‘OP SCHOOL WAS IK EEN ETTER’

FRANÇOIS OZON, wonderknaap van bijna 45. 'Ik heb overwogen er meer drama aan toe te voegen.' Maar normaal bleek voor DANS LA MAISON gek genoeg. © KRIS DEWITTE

Al zijn films zijn onmiskenbaar François Ozon en toch weet je nooit wat je mag verwachten. Na boulevardklucht Potiche pakt hij uit met Dans la Maison, een stoutmoedige pseudothriller over een leerling en zijn leraar Frans die zich in fictie verliezen. ‘Ideeën te over’, grijnst rasverteller Ozon.

Ik val niet graag in herhaling. Ik ben dol op verscheidenheid’, zegt François Ozon met een twinkeling in de ogen die de jeugdigheid van zijn gezicht nog versterkt. Dat effect stemt je al wat milder tegenover de journalisten die hem de wonderknaap van de Franse film blijven noemen, terwijl hij over een maand 45 wordt en al veertien langspeelfilms meegaat. Regisseurs die van afwisseling houden en na een thriller een melodrama draaien, zo zijn er wel meer. Maar Ozon, speelvogel voor het leven, wisselt doodleuk midden in de film van register. Dans la Maison is afwisselend – of tegelijkertijd – een psychologische thriller à la Swimming Pool, melodrama, een metafilm die weigert saai te zijn, een bespiegeling over de relatie leraar-leerling en soms een humoristische demonstratie van de almacht van de verteller.

De zestienjarige Claude (de intrigerende nieuwkomer Ernst Umhauer) schudt zijn wat ontmoedigde leraar Frans ( Potiche-veteraan Fabrice Luchini) wakker met een pittig opstel over het modale middenstandsgezin van een klasgenoot. Fel aangemoedigd door meneer Germain vervolgt hij zijn verhaal, steeds dieper binnendringend in het huis dat hem obsedeert. De opstellen volgen elkaar op, de grens tussen fictie en werkelijkheid wordt dramatisch vaag. ‘Ik ben niet gek, ik weet dat je in het echte leven maar beter wel een onderscheid maakt tussen fictie en werkelijkheid. Anderzijds geloof ik dat we film, of kunst in het algemeen, nodig hebben om te leven. Claude en Germain zijn bijzonder eenzaam en hebben fictie nodig om te voelen dat ze leven.’

Eigenlijk gebeurt er niets bijzonders in het gezin waar de jonge schrijver zijn fantasie op loslaat. Maar dat houdt een echte verteller niet tegen. ‘Zeg gerust dat het banaal is wat in dat huis gebeurt. De vader heeft wat problemen op het werk. De moeder is wat verveeld. Ik heb overwogen om er meer drama aan toe te voegen, een thrillerelement of zo. Maar toen zag ik in dat het pas echt interessant wordt als je als verteller die normaliteit boeiend kunt maken. Is dat ook niet wat al die realityprogramma’s op televisie proberen?’

Ozon vereenzelvigt zich met de jonge schrijver en vergelijkt de relatie tussen Claude en Germain met de relatie tussen een schrijver en zijn uitgever of een filmregisseur en zijn producent. ‘Mensen die je nog meer dan het publiek interpelleren en tot op het bot gaan met hun lastige vragen. Wat verlang je diep vanbinnen? Wat wil je écht zeggen? Waarom zus en niet zo? Ze dwingen je om goed te weten wat je wilt of om je fantasieën te erkennen.

‘De school is slechts achtergrond. Dans la Maison gaat minder over de relatie tussen meester en discipel dan over de daad van het creëren. Waar haal je je inspiratie vandaan? Wat is dat creëren? Welke rol speelt de kijker? Ik heb het met andere woorden onrechtstreeks over mijn werk, over cinema. Wie creëert, heeft de touwtjes in handen. Hij of zij kan alle mogelijke richtingen uit. Spelen, manipuleren: het behoort tot de privileges en het plezier van de regisseur. In mijn film Sitcom (1998) ontploft het harmonieus gezin na de komst van de indringer. Op het einde is iedereen dood. Deze keer is de familie te sterk: ze vinden elkaar ondanks alles weer en de vreemdeling wordt zonder pardon verdreven.’

De school is ‘slechts achtergrond’ maar het is wel een milieu dat Ozon op zijn duimpje kent. ‘Mijn ouders waren leerkrachten. Ik heb vaak genoeg gezien hoe ze zich zuchtend een weg baanden door bergen huiswerk of gehoord hoe ze zaten te tobben over een conflict met een collega of de jongste gril van de directie. Het is soms erg ondankbaar werk. De meeste leerlingen realiseren zich pas vele jaren later wat een leerkracht eventueel voor hen betekend heeft. Daarom ook zijn leerkrachten zo blij als een van hun leerlingen later een bekende schrijver wordt of zo. Dat streelt hun ego, misschien niet altijd terecht.’

Ozon zelf was geen modelleerling. ‘Ik was een etter. Ik zat niet goed in mijn vel en ik had het moeilijk met het eenrichtingsverkeer. Een wisselwerking, zoals in de film, is interessanter. Pas op de filmschool kwam ik op mijn pootjes terecht. Ik ontdekte wat ik wilde doen in dit leven: films maken. Dat was een openbaring.’

De etter werd een vlijtig baasje. De ene kortfilm volgde de andere op. Het tempo zakte niet toen het menens werd. ‘Ik draai inderdaad schijnbaar zonder al te veel moeite één film per jaar. Maar weet dat ik het in de beginjaren even moeilijk had als de anderen om films van de grond te krijgen en dat ik niet altijd doe wat ik wil. Een zegen is dat het succes van populaire komedies als 8 Femmes (2002) en Potiche (2010) me de kans geeft om ‘moeilijkere’ films als pakweg Le Temps qui reste (2005) te draaien. Minstens één film per jaar, dat is mijn ritme. De vraag is of dat ook het ritme van de journalisten is? Misschien is het probleem wel dat jullie niet elk jaar een Ozon willen zien.’

Deze zomer nam hij zijn veertiende langspeelfilm op, het verhaal van een zestienjarig meisje dat zich voor het plezier prostitueert. Wat daarna komt, weet de snelfilmer nog niet. ‘Mensen geloven niet dat ik slechts met één film tegelijk bezig kan zijn. Toch is het zo. Een film eist al mijn aandacht op. Pas als hij klaar is, denk ik aan de volgende. Ideeën te over.’

DOOR NIELS RUËLL – FOTO KRIS DEWITTE

François Ozon: ‘IK BEN NIET GEK, HOOR. IK WEET DAT JE IN HET ECHTE LEVEN MAAR BETER WÉL EEN ONDERSCHEID MAAKT TUSSEN FICTIE EN WERKELIJKHEID.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content