nadeel dat jullie te dicht bij Frankrijk aanleunen. Zo’n grote broer heeft voor- en nadelen. Soms is het beter voor een klein land om compleet de pineut te zijn, om er helemaal alleen voor te staan en verplicht te zijn om producten te maken die de wereld aankunnen. Een Duitse producent kan het zich veroorloven om zich te richten tot de honderd miljoen Duitstaligen. Voor de Deense film was er maar één uitweg: export. Films maken die internationaal hun mannetje staan en op die manier geld van buitenaf binnenhalen. Alleen zo is een duurzame filmbusiness mogelijk in een klein, dom land met maar 5 miljoen inwoners als Denemarken.’

7 VLUCHT HET ONGELOOF EN ONGEDULD

‘Je moet minstens tien jaar wachten voor een regisseur rendabel is. Dat duurt makkelijk een film of drie. Susanne Bier maakte vijf flops voor haar eerste succes. Men lachte zich een kriek toen ik haar films begon te produceren. Lars von Trier was een idioot toen ik met hem scheep ging. Maar ik werk met allebei al dertig jaar samen en vandaag zijn ze de winstgevendste Deense regisseurs.

‘”Everyone has one thing they’re good at. I’ve always been stupid, but I’m good at this”, zegt Bess in Breaking the Waves. Ik ben goed in geloven in talent en in geduld opbrengen. Ik geloof in geloven. Als je genoeg in je talent gelooft, dan volgen resultaten vroeg of laat. De flops neem ik erbij. En ja, bij sommige regisseurs ben ik al heel lang aan het wachten. (lacht) Maar ze zijn nog niet dood. Ze kunnen nog altijd ontbolsteren.

‘Succes komt beter niet te vroeg. Nicolas Winding Refn was 26 toen hij succes had met Pusher (1996). Thomas Vinterberg was niet veel ouder ten tijde van Festen (1998). De markt verwachtte te veel van die arme, jonge regisseurs. Dat kan een carrière zware schade toebrengen. Gelukkig hebben ze de tijd gekregen om er weer bovenop te komen. Ik ben zeer blij dat ik me achter Vinterbergs Jagten (2012) geschaard heb.’

8 OOK DE ACHTERKLAP EN ‘T LIEGEN

‘Waarom valt Von Trier zo vaak Susanne Bier aan? Haar successen betalen een groot deel van zijn loon. Dat is vernederend. (lachje) Er is verschrikkelijk veel competitie tussen Deense regisseurs. Ik denk dat ze maar groen lachen als een collega succes heeft. En toch willen ze elkaars mening kennen over projecten. Iedereen ziet er het praktisch nut van in collega’s te steunen. Elkaars scenario lezen of de eerste cuts becommentariëren is courant. Ik vermoed niet dat dat in veel landen gebeurt.’

9 WEES STEEDS THUIS IN TELEVISIE

‘De Deense televisie zag in dat ze tv-series moest maken zoals de filmproductiehuizen films. Men richtte daarvoor buitenshuis een apart departement op met een eigen management. De fantastische Ingolf Gabold leidde het departement waar al die recente successen vandaan komen: Borgen, The Killing… Gabold is een excentriekeling, zo’n rare snuiter die zwarte hoeden draagt. Maar zijn excentriciteit werd aanvaard.

‘Tweede belangrijk punt. Dat Lars von Trier begin jaren negentig een tv-serie draaide, The Kingdom, is een zegen gebleken. De meest exclusieve filmregisseur van Denemarken was bereid om voor het massamedium te werken. Voortaan kon iedereen zonder schroom voor tv werken. Bovendien namen de filmregisseurs hun favoriete cameramannen, monteurs, decorbouwers mee. De hele filmcultuur werd overgeplant.

‘Film en televisie versterken elkaar. Onze getalenteerde regisseurs, acteurs, cameramannen, monteurs zijn televisie beginnen te maken. Al die oefening en ervaring komen hun films alleen maar ten goede. Onze acteurs worden dankzij die tv-series populair en daar profiteert de ticketverkoop dan weer van.’

10 ZONDER FILM KUNT GIJ NIET LEVEN

‘Met Zentropa hebben we nooit grote plannen gemaakt, nooit grote ambities gekoesterd. Zeker in het begin was het plan overleven en de ambitie lang overleven.

‘Vandaag is Zentropa een groot bedrijf. Ik ben 57. Ik moet nadenken over mijn opvolging. Binnen twee jaar hoop ik te kunnen stoppen als ceo. Op dat moment zou ik graag weer een van de producenten van het bedrijf worden. Ik denk dat ik ondertussen aan 200 titels zit. Maar dat is niet genoeg. Ik heb nog een paar verhalen te vertellen. Mijn ogen worden nog altijd nat als ik een beeld opgenomen zie worden of geprojecteerd worden op een groot scherm. Het is een fantastisch proces. Zonder film kan ik niet leven.’

DOOR NIELS RUËLL

IS DE DEENSE HAUSSE WEL ZO ZALIGMAKEND VOOR DE BEELDCULTUUR? NEJ. IS HET WERKELIJK AL GOUD WAT BLINKT DAAR BIJ KOPENHAGEN? ANDERMAAL NEJ.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content