ONDERTUSSEN, ACHTER DE CHINESE FIREWALL

Jia Zhangke hangt nog steeds de stelling aan dat de Chinese censor zijn ijzeren greep lost. Neemt hij zijn wensen voor werkelijkheid? ‘Ik vind het vooral erg goed dat we beginnen te geloven in vrijheid en gerechtigheid.’

Censuur, het is een even heikel als onvermijdelijk onderwerp als je met een Chinese kunstenaar praat. China blijft het land dat mensenrechtenverdedigers de mond snoert, toezicht houdt op alle media en met de Great Firewall ongewenste informatie buiten houdt. Pogingen om de bekende kunstenaar Ai Weiwei te muilkorven, hebben voorlopig niet echt veel uitgehaald. Anderen hebben minder geluk. Sinds de Nobelprijs voor de Vrede in 2010 aan een lege stoel werd toegekend, weet de hele wereld dat schrijver en professor Liu Xiaobo elf jaar mag brommen omdat hij iets te luidruchtig opkwam voor meer respect voor de mensenrechten.

Ook regisseurs moeten constant afwegen hoeveel vrijheid ze zichzelf veroorloven, hoe fel ze kunnen en willen ingaan tegen de Staatsadministratie voor Radio, Film en Televisie. Ieder neemt daar een andere houding in aan. Zhang Yimou, het boegbeeld van de zogenaamde Vijfde Generatie van Chinese cineasten, liet na de eeuwwisseling de maatschappijkritiek links liggen. Hij stortte zich op de wuxia-traditie met onder meer Hero (2002) en Curse of the Golden Flower (2006), hij regisseerde de openingsceremonie van de Olympische Spelen en het bombastische, peperdure maar weinigzeggende Flowers of War (2011). Daartegenover staat iemand als Lou Ye, die de confrontatie met het filmbureau niet uit de weg gaat. Na Suzhou River (2000) kreeg hij twee jaar filmverbod, na Summer Palace (2006) nog eens vijf jaar. Dat laatste weerhield hem er niet van om met Franse hulp Spring Fever (2009) te draaien. Jia Zhangke zit tussen die twee uitersten. Het boegbeeld van de Zesde Generatie maakte met zijn eerste regies – The Pickpocket (1997), Platform (2000) en Unknown Pleasures (2002) – meteen naam in het Westen. Die films had hij stiekem gedraaid: zonder officiële goedkeuring, buiten het staatssysteem om. Sinds The World (2004) neemt hij dat risico niet meer en laat hij zijn productiebedrijf Xstream Pictures samenwerken met Shanghai Film Group, onderdeel van een van de grootste mediabedrijven van China en dus gecontroleerd door de staat.

Toen 24 City in 2008 in Cannes werd gepresenteerd, mét instemming van de censuurcommissie, zei Jia: ‘Vier jaar geleden zou ik nooit een officiële goedkeuring gekregen hebben voor een film die het zo openlijk over de Chinese realiteit heeft. Het land verandert écht. De mainstreammedia blijven in overheidshanden, maar de nieuwe media vormen een krachtige tegenstem. Op de internetfora wordt er stevig gediscussieerd.’

Toen ik Jia dit jaar in Cannes vroeg om naast alle kritiek opnieuw een positieve evolutie te noemen, verwees hij meteen naar Sina Weibo, zeg maar het Chinese Twitter. ‘Ik vind het vooral erg goed dat we beginnen te geloven in vrijheid en gerechtigheid. Nieuwe platformen als Sina Weibo spelen daar een grote rol in. Nieuws over gewelduitbarstingen zoals in A Touch of Sin gaat verschrikkelijk snel rond. Het is niet langer mogelijk zulke gebeurtenissen stil te houden. Ook dat A Touch of Sin voorbij de censor geraakt is, is een teken van vooruitgang. China krijgt stilaan door dat het geen zin heeft problemen uit de weg te gaan. Je moet ze bestuderen en aanpakken.’

De regisseur gaf ook aan enorm uit te kijken naar een officiële Chinese release van A Touch of Sin. In het begin van zijn carrière kon hij zijn werk door de staatscensuur niet aan de vaderlandse man of vrouw brengen. Dat lukte de voorbije jaren al stukken beter dankzij onder meer dvd’s en het internet, en via universiteiten en bars. Alleen weegt dat niet op tegen een officiële bioscooprelease. Jia gaf daarbij zelf begin november aan als releasedatum. Mogelijk was zijn enthousiasme wat voorbarig, ziet de overheid zijn kritische analyse van geweld in hedendaags China uiteindelijk toch niet zitten. De film kwam er in elk geval nog niet uit. Ondanks zes nominaties voor een Golden Horse, het Chinese equivalent van de Oscars, waren Jia en zijn echtgenote en fetisjactrice Zhao Tao vorige maand niet aanwezig op de awardceremonie in Taipei. Dat riep vragen op. Vooral omdat er eerder al een richtlijn van het propagandadepartement van de Communistische Partij was uitgelekt die journalisten verbood nog over de film te schrijven. Westerse media vroegen Jia om een reactie. Hij hield het op een vaag persbericht via zijn productiebedrijf: Xstream Pictures heeft gehoord van het verbod om nog over A Touch of Sin te berichten, maar ontving zelf niets en werkt nog steeds aan een Chinese release.

(N.R.)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content