MONNIKEN EN HEREMIETEN – The Blue Nile, die schuchtere popgroep die er nooit één wilde zijn, krijgt zijn eerste biografie. Met tegenzin, dat spreekt.

Allan Brown, Polygon, 266 blz., euro17

De eerste keer dat Paul Buchanan goedbedoelde kritiek aanhoorde bij de plaat die zijn groep aan het opnemen was, voelde hij zich zo gegriefd dat hij een uur lang kotsmisselijk het dichtstbijzijnde toilet omarmde. We schrijven 2004, Buchanan is 38 en al meer dan de helft van zijn leven muzikant. Maak kennis met The Blue Nile, een troep vreemde vogels uit Schotland.

Maar wat een veren. Tinseltown in the Rain. The Downtown Lights. From A Late Night Train. Het zouden titels kunnen zijn uit de wereldse canon van de schilder Edward Hopper, de schrijver Raymond Chandler of de stem Frank Sinatra. Maar neen: ze benoemen popsongs, van het zeldzaam mooie, weemoedige en fijngeslepen soort, met monnikengeduld en een haast pathologische zucht naar perfectie in elkaar gezet. Nu daagt het vast: is The Blue Nile niet dat groepje van maar vier platen in vierentwintig jaar tijd? It is.

Dat zo’n slakkengang in een op heet ijzer gestoelde business niet leidt tot intercontinentaal stadionsucces kunt u wel raden. En toch: tot daar alles naar wens. Want altijd hebben Paul Buchanan, Robert Bell en P.J. Moore, met een nuchterheid die hen tot in de knoken bezonken lag, de gemeenplaatsen van de lichte muziek gemeden als een venerische ziekte: de schijnwerpers en pretentie, de formules en verleidingen, zelfs de contracten en managers.

Dat laatste was niet slim, zo kijkt songschrijver Paul Buchanan achterom in deze eerste The Blue Nilebiografie. Een best lezenswaardig werk is dat, ook al raden we seks-, drugs- en rock-‘n-rollfanatici aan hun kicks elders te zoeken. Want het extravagantste waarop de leden van The Blue Nile zich hebben laten betrappen (en hier zonderen we Buchanans relatie met Hollywoodactrice Rosanna Arquette even af), is hun verpletterende normaalheid. Zó normaal dat psychologen er een kluif aan hebben.

Maar goed: uit een bleek heremietenbestaan, instinctieve communicatie (‘Die piano moet róder klinken’) en een aan autisme grenzende nauwgezetheid (‘Ik ben mijn leven aan het vergooien’, beseft Buchanan alsnog) ontsproten toch maar mooi A Walk Across the Rooftops (1984) en Hats (1989), magistrale evocaties van het beregende, nachtelijke, door straatlicht en romantiek beschenen stadstumult, ‘ pop music’s answer to Venice’ in de oren van één recensent.

Wat restte, waren onvervulde beloftes, persoonlijke trauma’s en niet te lijmen breuken. Buchanan hief The Blue Nile op in 2004, maar hoopt als enige nog op een vijfde plaat. Bell en Moore, net zoals Buchanan en de auteur in westelijk Glasgow gehuisvest, weigerden aan dit boek mee te werken. Vréémde vogels.

KURT BLONDEEL

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content