In zijn nieuwste keert Ridley Scott terug naar de mean streets van New York en het dreigende decor dat we kennen uit de misdaadklassiekers van de jaren 70. Vijf seventiesfilms die inzoomen op de rotte plekken van The Big Apple en Scott duidelijk inspireerden.

The French Connection (William Friedkin, 1971)

Onkreukbare detectives, slinkse heroïnedealers, raciale spanningen, grootstedelijk verval, plots oprispende actie en documentair ogend camerawerk. Met The French Connection – over de jacht op een Frans drugkartel – leverde William Friedkin niet alleen een van Ridley Scotts favoriete films af; het zou ook een van de meest invloedrijke en vaakst gekopieerde politiethrillers uit de jaren 70 blijken. Met een onvergetelijke Gene Hackman als de fanatieke speurder Popeye Doyle, de sublieme montage van Jerry Greenberg én twee achtervolgingen – één te voet in de metro en één met de wagen onder de bruggen van Brooklyn – die de adrenalinespiegel nog altijd Empire State Building-hoog jagen. In your face, Jason Bourne.

Shaft (Gordon Parks, 1971)

De eerste blaxploitationfilm die ook scoorde bij een blank publiek en daarmee de weg effende voor Coffy, Black Caesar, Foxy Brown en co. Deze vrij banale maar sociologisch baanbrekende film was gebaseerd op de gelijknamige roman van Ernest Tidyman, tevens scenarist van The French Connection. Centraal daarin: de stoere, zelfbewuste zwarte private dick John Shaft (Richard Roundtree), die door een misdaadbaron wordt ingehuurd om dwars door Harlem naar zijn ontvoerde dochter te speuren. Raciale ontvoogding, urbane decadentie en sexy suspense in leren jekker en afrokapsel, met op de klankband de zweterige soul van Isaac Hayes.

Super Fly (Gordon Parks Junior, 1972)

Blaxploitationprent van Gordon Parks Jr. (zoon van de Shaft-regisseur), waarin dit keer geen speurder maar wel een zwarte gangster centraal staat. In casu: cokedealer Priest, die een laatste slag wil slaan vooraleer opnieuw het rechte pad te bewandelen. Een knullig verteld misdaadverhaaltje, maar wél voorzien van een terminaal coole soulscore van Curtis Mayfield; een beroemde cokemontage (‘een verheerlijking van de drugcultuur’, luidde de kritiek indertijd), authentieke stadsfootage en een plejade aan bontmantels, olifantenpijpen, pooierhoeden en andere disco- attributen die nog jarenlang het modebeeld zouden teisteren.

Serpico (Sidney Lumet, 1973)

De grote vakman en grootstadsrealist Sidney Lumet maakte met Prince of the City, Q&A en Night Falls on Manhattan wel meer realistisch uitgewerkte dossierfilms over de corruptie binnen de NYPD, maar deze is ongetwijfeld zijn bekendste en meest beklemmende. Met Al Pacino in een van zijn eerste glansrollen als de gedreven New Yorkse politieman Frank Serpico die – net als Richie Roberts in American Gangster – de bedreigingen en het smeergeld naast zich neerlegt en de corruptie van zijn collega’s aanklaagt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content