OOG OM OOG

Sidder en beef, want daar is Nick Cave! Volgende week verschijnt de tweede worp van Grinderman, evenzeer een rockplaat als een moedige verzetsdaad tegen een wenkend prepensioen. Knack Focus maakt een inventaris op van zijn passies, fascinaties, obsessies en fixaties.

GOD & DE BIJBEL

‘Nobody’s Baby Now’ – Let Love In – 1994

Maar weinig muzikanten zitten zo vaak en zo gretig met hun neus in de boeken als Nick Cave (52). Kan ook moeilijk anders: met een leraar Engels als vader en een bibliothecaresse als moeder was hij genetisch voorbestemd om een boekenwurm te worden. Terwijl andere vaders hun kinderen sprookjes van Roald Dahl of de Gebroeders Grimm voorlezen, declameerde Colin Cave voor het slapengaan uit Schuld en Boete van Dostojevski, Titus Andronicus van Shakespeare en – jawel – Lolita van Nabokov. Cave kent zijn klassiekers, al is hij ook niet vies van de betere misdaadliteratuur en staat hij bekend als een liefhebber van thrillerauteurs als James Lee Burke en Jim Thompson.

Toch hebben maar weinig boeken zo’n onmetelijke impact op hem gehad als de Bijbel. Cave groeide op in Wangaratta, een godvrezend provincienest in het zuidoosten van Australië, en hij sloot er zich op z’n achtste aan bij het plaatselijke kerkkoor. Daar leerde hij psalmen en gospels zingen, muzikale vormen die tot op vandaag in zijn werk blijven opduiken. Hoeveel van zijn songs klinken niet als hymnen? There Is A Kingdom bijvoorbeeld, maar ook Idiot Prayer, Into My Arms en zelfs het veeleer profane Babe, You Turn Me On.

Zijn fascinatie met het christendom gaat echter verder dan dat. Wanneer de van zichzelf al erg verwarde en labiele Cave op zijn 19e met de dood van zijn vader af te rekenen krijgt, gaat hij radeloos en ontredderd op zoek naar antwoorden in het Oude Testament. Het beeld dat in het eerste boek van de Bijbel van God wordt opgehangen als een grimmig en wraakzuchtig opperwezen, lijkt hem een zinnige en aanvaardbare opvatting. Van dan af zal Cave zowel in zijn songs als in geschrifte onophoudelijk met het Oude en later ook het Nieuwe Testament blijven dwepen.

Zijn albumtitels alleen al spreken – euhm – boekdelen. The Good Son is een verwijzing naar het verhaal van Kaïn en Abel, The Boatman’s Call een allusie op de lokroep van de onderwereld en Dig, Lazarus, Dig!!! een openlijke referentie aan de verrijzenis van de gelijknamige figuur in de Bijbel. Idem wat van zijn songtitels betreft: die variëren van God Is In The House over Jesus Met The Woman At The Well tot Messiah Ward en Oh My Lord. Met Evil en Heathen Child staan er op Grinderman 2 overigens wéér twee religieus geïnspireerde rockers. En dan zijn er nog ’s mans teksten: die wemelen van de Bijbelse uitdrukkingen. Als ze al niet gaan over zondebesef, boetedoening of wraaklust, dan passeert er vroeg of laat wel een frase als ’turning the other cheek’ of ‘an eye for an eye and a tooth for a tooth’.

Wel is de klemtoon in zijn oeuvre gevoelig verschoven van het Oude naar het Nieuwe Testament. Was God tot diep in de jaren 90 in het werk van Nick Cave nog een en al toorn en wrok, dan wordt Hij tegenwoordig zelfs boudweg over de knie gelegd – zoals in het recente We Call Upon The Author (To Explain). Ook al heet een van zijn zonen Luke – naar de evangelist Lucas – en ook al heeft hij onlangs nog het voorwoord geschreven voor een pocketuitgave van The Gospel According To Mark – zeg maar: deel twee van het Nieuwe Testament – Nick Cave is verre van een relirocker. Net zoals hij hoge cultuur met lage cultuur vermengt, het tedere met het brutale en het hoofse met het perverse, zo koppelt hij het vrome aan het profane, het goddelijke aan het goddeloze en het devote aan het decadente. Geen titel die dat overigens beter verwoordt dan die van zijn eerste roman: And The Ass Saw The Angel. Dimitri Verhulst heeft vast luidop gevloekt toen hij die kaft voor het eerst aanschouwde.

DRANK & DRUGS

‘Fifteen Feet of Pure White Snow’ – No More Shall We Part – 2001

Twaalf was Nick Cave toen hij voor het eerst aan de fles ging. Twáálf! Zo’n hevige drinker was hij als tiener, dat hij geregeld van school werd getrapt en in de kleine criminaliteit verzeilde. Hij was het eerste familielid dat het nieuws van zijn verongelukte vader vernam omdat hij toevallig als arrestant op het politiekantoor zat toen de onfortuinlijke mededeling binnenliep.

Niet veel later, toen Cave zijn eerste lokale succesjes boekte als aanvoerder van de gotische postpunkgroep The Boys Next Door, begon hij heroïne te gebruiken. De drug zou hem meer dan twintig jaar in zijn greep houden. Vooral in de jaren 80 plofte hij de ene naald na de andere in zijn arm en gleed hij af naar een zielig junkiebestaan. Ter illustratie: een aanzienlijke som geld die door de platenfirma op zijn bankrekening werd gestort voor de opnames van een videoclip, had hij nauwelijks een paar dagen later al aan zijn dealer overgemaakt.

In no time kwijnde Cave weg tot een uitgemergelde lookalike van Jotie ’t Hooft, met dat verschil dat zijn junkieverdriet geen aanslag op zijn productiviteit betekende. Integendeel: tussen 1984 en 1997, in nauwelijks vijftien jaar tijd, maakte hij met The Bad Seeds tien voortreffelijke tot briljante platen op rij. Al verraden ’s mans teksten onvermijdelijk waar Cave in die dagen zijn inspiratie haalde. Nu eens leek hij ze af te lezen op de bodem van een whiskyglas – zie Brother, My Cup Is Empty -, dan weer dropen ze heet van de heroïnenaald. Dat laatste mag u vrij letterlijk nemen: Cave zou zijn verzen in de jaren 80 niet zelden hebben neergepend met bloed dat hij uit zijn eigen aderen tapte. Geen toeval dus dat zelfs een liefdesballade als Into My Arms bol staat van drugssymboliek. Ook heroïne verdwijnt immers in de arm en niet zelden komt er – om het goedje vloeibaar te maken – een kaars aan te pas: ‘So keep your candle burning / Make her journey bright and pure / That she will keep returning / Always and evermore.’

Maar op het einde van de jaren 90, in het aanschijn van zijn huwelijk met fotomodel Susie Bick, vond Nick Cave het genoeg geweest. Hij overschouwde een laatste keer the needle and the damage done en ging definitief in rehab: hij stopte met drinken en kickte af van heroïne en speed. Op zijn eerstvolgende plaat, No More Shall We Part, deed hij verslag van die cold turkey in Fifteen Feet of Pure White Snow‘snow’ is slang voor heroïne.

Maar eens een junkie, altijd een junkie. Gevraagd hoe hij later zijn pensioen wil slijten, antwoordde Cave twee jaar geleden in Knack Focus nog: ‘In Thailand, op een strikt dieet van smack en goedkope hoeren.’

MOORD & DOODSLAG

‘Stagger Lee’ – Murder Ballads – 1996

Met Tom Waits heeft Nick Cave een fascinatie voor menselijke anomalieën gemeen. Zonderlinge figuren, excentrieke dwergen of anderszins misvormde verschoppelingen die het onvrijwillige voorwerp van freak shows uitmaken: ze trekken als een rondreizend rariteitenkabinet door het oeuvre van Nick Cave. Maar liever nog dan zulke verworpenen te bezingen – zoals in The Carny – leeft Cave zich in de psyche van de échte weirdo’s in: diegenen wier geestelijke anomalieën zich vertalen in ongebreidelde agressie, zinloos geweld en bloederige moorden.

Het slotnummer op Henry’s Dream heet niet toevallig Jack The Ripper. The Mercy Seat is – behalve alweer een Bijbelse referentie – een song over terdoodveroordeelde moordenaars en de elektrische stoel. En het hoofdpersonage in Red Right Hand heeft heus niet bij het groenten snijden in zijn vinger geprikt.

Nog meer beulen en psychopaten bevolken de platen Your Funeral… My Trial en vooral Murder Ballads, dat integraal gewijd is aan slachters en moordenaars. Behalve de bewerkingen van traditional Stagger Lee en Dylans Death Is Not The End zijn van Murder Ballads vooral de twee duetten berucht. In Where The Wild Roses Grow lokt hij Kylie Minogue in een hinderlaag, in Henry Lee bezingt hij samen met zijn toenmalige love interest PJ Harvey de lotgevallen van een overspelige man die door zijn vrouw om het leven wordt gebracht en in een waterput gegooid.

Maar Henry Lee is een uitzondering op de regel, want in Caves werk zijn het doorgaans de vrouwen die een bloederige dood sterven. Denk maar aan songs als Six Inch Gold Blade – waarin het lemmet in kwestie in het achterhoofd van een jong meisje wordt geplant – en het nog minder aan de verbeelding overlatende I’m Gonna Kill That Woman. Neen, de Prijs Simone de Beauvoir voor de grootste pleitbezorger van het feminisme zal Nick Cave wellicht nooit in zijn zak steken.

SEKS & TETTEN

The Death of Bunny Munro – 2009

Het brengt ons haast automatisch bij Caves legendarische vrouwenhaat. Al sinds de vroege jaren 80, ten tijde van The Birthday Party, wordt hem verregaande misogynie verweten. Onnodig te zeggen dat platen als Murder Ballads daar geen goed aan hebben gedaan. Een Amerikaanse journalist vroeg hem destijds verbijsterd en gedegouteerd wat er na Murder Ballads nog zoal van smeerlapperij zou volgen: ‘An album of rape ballads?’

Of zulke opmerkingen nu wijzen op een stuitend gebrek aan humor onder Amerikaanse journalisten, dan wel een manifeste onwil om er de grap van in te zien, feit is dat Cave nooit moeite heeft gedaan om zijn misogyne imago te weerleggen. Hij hééft het nu eenmaal vaak over vrouwen en hun streken. Vooral hun vochtige streken dan. Eén pars pro toto ter illustratie: de voor elke man herkenbare meezinger No Pussy Blues.

Recent gooide hij overigens nog méér olie op het vuur met The Death of Bunny Munro, een pornografische schelmenroman waarin huis-aan-huisverkoper Bunny Munro zowat alles wat een vagina heeft over zijn leuter trekt, terwijl zoonlief in de auto wacht tot papa zijn broek weer heeft opgestroopt. Een boek ook waarin vrouwen onveranderlijk hersenloze lustobjecten zijn, en waarin elk voorbijkomend exemplaar van de vrouwelijke sekse wordt afgetoetst aan de ideale maten van Avril Lavigne en Kylie Minogue – over wie in bovenstaande passage feitelijk wordt gesuggereerd dat ze kleine tieten, brede heupen en een dikke kont heeft.

Caves vrouwonvriendelijke humor begeeft zich wel vaker op – en soms ver óver – de grenzen van het welvoeglijke. Op de hoes van The Good Son wordt hij in een morbide sfeertje omringd door onschuldig ogende balletdanseresjes van niet meer dan een jaar of vijf. En in The Death of Bunny Munro laat hij zijn hoofdpersonage pagina’s lang geilen op een meisje dat uiteindelijk slechts drie blijkt te zijn. Drie!

Wat er ook van zij, vrouwenhater of vrouwenaanbidder: een womanizer is Nick Cave sowieso. Cave, die op zijn zestiende van school werd gestuurd omdat hij een meisje en public van haar rok én onderbroek had ontdaan, heeft op z’n zachtst gezegd een tumultueus liefdesleven achter de rug.

Wie anders dan Nick Cave zou erin slagen om – na een lange relatie met Anita Lane, die haast de hele jaren 70 en 80 zijn muze bleef, en een korte affaire met Elizabeth Recker, die hij leerde kennen in zijn Berlijnse periode – in slechts twee weken tijd vader te worden van twee zonen, bij twee verschillende vrouwen, op twee verschillende continenten? Terwijl zijn Braziliaanse vriendin Viviane Carneiro in São Paolo van Luke Cave beviel, schonk zijn Australische concubine Beau Lazenby in Melbourne het leven aan Jethro Cave. Nóg een paar jaar later werd hij achtereenvolgens gelinkt aan PJ Harvey (waar), Kylie Minogue (wellicht niet waar) en Tori Amos (nog steeds niet helemaal opgehelderd).

Intussen is Nick Cave al meer dan tien jaar gelukkig getrouwd met voormalig fotomodel Susie Bick, met wie hij samenwoont in het Britse kuststadje Brighton & Hove en wier schoonheid hij na de bevalling van hun tweeling Arthur en Earl op bijzonder vrouwvriendelijke wijze als volgt omschreef: ‘Even elbow-deep in baby shit she looks pretty to me.’

Every inch a gentleman!

GRINDERMAN 2

Op 13/9 uit bij Mute

Door Vincent Byloo

‘I’ve searched the holy books

I tried to unravel the mystery of Jesus Christ, the Savior’

‘Where’s my nurse, I need some healing

I’ve been paralysed by a lack of feeling

I can’t even find anything worth stealing

Under fifteen feet of pure white snow’

”I’m Stagger Lee and you better get down on your knees and suck my dick, because if you don’t you’re gonna be dead’Billy dropped down and slobbered on his headAnd Stag filled him full of lead’

‘Amanda, on the other hand, is small and reminds Bunny of Kylie Minogue, except that she is goblinned by a mass of candy-coloured hair extensions and has enormous breasts, tiny hips and practically no rear-end at all.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content