WOORDKATHEDRAAL. Schrijver Milan Kundera legt in zijn Verzamelde essays de fundamenten van zijn kunst bloot en geeft zijn gepensioneerde collega’s het nakijken met een indrukwekkend intellectueel bouwwerk.
Milan Kundera, Ambo, 592 blz., ?49,95
‘De strijd met schrijven is voorbij’ – Philip Roth hangt zijn pen aan de wilgen wegens finaal uitverteld en maakt zich in zijn laatste interview met The New York Times zorgen over het voortbestaan van de roman. Niet het boek zal uitsterven – verre van, er zullen altijd schitterende romans geschreven worden – maar de lezer is door het virus van schermverslaving (tv, film en, als doodsteek, de computer) een bedreigde soort geworden. Het klinkt als een borgesiaanse nachtmerrie: immer aangroeiende bibliotheken vol prachtige romans en geen levende ziel die al dat moois ooit onder ogen krijgt.
Ook leeftijdsgenoot Milan Kundera bekent in zijn Verzamelde essays dat hij ooit vreesde dat zijn schrijverschap ten einde was gekomen. Bij hem lag niet zozeer het gebrek aan inspiratie aan de basis van zijn zes jaar durende writer’s block, maar de Russische bezetting van zijn vaderland Tsjecho-Slowakije zadelde hem en zijn vrouw met iets dringender problemen op, zijnde overleven en ontsnappen aan het terreurbewind. Pas toen Kundera zich als banneling in Frankrijk vestigde, vloeide de inkt weer. Hij ziet zijn bestaan als romancier dan ook als een vorm van verzet tegen elk totalitair denken. Daarom kan de romanschrijver nooit ‘klaar’ zijn en daarom heeft ‘elk groot oeuvre iets onvoltooids’. Kundera vindt daarvoor steun bij Nietzsche, dé antisystematische denker bij uitstek, die ook een grote invloed had op Kundera’s bekendste roman De ondraaglijke lichtheid van het bestaan. Dat juist die complexe roman, met al zijn essayistische uitweidingen en postmoderne verteller die het liefdesverhaal constant onderuithaalt, een wereldwijde bestseller werd, zou Philip Roth hoopvol moeten stemmen.
Naast zijn literaire liefde voor Nietzsche betuigt Kundera in zijn essays ook veelvuldig eer aan Franz Kafka, die als geen ander de wurggreep van het systeem beschreef. Daarbij schuwt Kundera het detail niet. Zo kan hij pagina’s lang doorbomen over één zin van de Praagse absurdist en vergelijkt hij genadeloos allerlei vertalingen, zonder echter als een kommaneuker over te komen; de roman, en de taal, gaat Kundera zéér ter harte en hij spreekt met een soms ouderwets aandoende ernst over zijn kunst. Wanneer hij interviews met zichzelf in essayvorm presenteert, dreigt hij even over te hellen naar pedanterie – de intelligentie druipt te ostentatief van zijn volzinnen – maar Kundera verklaart zich in zijn essay Tweeënzestig woorden in deze bundel nader: hij was het beu om in dagbladinterviews onnauwkeurig geciteerd te worden en heeft dus een interviewstop afgekondigd. Want taalprecisie is hem heilig en met die onuitroeibare hunker naar het juiste woord op de juiste plaats neemt hij ook zijn lezers op sleeptouw. Of Kundera het nu over Joyce of Cervantes of Husserl of Stravinsky heeft, altijd weet hij te boeien en altijd biedt hij zijn publiek frisse inzichten aan. Tel daarbij zijn grandioos accurate stijl en zijn fijnzinnige humor en je begrijpt waarom Kundera zo dicht bij een Nobelprijs zit. En zijn mededinger Philip Roth? Wel, die heeft een iPhone gekocht en amuseert zich kostelijk met zijn draagbaar schermpje.
RODERIK SIX
SLEUTELZIN: Inderdaad, de toekomst zal ons beoordelen. En zonder enige competentie, dat staat vast.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier