O BROTHER, WHO ART THOU?

Eerlijk: echt veel zult u niet bijleren over The National. In Mistaken for Strangers is het niet de band die de hoofdrol opeist, maar wel Tom Berninger, de negen jaar jongere broer van frontman Matt. Tevens: ’s werelds slechtste roadie én regisseur van deze docu. Maar kijk: u zult wel voor het eerst met The National kunnen lachen. Nooit gedacht dat dát erin zat. ‘Dit is mijn persoonlijke therapie.’

‘Wat doe je als je een nachtmerrie hebt op de tourbus?’

‘Waar zie je de band binnen vijftig jaar?’

‘Heb je je identiteitskaart bij als je op het podium staat?’

Nope, Mistaken for Strangers is niet alles wat u over The National wilt weten. Of toch niet alles wat u dácht te willen weten over The National. Voor hun High Violet-tour in 2010, ten tijde van de grote doorbraak, contracteerde frontman Matt Berninger namelijk zijn negen jaar jongere broer Tom als roadie en videograaf – hoofdzakelijk om hem eindelijk eens uit de kelder van zijn ouders te krijgen. En Tom is – we willen niet ‘loser’ zeggen – een underdog. De meer gezette, minder succesvolle versie van Matt. Ziet er wat uit als Zach Galifianakis. Gefaald horrorregisseur. Meer een fan van Judas Priest. Mistaken for Strangers, de docu die hij uit zijn beelden monteerde, is dan ook geen klassieke rockhagiografie. Wat begint als een Spinal Tap-dagboek van ’s wereld slechtste roadie – ramt de tourbus, speelt de guestlist kwijt, wordt ontslagen – mondt uit in een even entertainende als bevreemdende film over hoe het is om de mislukte jonge broer van een relatief bekende indierockzanger te zijn.

Het antwoord is trouwens ‘ja’: de heren van The National hébben hun identiteitskaart bij op het podium.

Stiekem wilde u dat wel weten.

TOM BERNINGER: Ík wilde dat alleszins weten. Driehonderd concerten heb ik aan de zijkant gestaan als mijn broer op het podium stond: dan heb je veel tijd om te observeren. Eén avond zag ik dat Scott Devendorf – het kan ook mijn broer geweest zijn – zijn gsm en portefeuille in zijn achterzak had steken. Ik weet nog dat ik dacht: ik zou dus nú, op dit eigenste moment, Scott kunnen bellen, terwijl hij voor zevenduizend mensen staat te rocken. Ík vond dat fascinerend.

Ooit geprobeerd?

BERNINGER: Hem bellen? Dat durfde ik niet. Het zou een fantastische scène geweest zijn, ja, maar ik had het lef niet om een song live te verknallen.

Je filmt The National slapend in de tourbus, backstage twijfelend of ze het hemd in of uit de broek moeten laten en occasioneel naakt in de douche. Was dat het opzet van de docu:’s werelds meest serieuze band demystifiëren?

BERNINGER: Eerlijk: er was geen opzet. Er was zelfs geen idee om een docu te maken. Ik was de roadie. De enige reden dat ik mijn camera mee had, was om een tourdagboek bij te houden en wat filmpjes te maken voor de site. Pas thuis, toen ik alle beelden zag, dacht ik: hier zit misschien wel een film in.

Wat wel is: ik had het gevoel dat de groep van mijn broer een verkeerde reputatie had. The National: dat zijn vijf depressieve, donkere en vooral heel, heel serieuze indiemuzikanten. En dat klopt niet: ik wist dat ze eigenlijk heel lichtvoetige, humoristische gasten zijn. En niet ál hun liedjes zijn depressief. Als ik één ding geprobeerd heb, is het dat: tonen dat je ook plezier kunt hebben met The National.

Hoeveel van de docu is eigenlijk echt?

BERNINGER: Definieer ‘echt’.

Niet geacteerd. Niet in scène gezet.

BERNINGER: Euh. (denkt na) Bijna alles. In de montage heb ik wel wat gemanipuleerd – het moest ook geestig zijn. Maar alles is wel gebeurd zoals ik het toon. Dit is hoe de relatie met mijn broer is. Dit zijn de vragen die ik stelde. Dit is hoe slecht ik ben als roadie.

Dus die scène waarin je, dronken en alleen in de tourbus, naar Rob Halfords metalkerstplaat luistert, dat was echt.

BERNINGER: Absoluut. Heel goede plaat trouwens.

En die scène waarin je jezelf wenend filmt na je ontslag?

BERNINGER: Ik vrees van wel. In het echt duurde het zelfs een half uur, maar dat was te hard om naar te kijken – ik heb het wat ingekort. Misschien is dat wel het enige wat niet echt is: uit komische overwegingen heb ik mezelf soms wat forser aangezet. Ik ben een iets minder grote baviaan in het echt.

Grappig dat ik die vraag zo vaak krijg. Als er één iemand in mijn achterhoofd zat terwijl ik aan het monteren was, was het Werner Herzog, mijn grote held. Hem vragen ze dat ook na elke documentaire: wat was er echt, wat was in scène gezet? Voor mij doet dat er niet toe. Het maakt me niet uit of het allemaal zo gebeurd is: Herzog vindt de waarheid in wat hij maakt.

Over Herzog gesproken: heb je hem niet ontmoet tijdens de tournee?

BERNINGER: Hij zit even in de film, ja, toen hij naar een concert van mijn broer komt kijken – hij stond op de guestlist die ik was kwijtgespeeld. Ik weet nog dat ik enorm gespannen was om mijn grote held te ontmoeten. Tot hij voor me stond. ‘Hallo, ik ben Werner’, zei hij. ‘Hallo, ik ben Tom.’ ‘Zeg Tom, waar is de plee hier?’ En dat was het: mijn hele ontmoeting met de grote Werner Herzog. (lacht)

De film is heel veel: een ode aan de underdog, een indieversie van Spinal Tap, een kijk op broederliefde, een demystifiëring van het rockbestaan – alles, behalve een rockdocu over The National eigenlijk. Maar wat is Mistaken for Strangers voor jou het meest?

BERNINGER: Mijn persoonlijke therapie, om heel eerlijk te zijn. Aan de montagetafel heb ik mezelf voor het eerst gezien zoals andere mensen mij zien. Dat was behoorlijk confronterend, moet ik zeggen. Na uren en uren naar mijn eigen kop staren snap ik eindelijk waarom mensen al twintig jaar met mij lachen – ook als ik niet grappig probeer te zijn. Ik wist niet dat ik er zo uitzag.

Vroeger wilde ik regisseur van actiesciencefictionhorrorfilms worden. De Peter Jackson van mijn generatie. Nu weet ik: mijn persoonlijkheid past niet in dat genre. Daar gaat de film voor mij over: tevreden zijn met jezelf. Zoals zoveel late twintigers en dertigers die hun weg nog zoeken, heb ik lang niet geweten wat aan te vangen met mijn leven. Op het gevaar af melig te klinken: pas zodra je tevreden bent met jezelf, komt je echte stem naar boven. Je probeert je niet meer te verstoppen achter wat je niet bent. Dat is waar Mistaken for Strangers voor mij om draait.

In de laatste scène ben je kabeldrager terwijl je broer door het publiek stapt, de zaal uit. De kabel van de micro dragen waardoor je broer zingt: mogen we daar een metafoor in zien van hoe het is om een kleine broer te zijn?

BERNINGER: Waarschijnlijk. (lacht) Matt had tijdens de pauze, net voor de bis, geroepen dat ik achter hem aan moest lopen. Hij wilde iets idioots doen voor alle camera’s. Alleen: hij is groter, magerder en heeft langere benen dan ik. Het was fysiek behoorlijk moeilijk voor mij om te volgen. Plus: niemand heeft ooit aandacht voor de kabeldrager. Dat gat in het publiek opent zich voor Matt en sluit zich na hem: niemand die zich ooit realiseerde dat ik erachter moest komen. Dát is pas een metafoor voor jongere broer zijn. (lacht)

Het was wel een controversiële scène in de montage. Volgens sommigen leek het alsof hij me daar vernederde. Terwijl ik het zo helemaal niet zie. Voor mij waren we samen, twee broers, te midden van vijfduizend man. Matt en ik, omringd door alle chaos. Hij zal altijd mijn grote broer zijn die zegt wat ik moet doen. En ik zal altijd zijn jongere broer zijn die hem jent. Omdat dat is wat een jongere broer hoort te doen.

MISTAKEN FOR STRANGERS

Te zien tijdens Docville in Het Depot, 3/5 om 17 uur, 4/5 om 21.30 uur. Alle info: docville.be

DOOR GEERT ZAGERS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content