‘ONZE GEHEIME AGENDA: MEER BALZAKKEN OP DE VLAAMSE TELEVISIE’

KATRIN LOHMANN (l.), alias Fonda in CALLBOYS: 'Ik heb veel compassie met de man van tegenwoordig.' JOKE EMMERS, Wendy in de serie: 'Vrouwen zijn onmogelijk.' © Filip Naudts

‘Is dit alles?’ vragen Joke Emmers en Katrin Lohmann zich af. En daarmee bedoelen de twee dildoverkopers uit Callboys niet het masjien van Matteo Simoni.

Laten we elkaar geen Liesbeth noemen: mannen komen er behoorlijk bekaaid af in Callboys, de nieuwe tv-serie van Jan Eelen. Of het nu de vier diepmenselijke gigolo’s met een je-ne-sais-quoi van je-ne-sais-quoi zijn, dan wel de vijftigplusser die een kaasplankje bereidt terwijl boven een per uur ingehuurde kracht loosgaat op zijn vrouw: de kans dat u zich prompt met een van hen wilt vereenzelvigen is eerder klein. De vrouwen daarentegen zijn stuk voor stuk sterk en zelfverzekerd, of ze nu klant zijn dan wel handelsreizigers in dildo’s en ander slaapkameralaam.

We treffen Joke Emmers en Katrin Lohmann – Wendy en Fonda van Maverick, grootgrutter voor seksspeeltjes – in Antwerpen, waar beiden zijn aangespoeld, de een vanuit Limburg, de ander vanuit Duitsland. Dat laatste is er bij Lohmann amper aan te horen. Hooguit sluipt er al eens een onbedoelde double entendre in haar uitspraken, genre ‘Jan Eelen is een straffe psycholoog met veel liefde voor mensen hun onderkant‘ – een perfecte eenzinsrecensie van Callboys.

Aanstormend talent Emmers, u tevens bekend van Den elfde van den elfde, en actrice, schrijfster, drama- en psychotherapeute Lohmann treffen elkaar komend voorjaar ook in Beau Séjour, die donkere whodunit van Nathalie Basteyns en Kaat Beels die nu al internationaal duchtig gelauwerd is.

Hoe zouden jullie ‘callboy’ vertalen? Of beter: wat betekent callboy voor jullie?

JOKE EMMERS: ‘Gezelschapsjongen’ vind ik wel accuraat. Ze zijn meer dan sekswerkers. Ze worden regelmatig ook geboekt om gewoon wat te praten. Geweldig idee: als ik veertig ben en alleen, weet ik wie te bellen. Voor het gezelschap, uiteraard. En liefst geen Devon Macharis-type: mooi, hoor, maar ik zou er niet graag naast liggen. Ik zou mezelf de hele tijd aan het bekijken zijn.

KATRIN LOHMANN: Het blijft allemaal wat theoretischer voor mij, maar ik snap het wel: het is of een callboy bellen, of geld uitgeven op café, dronken worden en hopen dat iemand met je naar huis wilt. Dat is het ook niet, hè. Die seks is doorgaans slecht, gealcoholiseerd en je kunt moeilijker eisen stellen. Doe mij maar ‘dienstverlener’, zoals een kapper. Ook die moet luisteren naar hoe jij het graag hebt.

Het is wel een interessante evolutie, hoe vrouwen plots in de positie zijn om te betalen voor seks, en hoe dat ook aanvaard wordt. Ik vermoed dat veel koppels zich al in de reeks herkend hebben, zelfs al is die komisch bedoeld. Neem nu de triviale maar schrijnende manier waarop de Dagtrippers uit In de gloria in aflevering drie met elkaar slapen. Of hoe Hugo (in de eerste aflevering, een rol van Peter De Graef, nvdr.) nog een kaasplankje voorziet voor Wesley nadat die zijn vrouw heeft afgewerkt. Een heel vrouwelijke rol, en licht overdreven, maar zo lopen er nogal wat mannen rond.

Al gaat Callboys niet zozeer over seks, maar meer over vriendschap, én over hoe vrouwen alles bepalen en zo veel intelligenter zijn dan die mannen. Het zijn worstelende mannen, slachtoffers van hun eigen machogedrag, maar Jan zet ze met compassie neer. Hij is een straffe psycholoog met veel liefde voor mensen hun onderkant.

EMMERS: (schatert)

Eelens bovenkant noemt de Callboys figuren uit de jaren tachtig, het soort mannen van wie je hoopt dat er niet te veel meer van bestaan. Akkoord?

EMMERS: Jan en jij gaan duidelijk nooit naar de fitness of Café d’Anvers?

Hij zal het me wel niet kwalijk nemen als ik dat ook voor hem beaam.

LOHMANN: De man ligt natuurlijk wel onder vuur vandaag. Hij mag zich niet meer identificeren met de typisch mannelijke idealen en moet zich plots verhouden tot de wensen van de vrouw, maar die blijft veeleisend en ambivalent. Ze wil een man die kookt en poetst, maar die tegelijk beschermend en macho is. Zeer verwarrend, en helaas is dat geen kwaliteit die de vrouw echt kan pruimen. Ik heb dus ook veel compassie met jullie. Zelfs af en toe eens een simpele ‘Beetje dimmen, hé griet’ mag niet meer.

EMMERS: (droog) Vrouwen zijn onmogelijk.

Wendy en Fonda dragen ook duidelijk de broek, zelfs wanneer er geen kleren in het spel zijn.

LOHMANN: Die scène met Wendy in de sauna, bedoel je? Ze doet dat zelfbewust, sprankelend, en geen kat die denkt: ocharmen, ze heeft een callboy nodig om aan haar trekken te komen.

Joke, die saunascène was jouw eerste draaidag. Was je niet liever rustiger begonnen?

EMMERS: Nee, zo was het meteen achter de rug. Anders blijf je daar toch maar over piekeren. Matteo Simoni ken ik gelukkig al lang, wat maakte dat het niet onwennig was. Na twee takes had iedereen op de set ook wel alles gezien, dus hoefde ik niet meer preuts te zijn. Bovendien helpt niks zo goed om het ijs te breken als een penis die plots voorbijdrijft. (lacht) Jan Eelen wilde eerst met protheses werken, maar die van Matteo kwam telkens weer los in het water, tot hij het uiteindelijk beu was. Het is beter zo, denk ik: er wordt veel gesuggereerd, maar je ziet behoorlijk weinig. Die protheses waren bovendien larger than life, het dubbele van Matteo’s normale uitrusting. Potsierlijk, enfin.

Misschien maar best: Sommige kijkers hebben zich nu al in hun chips verslikt bij de cameo van Randy’s geïrriteerde scrotum.

EMMERS: Fantastisch, toch? Hop, ballen eruit. Soms moet je een tikje choqueren. Momenteel speel ik bij Toneelgroep Maastricht de rol van Nicole Kidman in Eyes Wide Shut. Je hoeft maar ‘neuken’ te zeggen en je hoort al onderdrukt gegiechel in de zaal, zelfs in Nederland. Terwijl seks toch gewoon seks is? Een oerdrift. Ik snap echt niet waarom we nog steeds zo preuts zijn: het zou zo veel gemakkelijker zijn als we al dat gedoe achterwege laten. Dus laat de Vlaming maar eens fronsen om de balzak van Randy Paret: hoog tijd dat we immuun worden voor zulke zaken.

LOHMANN: (droog) Het is altijd onze geheime agenda geweest meer balzakken op de Vlaamse televisie te krijgen.

Katrin, jij belandde pas op je drieëntwintigste in België. Begreep jij er iets van als de hele set weer Het eiland en In de gloria begon te citeren?

EMMERS: Wat zéér vaak is gebeurd.

LOHMANN: O ja, Het eiland is de eerste Vlaamse reeks die ik ooit heb gezien: we kregen die voorgeschoteld in de toneelopleiding. Weliswaar door Jan zelf, in zijn eerste les. (lacht) Daarna heb ik de dvd-box in één ruk uitgekeken en de jaren daarop heb ik uitsluitend zijn werk opgezet – naast Duitse televisie, uiteraard. Pas de laatste jaren zet ik af en toe eens een andere Vlaamse reeks op, uit collegialiteit.

EMMERS: Er kan natuurlijk ook niks op tegen Sturm der Liebe.

Jullie heimats liggen in Emsdetten, Noordrijn-Westfalen, en in het Limburgse Neerpelt, twee gehuchten met dorpsaspiraties. Was het een kwestie van daar zo snel mogelijk weg te trekken?

EMMERS: Ik heb nooit de dagen afgeteld, maar het is goed dat ik nu in Antwerpen woon. Ik blijf hier wel plakken, denk ik. Neerpelt heeft wel een makersplek, het Dommelhof, maar voor theater moest je er verder niet zijn.

LOHMANN: Of ik hier blijf, kan ik niet beloven: ik woon hier naar mijn doen al behoorlijk lang. Op mijn zestiende trok ik acht maanden naar Afrika, daarna ging ik in Nederland dramatherapie studeren, tot ik in Spanje belandde en met het idee speelde naar daar te emigreren. Op mijn 23e ben ik in Antwerpen toch aan een acteeropleiding begonnen, tussen medestudenten die allemaal zes jaar jonger waren. Af en toe moet ik gewoon weg: ik heb altijd het onaangename gevoel dat ik niet op de juiste plek zit, zonder te weten waar ik dan wel moet zijn. ‘Moet ik niks anders doen met mijn leven?’ ‘Moet ik niet meer doen?’

De makkelijke vragen, enfin. Klinkt dat enigszins bekend, Joke?

LOHMANN: Komaan, ik ken niemand die zo hard als Joke uitstraalt dat ze op de juiste plek zit en exact doet wat ze op dit moment wil doen.

EMMERS: Ik ben blij dat ik zo snel op mijn pootjes terechtgekomen ben, maar de vraag ‘moet ik niet meer doen?’ ken ik wel. Soms is dat heel concreet: na het zien van Martin Heylens Terug naar eigen land zat ik helemaal stuk, en wilde ik meteen jassen gaan uitdelen in Calais, zoals mijn moeder al jaren spullen inzamelt voor goede doelen. Soms is het abstracter: met theater bereik je nu eenmaal te weinig mensen, of niet noodzakelijk de juiste. Zeker in Nederland zitten de zalen vol vijftigplussers terwijl het zo belangrijk is om ook jongeren te prikkelen. Mensen denken al snel dat ze te dom zijn voor theater, terwijl wij ook maar gewoon verhalen vertellen. Ik snap dramaturgisch gezien ook niet elke laag van elk stuk dat ik ga bekijken, hoor. Zo snugger moet je dus niet zijn voor theater.

LOHMANN: Jammer dat de weg naar theater zo moeilijk gevonden wordt. Tijdens je opleiding zit je in een bubbel en ben je ervan doordrongen dat kunst levensbelangrijk is en iedereen aangaat, maar tegelijk sta je totaal buiten de maatschappij. Er gaat statistisch gezien geen kat naar theater of musea. Mijn links-socialistische ouders bijvoorbeeld, die vonden theater lang een bezigheid voor de bourgeoisie. Nu ze al eens naar mij komen kijken, stel ik vast dat het hen telkens raakt. Hetzelfde geldt voor de groep Antwerpse geïnterneerden en gedetineerden met wie ik audiodocumentaires van Radio Begijnenstraat maak: we werken vaak met teksten van Shakespeare en Leonard Nolens, en zij vatten die ook. Het slaat aan, omdat het nu eenmaal een aangeboren behoefte is om jezelf te herkennen in kunst. (denkt na) Los daarvan weet ik niet of het wel helpend is om te willen helpen.

Met dramatherapie zoals Radio Begijnenstraat help je toch mensen?

LOHMANN: Ik weet niet of ‘helpen’ je hoofdmotivatie mag zijn als maker of therapeut. Je kunt dat wel gebruiken om iemand naar zichzelf te leren kijken met een ruimere blik, en verder moet je vooral oprecht geïnteresseerd zijn in mensen, in hun verhalen en drama’s. Ik blijf het bizar vinden hoe je als acteur zo veel empathie kunt hebben voor de personages die je vertolkt, maar terwijl de toneelliteratuur ervan bulkt, hebben velen in het echt nog nooit een moordenaar, incestvader of verkrachter ontmoet.

Over opleidingen gesproken: ondanks een eerste afwijzing hebben jullie allebei koppig, en met succes, doorgebeten.

EMMERS: Aan het Kask in Gent ben ik afgewezen, en achteraf gezien is dat het beste wat me had kunnen overkomen. Gent zoomt erg in op het fysieke, waar ik sowieso zelf al op focus, terwijl men aan het conservatorium in Antwerpen vertrekt van tekstontleding. Nu weet ik tenminste hoe ik een tekst moet aanpakken, het lichamelijke leg ik er zelf wel in.

LOHMANN: Ik was gebuisd bij Dora van der Groen, waarop ik vriendelijk richting de afdeling kleinkunst gemanoeuvreerd werd. Ik heb me daar laten rollen. (lacht) Ik kende het woord ‘kleinkunst’ niet eens, maar er werd me voorgehouden dat het een makersopleiding was: ‘Je kunt er zingen, schrijven en creëren.’ Je begrijpt mijn verbazing toen het daar vrijwel uitsluitend om muziek bleek te draaien, en dan nog – laat ons wel wezen – seutenmuziek in een taal die ik maar half begreep. Not cool. Kleinkunst, dat is in Duitsland uitgestorven sinds de jaren twintig, denk ik.

Sterke woorden voor iemand wier vaderland zonder enig protest ingenomen kon worden door Christoff, maar passons. Opmerkelijk: je bent er wel blijven hangen en hebt de opleiding netjes afgewerkt.

LOHMANN: Ik heb lang getwijfeld. Ik had ook uitzicht op een manama (master na master, nvdr.) in de psychologie in Barcelona, en eventueel een doctoraat. Maar ik kan op mijn vijftigste nog doctor worden, terwijl ik mezelf op mijn drieëntwintigste al vrij oud vond voor een acteeropleiding. Het was met frisse tegenzin, maar ik heb er zowel mijn beste vriendin Liesa Van der Aa als Jan Eelen leren kennen. Laat het dat waard zijn geweest.

Eelen heeft jullie destijds allebei min of meer op de schoolbanken ontdekt.

LOHMANN: Dat is het mooie aan hem: hij weet wie er speelt, hij volgt de theaterwereld en de opleidingen. Zo kwam ik uiteindelijk in De Ronde terecht. Ik wist vrij snel dat ik mee mocht spelen, al had hij nog geen rol voor mij. Zeer bijzonder ook hoe hij schrijft met bepaalde acteurs in gedachten.

In hoeverre sijpelt zijn beeld van iemand door in de rol die hij voor je schrijft?

LOHMANN: Ben ik dan zo’n strakke bitch? Nee, in De Ronde was ik een gesjeesde actrice die dan maar bloemenmeisje was geworden. ‘Maar ik wil actrice worden. De bes-te!’ Ik hoop dat het dus niet zo één op één is, maar Jan vond het ongetwijfeld zeer geestig om me zoiets in de mond te leggen.

EMMERS: Noemde jij Wendy daarnet niet zelfbewust en sprankelend, Katrin?

Wat een aanzienlijke verbetering op zijn eerste indruk zou zijn, Joke. Klopt het dat hij twee uur lang ervan overtuigd was dat je een chromosoompje te veel had?

EMMERS: Net als de rest van de zaal, ja. Jan kwam voor het eerst naar mij kijken toen ik stage liep bij NTGent en de Duitse regisseur, die ik maar half begreep, zei: ‘Du musst ein Wesen spielen.’ Dus speelde ik een vreemdsoortig wezen. Alleen zag dat er op het podium blijkbaar uit alsof ik met het syndroom van Down kampte. Aan het einde, toen ik toch wat lijnen tekst had, hoorde je de verwarring in de zaal. ‘Huh, dat mens is normaal?’ (lacht)

Jan heeft Katrin en mij trouwens nog vóór Callboys geïnviteerd voor een héél rare test bij hem thuis. Ik zal er niet te veel over vertellen, want je weet nooit dat daar nog iets uit voortvloeit, maar Jan zag ons blijkbaar wel werken als duo.

Je kunt hem geen ongelijk geven.

LOHMANN: Joke is dan ook een geweldige actrice die gegarandeerd het scherm gaat veroveren. Intuïtief, naturel, bakken persoonlijkheid…

EMMERS: En ik vind jou een heel open actrice, waar je veel van terugkrijgt op een set, terwijl je bij anderen soms op een muur stoot. In Beau Séjour speel je ook geniaal. Al zul jij dat wel weer allemaal ontkennen.

LOHMANN: Ik denk daar inderdaad het mijne van. Ik kan niks echt goed.

Niet voor het een of ander, maar je schrijft, acteert, tekent, maakt muziek, maakt radio met geïnterneerden en hebt psychologie gestudeerd.

LOHMANN: Ik ben hooguit een hobbypsychologe. Tekenen, schrijven, muziek maken? Dat lukt allemaal ‘een beetje’. Ik hoop dat het op het einde van mijn leven allemaal wel blijkt mee te vallen, dat er toch ergens een oeuvre in verstopt zit, maar voorlopig zie ik nog geen rode draad. En als actrice troost ik me met de gedachte dat ik op zijn minst lief en volgzaam ben op de set. Ik eet ook alles, én ik ben niet zo duur. (lacht) Valt het op dat ik graag meer tv-werk zou doen? Een televisieset werkt heilzaam voor mij: je krijgt er geen tijd om je suf te piekeren. Als ik ga nadenken, kom ik al snel bij de existentiële problemen uit: als je eenmaal denkt ‘is dit wel de moeite?’ móét je wel tot de conclusie komen dat het er allemaal niet toe doet.

EMMERS: Van dat soort twijfels blijf ik gelukkig gespaard. Ik laat het gewoon niet toe. Ik probeer zo veel mogelijk voort te gaan op mijn instinct, en te hopen dat de regisseur me achteraf gelijk geeft.

LOHMANN: De kunstensector zou misschien wel gebaat zijn bij iets meer twijfelaars. Ik zie regelmatig mensen naar buiten komen met eigen werk en denk: had jij je op voorhand niet beter de vraag gesteld of het er wel toe doet? Het zal wel aan mij liggen. Als ik iets maak, probeer ik dat zo onpretentieus mogelijk te doen, en liefst in het geheim, zodat niemand er mij op kan pakken dat ik nog maar durfde te denken dat het iéts was.

EMMERS: Mijn nieuwe monoloog test ik toch ook eerst zeer kleinschalig. Ik baseer me op Brieven aan Doornroosje van Toon Tellegen, waarin de prins haar elke dag een brief schrijft. Ik draai het om: Doornroosje is wakker en wacht op haar prins. Het gaat over hoe je knettergek kunt worden door verwachtingen, zelfopgelegde of van buitenaf. Ik plan vijf try-outs in het voorjaar en dan zien we wel. Geen idee of het goed zal zijn.

Katrins ‘lichtvoetige’ kijk op het leven werkt besmettelijk.

EMMERS: Je moet soms iets spelen waar je niet helemaal achter staat, iets wat louter op basis van een werktitel al zestig keer verkocht is. Lucht, in feite. Dit voorjaar heb ik bijvoorbeeld Not the Tommy Cooper Story in Nederland gespeeld – een mooie voorstelling, maar gemengd onthaald, en soms moest ik mezelf toch opladen voor een voorstelling voor tachtig man. Dit wil ik dus eerst testen, als het aanslaat, verkoop ik het wel.

Joke, naar verluidt interview jij jezelf regelmatig. Waarom?

EMMERS: Vroeger deed ik dat vaker, hoor. En ik film mezelf vooral terwijl ik praat over hoe ik op dat moment naar het leven kijk. ‘Waar sta ik nu? Wat wil ik bereiken? Hoe is het met het liefdesleven gesteld?’ Als daar wat tijd over is gegaan, herbekijk ik dat. Zeer verhelderend om de evoluties in mijn denken te bestuderen. Zo kreeg ik onlangs een brief terug die ik vijf jaar geleden aan mezelf had geschreven, een project voor Theater aan Zee. Ik zat toen nog in mijn laatste jaar en dacht ‘wat moet ik nu?’, maar het meeste wat ik toen blijkbaar verwachtte, of van droomde, is ook uitgekomen. Straf. Ik wilde bijvoorbeeld ooit met Jan, Tom Vandyck, Tom Lenaerts en Bart De Pauw werken: op mijn 26e zit ik al aan twee op de vier. Vreemd genoeg.

Vreemd, zeg je, maar is duidelijk uitstippelen en weten wat je wilt bereiken al niet de helft van het werk?

EMMERS: Misschien, maar ik heb ook veel geluk gehad. (denkt na) Vind je dat vreemd, die zelfinterviews?

Dat lijkt meer een mooie slotvraag voor de psychotherapeute.

LOHMANN: (gezwollen) Ik denk dat jij een supergezonde relatie met jezelf hebt, Joke, en probleemloos met de deelaspecten van jezelf in dialoog kunt gaan. En dan is jouw manier zeer aanbevelenswaardig. Voor mij zou dat niet werken: ik ben veel te hard voor mezelf. Vraag me om mezelf voor de camera te analyseren, en ik maak mezelf gewoon af. Ik moet dat doen bij mensen die me graag zien, en die die kritiek counteren. (lachje) Maakt niet uit, iedereen is een beetje ziek.

CALLBOYS

Elke donderdag om 21.20 uur op Vier

EYES WIDE SHUT

van Toneelgroep Maastricht met Joke Emmers trekt dit najaar door Vlaanderen. Alle info: toneelgroepmaastricht.nl

RADIO BEGIJNENSTRAAT

Te beluisteren via hell-er.net, of als audio-installatie op de tentoonstelling Mir gin op Mechln! in cc Mechelen.

door Kristof Dalle – foto’s Filip Naudts

‘Ik snap het wel dat mensen een callboy bellen: het is dat of geld uitgeven op café, dronken worden en hopen dat iemand met je naar huis wilt gaan. Dat is het ook niet, hè.’ Katrin Lohmann

‘Jan Eelen wilde eerst met protheses werken, maar die van Matteo kwam telkens los in het water. Ze was bovendien larger than life, het dubbele van Matteo’s normale uitrusting. Potsierlijk.’ Joke Emmers

‘Hop, ballen eruit: fantastisch, toch? Laat de Vlaming maar eens fronsen om de balzak van Randy Paret: hoog tijd dat we immuun worden voor dergelijke zaken.’ Joke Emmers

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content