OP STAP MET Roméo Elvis

Roméo Elvis is iets aan het doen wat niemand hem ooit heeft voorgedaan en niemand ooit voor mogelijk had gehouden: Brusselse Franstalige hiphop exporteren naar Vlaanderen. Un phénomène, quoi.

‘Nog eentje! Nog eentje! Nog eentje!’

Roméo Elvis staat in ontbloot bovenlijf in de kleedkamer. Blauwe en rode podiumspots flikkeren door het deurgat. Hij hijgt na. Het zweet loopt over zijn magere, pezige borstkas en over zijn buikspieren – indrukwekkende buikspieren, het moet gezegd. Zijn lange haren plakken in striemen tegen zijn hoofd. Zijn ogen staan wijd van de adrenaline. Hij heeft iets van een jonge Iggy Pop, zo zonder T-shirt. Meer punk dan hiphop.

‘Nog eentje! Nog eentje! Nog eentje!’

We zijn in de backstage van Pelzen in Roeselare, waar hij net heeft opgetreden. Het oude atelier achteraan in die voormalige bontwinkel is omgebouwd tot een kleine club, die deze avond hopeloos uitverkocht was. Kan ook niet anders, met een capaciteit van 85 man. Het moet veruit de kleinste show zijn van de zesendertig data op de tourkalender van Romé Elvis. Niet dat het hem deerde. Hij maakt muziek om op een podium te staan. Ongeacht de grootte van dat podium. Anders speel je ook geen zesendertig keer.

‘Nog eentje! Nog eentje! Nog eentje!’

Het is zes minuten na het optreden en het publiek roept nog altijd om meer. Hij doet ze wachten. Roméo Elvis droogt het zweet van zijn lijf en slaat een Superman-handdoek rond zijn haren. Over zijn arm loopt een tatoeage van Fritz the Cat.

‘Qu’est-ce qu’ils chantent?’, vraagt hij. ‘Nog eentje?’

‘Nog eentje, oui. Ils veulent que tu… Euh… Bisses?’

‘Ils veulent quoi?’

‘They want you to do an encore.’

‘Ah, okay.’

Hij zal niet meer terugkomen. Roméo Elvis doet niet aan bisnummers. Niet uit arrogantie of vermoeidheid, zegt hij, maar uit oprechtheid. Hij wil zo eerlijk mogelijk op een podium staan. Het hele ik-ga-nu-weg-en-als-jullie-hard-genoeg-roepen-kom-ik-terugspelletje hoort daar niet bij. Wanneer iemand van de organisatie komt vragen of hij écht niet meer komt bissen, heeft hij zijn jogging alweer aan. De muziek in de zaal wordt opgezet. Het geroep neemt af, de zaal loopt leeg.

Het is avond elf van zijn Morale 2-tour. Het is avond elf waarop de organisatie komt vragen of hij echt niet bist. Scroll door zijn Instagram en u krijgt een impressie van hoe het is om Roméo Elvis te zijn. De concertfilmpjes die hij er post, zijn telkens vanuit hetzelfde perspectief vanop het podium gefilmd. Telkens voor een volle zaal uitzinnige tieners en jonge twintigers. Telkens met een nieuwe variatie op extase. In Dijon liet hij de hele zaal neerzitten, om op commando weer op te springen. In Roeselare organiseerde hij een pogocirkel. Het coolste is een concertfilmpje uit Zwitserland. ‘Le Moses’ noemt hij het: hij splijt het publiek voor hem in twee en laat het, zodra de bassen van Tu vas glisser invallen, van weerszijden op elkaar inlopen. Het heeft niks met agressie te maken, voor alle duidelijkheid, maar met rauwe energie.

Het is ontploft voor Roméo Elvis.

De vraag is nu hoe ver de schokgolven zullen reiken.

Roeselare valt alvast binnen de perimeter.

***

Roméo Elvis zit in de zetel. Ik kijk bezorgd. Nog voor ik een vraag kon stellen, is hij een ridicule hoeveelheid weed in een grinder aan het proppen. Hij maalt de knoppen fijn.

‘Hoelang heb ik voor je in coma gaat?’ vraag ik.

Hij lacht. ‘Maak je geen zorgen. Ik blijf helder.’

Hij krult de joint dicht, likt de randen van het vloeitje en scheurt in een vlotte beweging het overtollige papier af. Iets doet vermoeden dat het niet zijn eerste joint ooit is. ‘Mijn enige ondeugd’, zegt hij, terwijl hij naar zijn aansteker grijpt. Hij licht de joint op, leunt naar achteren en legt beide armen op de rugleuning van de zetel.

Het is het enige hiphopcliché dat hij zich permitteert. Roméo Elvis is niet de man van clichés. Hij drinkt geen alcohol. De enige drank op zijn rider is Fristi. Hij heeft nauwelijks capsones. Het hele interview lang blijft hij vriendelijk en nuchter in zijn antwoorden. Hij ziet er zelfs niet uit als een rapper. Met zijn lange bakkebaarden en het fijne snorretje op zijn bovenlip heeft hij meer iets van een kunststudent – wat hij ook geweest is, trouwens. Goede kop wel. Hij mist een stukje van een tand vooraan rechts. Vreemd genoeg staat het hem.

‘Hoe is dat gebeurd?’

‘Die tand?’ Hij titst met zijn wijsvinger tegen de tand met het ontbrekende stukje. ‘Dat is in twee keer gebeurd. De eerste keer had iemand me in mijn gezicht geslagen en heb ik het laten opvullen. De tweede keer hing ik rond met de jongens van L’Or du Commun. Ik was aan het drinken uit een glazen flesje. Iemand trapte tegen een bal. De bal vloog tegen het flesje. Het flesje schoot tegen mijn tand. En dan heb ik het maar zo gelaten: vroeg of laat zou ik die vulling toch weer kwijtgeraakt zijn.’

‘Ik had wel geen vechtersbaas in jou gezien.’

‘Dat ben ik ook niet’, zegt hij grijnzend. ‘Merk op dat ik niet degene was die de klap gaf. Ik was degene die op zijn gezicht geslagen werd.’

Mocht u hem nu van een hard-knock life verdenken: zelfs dat heeft hij niet. Roméo Johnny Elvis Van Laeken – zijn vader was een fan van Johnny Cash én Elvis Presley – werd geboren in Linkebeek, een faciliteitengemeente in de zuidrand van Brussel. Postcode: 1630 – ‘motherfucking seize trente’, zoals hij er met enig gevoel voor ironie aan refereert in zijn teksten. Een Vlaming van origine dus, al lijkt hij zich dat zelf nauwelijks te realiseren. Hij groeide op in de hoofdstad als kind van twee Bekende Brusselaars. Zijn moeder is Laurence Bibot, een actrice en comédienne – de Franstalige Maaike Cafmeyer, min of meer, mocht die ook zaalshows doen. Zijn vader is Serge Van Laeken, de bassist van Allez Allez die solo verder ging als Marka – de zuidelijke tegenhanger van Arno, zo u wilt. Fijn weetje: op de hoes van Avant après, een plaat van Marka uit 2006, kijkt een twaalfjarig jongetje met enige branie recht in de lens. Dat jongetje is Roméo Elvis.

Schattige foto trouwens.

ROMÉO ELVIS: Dankjewel.

Wel niet bevorderlijk voor je streetcredibility.

ROMÉO ELVIS: Dat niet, nee. (lacht) Maar goed: sowieso had ik al weinig streetcredibility.

Je hebt wel een strafblad, las ik ergens.

ROMÉO ELVIS: Dat was voor vandalisme. Niet eens het stoerste onder de strafbladen dus. (lacht) Als jonge gast was ik met graffiti bezig. Tagging vooral. Maar daar ben ik ondertussen mee gestopt.

Ik ben heel lang een ‘zoon van’ geweest, maar ik denk wel dat mijn ouders zich veel zorgen hebben gemaakt. Ik was niet de makkelijkste tiener. Nu, het waren vooral conneries. Ik ben nooit op het slechte pad geweest of zo.

Ben je opgegroeid met hiphop?

ROMÉO ELVIS: Niet echt. MC Solaar was een vriend van mijn vader en kwam wel eens bij ons over de vloer. Naar hem luisterde ik dus wel, maar verder was ik vooral met gitaarmuziek bezig. Jimi Hendrix, The Beatles, The Rolling Stones: dat soort dingen. Ik moet ook zowat de grootste fan van The Black Box Revelation in Franstalig België geweest zijn – Jan Paternoster doet trouwens mee op een track van Morale 2. Later ben ik naar drum-‘n-bass en elektronische muziek beginnen te luisteren. En dan ontmoette ik de gasten van L’Or du Commun en leerde ik hiphop kennen.

Ik ben nooit uitsluitend met hiphop bezig geweest. Mocht ik twintig jaar jonger geweest zijn, dan had ik waarschijnlijk punk gemaakt. Allez, twintig jaar geleden was het waarschijnlijk grunge geweest – het is uiteindelijk al 2017. Maar alleszins iets met gitaren.

Hiphop is de pop van nu?

ROMÉO ELVIS: Exact. Het is veruit het populairste genre bij de jeugd. Het is de meest gestreamde muziek op Spotify. Waarmee ik niet wil zeggen dat het een strategische keuze was om te rappen. Het was vooral een vanzelfsprekende keuze. Als je vroeger als jonge gast iets in de muziek wilde doen, nam je een gitaar vast. Nu begin je aan beats te prutsen.

Maar hiphop is ook de pop van nu in die zin dat de grenzen van het genre zijn opengebroken. Tien jaar geleden had niemand me geloofd als ik met mijn achtergrond was beginnen te rappen. Ik heb nooit armoede gekend. Ik ben niet op straat opgegroeid. Ik heb nooit in een bende gezeten. De enige problemen die ik heb gehad, zijn die van elke blanke jongen met een grote mond. Vandaag kan dat wel. Ik ben ook niet de enige rapper zonder streetcredibility: er zijn er genoeg.

Heb je het dan over Drake?

ROMÉO ELVIS: Dat was een belangrijke figuur, ja. Hij heeft mee de grenzen van hoe hiphop hoorde te zijn opengegooid. Hij kwam niet uit de VS, maar uit Canada. Hij rapte niet alleen, maar zong ook. Hij speelde met andere genres – van elektronische muziek over r&b tot dancehall. Ik denk niet dat hij de grote innovator is, maar hij heeft wel een heleboel dingen gepopulariseerd.

Switchin, je enige Engelstalige nummer, lijkt een parodie op de rijmelarij van Drake.

ROMÉO ELVIS: Het was vooral een parodie op hoe Franstaligen naar Engelstalige hiphop luisteren. We verstaan geen Engels in Brussel. ‘Switchin on a friday / Baby needs some strauss brand’: betekent niks. Fake Engels. Dat hele nummer is één grap.

Dat gezegd zijnde: het is niet dat ik Drakes grootste fan ben. Ik heb respect voor wat hij doet, maar zijn teksten zijn me te conventioneel. Dat hele ‘started from the bottom’-verhaal in zijn raps: ik geloof het niet. En dat hij veel vrouwen, geld en clubs heeft en zich nog altijd triest voelt, weet ik ondertussen wel. ‘Fuck it, ik ben wie ik ben’: dát is wat hij zou moeten zeggen. Op dat vlak kijk ik meer op naar iemand als Kendrick Lamar: die slaagt er wel in een eigen verhaal in de hiphop te installeren.

Het lijkt me dat je ook veel naar Tyler, The Creator hebt geluisterd.

ROMÉO ELVIS: Klopt. Misschien was dat wel mijn ingang in die nieuwe golf van hiphoppers. Toen ik met rappen begon, luisterde ik vooral naar old-school hiphop: MC Solaar, La Clique, dat soort acts. Tyler, The Creator was een van de eerste rappers die ik leerde kennen die iets nieuws probeerde te doen. Iets raars. Hij slaagde erin om donker surrealisme en punkenergie in het genre te krijgen. Daar heb ik veel van opgepikt. Ook het idee dat je als rapper een stuk ondernemer moet zijn. Niet om het grote geld te verdienen, maar om je visie te kunnen doordrukken. Tyler is een DIY-man: hij doet zijn producties, vormgeving en videoclips zelf. Ik denk dat ik ook dat soort rapper ben.

Dat is het fijne aan de hiphopwereld van nu: het gaat verder dan het clichébeeld van de gangsterrap. Ook als je vooral bullshit wilt verkopen en grappig wilt zijn, kun je je ding doen. De poorten zijn geopend. Gelukkig voor mij.

***

Het is misschien wel zijn grootste verdienste: hoe hij er op zijn 24e al in slaagt om zijn eigen universum uit te vinden in de Franstalige hiphop. De strausssphere noemt hij het zelf – hij gebruikt het woord ‘strauss’ zoals Peyo ‘smurf’ gebruikt. Roméo Elvis is meer dan een podiumbeest met een tienerpubliek: hij is een van de interessantste Belgische artiesten van het moment. Hij is niet de man op de juiste plaats: hij is de juiste man op de juiste plaats.

Hij hoort het zelf niet graag, maar eigenlijk is hij le Drake de Linkebeek. Als in: hij wist als outsider een genre naar zijn hand te zetten. Een jaar geleden begon hij, na twee eerdere ep’s, aan Morale, een samenwerking met Le Motel. Dat is het alter ego van Fabien Leclercq, een 25-jarige producer uit Brussel. Ook al geen traditionele hiphopgast: Le Motel zit bij het Leuvense label Tangram en occupeert zich vooral met elektronica en beatmuziek, niet zelden op basis van samples uit de jaren dertig. Geen voor de hand liggende samenwerking, maar het klikte. Sinds vorige maand is er Morale 2, opnieuw geproducet door Le Motel. Een plaat waarop hij nog net iets verder van de hiphop wegebt. Les hommes ne pleurent zingt hij met een Jacques Brel-achtige snik in zijn stem; op Sabena rapt hij met de snedigheid van Kendrick Lamar; in Drôle de question neemt hij gas terug en begeleidt hij zichzelf op akoestische gitaar. Roméo Elvis weet hoe hij moet variëren.

Maar nog meer zit dat universum in zijn teksten. ‘Bruxelles est la capitale d’un pays qui va mal’, zingt hij in de openingsregels van Morale 2. Om er meteen aan toe te voegen: ‘C’est ce qu’ils veulent nous faire croire / A travers ces foutus journaux.’ Hij heeft het over Brussel, maar hij gaat voorbij aan de grootstadclichés. Hij heeft het over seks, maar het is nooit opschepperij. Hij heeft het over jong zijn, maar ook over zelftwijfel. Als hij over weed rapt – wat hij veel doet – zit er altijd een surrealistische twist aan. Naar het schijnt zijn ze ook bijzonder geestig, zijn lyrics. Of dat is toch wat ik me heb laten vertellen.

Mijn Frans is niet geweldig goed.

‘Ik heb een paar woorden omcirkeld in je lyrics die ik niet begreep.’

Hij zet zich recht. ‘Vraag maar.’

‘Wat is een pétard?’

‘Dat is een ander woord voor een joint.’

‘En popo?’

‘Een synoniem voor weed.’

‘Djonko?’

‘Joint.’

‘Doobie?’

‘Joint.’

‘Ik begin een thema waar te nemen.’

Hij lacht.

‘Pax?’

‘Pax is het zakje waar je je weed in bewaart.’

‘Pollen?’

‘Pollen? Is dat niet hetzelfde in het Nederlands? Pollen zijn stuifmeel op een plant.’

‘Had ik niet verwa…’

‘…Zoals het stuifmeel op een cannabisplant.’

‘Ah, oké.’

‘Bédo, petch, buzz, spliff: allemaal synoniemen voor joint.’

‘Ooit gedacht om je eigen dictionnaire uit te brengen?’

‘Ik vrees dat het redelijk eenzijdig zou zijn’, zegt hij met een grijns. ‘Net daarom gebruik ik die woorden ook: er zijn eindeloos veel synoniemen voor weed. Van alles wat verboden is, verzinnen mensen woorden om erover te praten. Het is meer een taalspelletje dan iets anders.’

Het zou nochtans wel handig zijn. U gaat het nodig hebben binnenkort. Niemand die er na het korte Vlaamse luik van zijn Morale 2-tour aan twijfelt dat hij straks ook bij ons de festivals plat zal spelen. Roméo Elvis is namelijk iets bijzonder aan het realiseren. Het is niet alleen Roeselare. Begin vorige maand stond hij voor een uitverkocht Depot in Leuven – goed voor 650 man. Twee weken later deed hij het nog eens over in de Vooruit in Gent voor 1000 man. Hij was het voorprogramma van DJ Premier, maar zijn publiek reduceerde de hiphoplegende tot zijn aftershow. Hij is iets aan het doen wat niemand hem heeft voorgedaan en waarvan niemand dacht dat het mogelijk was: hij slaagt erin om Franstalige Belgische hiphop over de taalgrens te exporteren.

Waarmee hij dan weer heel hard aan die ándere Brusselaar doet denken.

Ik weet niet of je het beseft, maar tot vorig jaar was Vlaanderen een dode zone voor Franstalige rappers.

ROMÉO ELVIS: Heel eerlijk: ik was niet geweldig enthousiast toen mijn manager zei dat we ook enkele shows in Vlaanderen zouden doen. Hoe hard je ook je best doet op het podium om wat Nederlands te praten, er blijft toch altijd een taalbarrière. Ineens is die weggevallen. Ik heb geen idee wat, maar er is iets gebeurd. In Leuven scandeerde het hele publiek het refrein van Bruxelles arrive mee. Ik had nog nooit zoiets gezien. In Gent: hetzelfde. Plots krijgen we ook veel respons in de Vlaamse media. Diable, de laatste single, werd Hotshot op Studio Brussel. Vlaanderen heeft me compleet verrast.

Interesseert het je om ook deze kant van de taalgrens te veroveren?

ROMÉO ELVIS: Tuurlijk. Ik ben heel benieuwd hoe ver dit kan reiken. Op zich is het een schande dat ons land cultureel in twee verdeeld is. Als ik in het Frans kan rappen en het Vlaamse publiek dat oké vindt, is dat een eer.

Tegelijk lijkt er ook in Parijs iets te gebeuren: vorige zomer al stond je voor 800 man in de Bellevilloise onder de noemer Bruxelles Arrive. Volgens wat ik me heb laten vertellen stonden de eerste rijen vol tieners en de achterste rijen vol mannen in hemden: de volledige Franse muziekindustrie.

ROMÉO ELVIS: Ik heb ze niet gezien, maar dat heb ik ook gehoord, ja. Ik denk dat ze zich wat verstopt hebben (lacht). Nu, sowieso merk je dat er in Parijs veel ogen op ons gericht zijn. Binnenkort doen we in Parijs La Maroquinerie aan: die avond is ook al uitverkocht.

Hoe kijken ze in Frankrijk naar jou?

ROMÉO ELVIS: Ik denk dat ze Brussel zien als iets exotisch. Een beetje zoals de Amerikanen naar Toronto kijken, waar Drake vandaan komt. Het is een ander land, dus is het ook een andere stijl. Brussel is het nieuwe geluid van de Franstalige rap.

Er is een soort Brusselse identiteit in de rap ontstaan. En dan heb ik het niet alleen over mezelf. Met namen als Caballero, Zwangere Guy, L’Or du Commun, Damso en Hamza voel je dat er een scene is ontstaan die ook echt iets nieuws brengt.

Enig idee hoe dat komt?

ROMÉO ELVIS: Veel dingen. Het internet, het toeval dat veel Brusselaars tegelijk dingen uitbrengen, die nieuwe hiphopcultuur: het is een combinatie van factoren. Maar zelfvertrouwen is denk ik de belangrijkste. Vroeger was Parijs de gidsstad voor Franstalig België – en zeker de Franstalige hiphop. Iedereen probeerde te klinken alsof hij uit Parijs kwam. Je wilde vooral niet als een Belg overkomen. De laatste jaren is dat gekeerd. We hebben genoeg vertrouwen in ons eigen kunnen om ons ding te doen. Brusselse hiphop. Het gaat niet meer over opgroeien in de banlieues, maar over surrealisme, over humor, over plezier.

Nog even over die Hotshot op Studio Brussel: er is één Franstalige Belg die je dat al heeft voorgedaan.

ROMÉO ELVIS: Wie?

Stromae.

ROMÉO ELVIS: Uiteraard.

Je doet aan hem denken. Niet zozeer muzikaal, maar je lijkt net als hem te begrijpen hoe de muziekwereld van vandaag werkt.

ROMÉO ELVIS: Stromae is op dat vlak zeker een grote invloed geweest. Het idee dat je alles zelf in handen moet nemen. Dat niemand – en zeker geen groot label – je moet zeggen wat te doen. Daar is hij belangrijk in geweest.

Ik weet niet of ik het beter weet dan de rest, maar er zit wel een visie achter wat we doen. Universal distribueert onze muziek, maar verder doen we alles met ons eigen team – een beetje zoals Stromae ook alles regelt binnen Mosaert, zijn label. Maar het concept is niet Roméo Elvis: het concept is Morale. Alles draait om samenwerken en openheid. Swing, de rapper die me live bijstaat, ken ik via L’Or du Commun. Le Motel doet behalve de producties ook alle grafisch werk. De videoclips worden gedraaid door vrienden. We laten ons door niemand zeggen wat we moeten doen.

Jij hebt de creatieve controle?

ROMÉO ELVIS: Ja. Ik heb het laatste woord over alles. Het is simpel: als je niet wilt dat anderen jouw leven controleren, moet je het zelf in handen nemen. Je moet behalve rapper ook ondernemer zijn. De voorbije maanden ben ik elke ochtend om zes uur opgestaan om alle shoots, interviews, video’s en optredens voor te bereiden. Het ziet er zo niet uit – en zeker niet met een joint in mijn mond – maar ik ben een harde werker. (lacht)

Ook op Instagram. Het internet is geen promotool in wat je doet, maar een deel van het concept, zo lijkt het wel.

ROMÉO ELVIS: Dat moet ook. Dat is hoe muziek vandaag leeft. Vorige zomer hebben we Bruxelles arrive gemaakt, een nummer waarin Caballero en ik over een beat van G-Eazy rapten. Die sample is nooit gecleard, dus we konden het niet als een officiële single uitbrengen. Maar ondertussen heeft de videoclip ervan wel meer dan 2 miljoen views op YouTube.

De weg van de muziek van vandaag loopt via Spotify, YouTube en Instagram. Hoe dankbaar ik ook ben dat Diable Hotshot is op Studio Brussel, finaal interesseert het me nog net iets meer hoeveel views het nummer haalt op YouTube en hoeveel streams op Spotify. Vandaar ook die aanwezigheid op Instagram. Het klinkt als een hol cliché, maar je moet connecten met je publiek. Je moet toegankelijk zijn. Plus: het is ook gewoon fun (lacht). Een extra forum om onnozele dingen op te zeggen.

Wat hoor je eigenlijk het liefst? De Stromae van de rap? De Drake van Linkebeek? Of de Iggy Pop van de Instagramgeneratie?

ROMÉO ELVIS: Doe dan maar Iggy Pop (lacht). Ik ben een grote fan. Tenminste: zolang hij niet op elektronische muziek aan het kappen is. Voor een man die zo nadrukkelijk zijn eigen tijdgeest heeft kunnen vatten, blijft het raar dat hij dat niet met die van nu kan.

Er is veel op korte tijd aan het gebeuren voor mij. In de media, op de sociale media, op het podium: het voorbije half jaar was één aaneenschakeling van geschifte gebeurtenissen. En het wordt alleen maar groter en groter. Ik heb nu veel hype mee, maar ik weet ook wel dat dat snel gedaan kan zijn. Het belangrijkste voor mij is nu dat ik kan tonen dat ik een echte artiest ben. Ik kan niet controleren naar welke muziek mensen volgend jaar zullen luisteren. Maar ik kan wel controleren dat ik trouw blijf aan mezelf.

– MORALE 2

Nu uit op vinyl via Daring Music en zit natuurlijk in Spotify.

– ROMÉO ELVIS & LE MOTEL

Deze week (13/4) nog te zien in de Reflektor in Luik, deze zomer onder meer op Les Ardentes, Couleur Café, Dour en enkele nog niet nader genoemde Vlaamse festivals.

door Geert Zagers – foto’s Alexander Popelier

‘Ik moet zowat de grootste fan van The Black Box Revelation in Franstalig België geweest zijn – Jan Paternoster doet ook mee op Morale 2.’

‘Tien jaar geleden had niemand me gelooft als rapper: ik heb nooit armoede gekend, ben niet op straat opgegroeid, zat nooit in een bende.’

‘Ik was er eerst niet geweldig happig op om in Vlaanderen te gaan spelen. Geen idee wat, maar er is iets veranderd: de taalbarrière is weg.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content