Joseph Stiglitz,Het Spectrum, 285 blz., euro 19,50

Naomi Kleins laatste boek is een bundel artikelen over drie groepen onderwerpen. In de eerste plaats tackelt ze de demonisering van de anti-globaliseringsbeweging en de wijze waarop een door de politie gecreëerd angstklimaat reden geeft om repressief op te treden om de openbare orde te bewaren. Ten tweede reflecteert ze over hoe de beweging haar vitaliteit kan behouden zonder de interne polyfonie van meningen het zwijgen op te leggen. Ten slotte zoekt ze naar manieren om haar kritiek op het westerse kapitalisme te kunnen blijven formuleren, zonder te worden bevangen door de schroom die sinds elf september in de Amerikaanse pers heerst. Combattief ontmaskert Klein de retoriek van instellingen als de Wereldhandelsorganisatie, die de liberalisering van de markten als een zodanige noodlottigheid zien dat het lijkt ‘alsof Moeder Natuur zelf de handelsovereenkomsten tussen Mexico en de VS heeft opgesteld’. Ook de Verenigde Staten moeten eraan geloven. Het Amerikaans zelfbeeld als toortsdrager van de democratie is in tegenspraak met het buitenlands beleid dat ooit dictatoriale regimes als Irak of totalitaire groeperingen als de Taliban steunde, de actuele vijanden. En dat de VS de vrije markt willen beschermen, strookt dan weer niet met de onlangs door Bush afgekondigde importrestricties op Europees staal.

Diepgravender dan Kleins anekdotiek zonder veel methodiek, is Perverse globalisering van Joseph Stiglitz. Daarin maakt de voormalig vice-directeur van de Wereldbank brandhout van het beleid van het IMF, met de fijne observatie dat er tijdens de jaren negentig slechts twee naties waren die consequent alle adviezen van het IMF negeerden: de VS en China. De eerste kende daardoor een ongekende economische expansie, de tweede bleef gevrijwaard van de Aziatische monetaire crisissen van 1997 en 1998 ((terwijl elders achtereenvolgens Mexico, Brazilië en Argentinië als gevolg van IMF-adviezen voor de bijl gingen). Het in de VS meest tastbare gevolg van de financiële turbulenties in die periode was het faillissement van ‘Long Term Capital Management’ (LTCM), een hefboomfonds waar onder anderen twee Nobelprijswinnaars economie (Robert Merton en Myron Scholes) in het dagelijks bestuur zaten. Door verregaande speculaties op internationale markten met van de belangrijkste Amerikaanse en Europese banken geleend geld bereikte het verlies van LTCM eind augustus 1998 de magistrale grootte van 1,2 triljoen dollar. Zoals men in de VS zegt: ‘What goes around, comes around’.

(Olivier Braet)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content