‘De hype is ironisch’, meent Giovanni Truffa, Soprano-expert en _ off the record _ ex-capo uit Napels die in de jaren ’80 een onkreukbare rechter ontvluchtte en zich nu ergens in Limburg schuilhoudt (de ontmoeting heeft plaats in de wachtkamer van een specialist, Truffa’s ‘kantoor’ sinds hij in de douche uitgleed en zijn heup kneusde). ‘Als er iets is wat dit zaakje van ons vandaag kan missen, is het publiciteit. Waarom die belangstelling voor de Italianen? Per che cosa? Het zijn niet langer wij, maar de Russen die de boel in handen hebben!’ Hij lacht: ‘We hebben onze beste tijd wel gehad, welke hoop de Berlusconi’s van vandaag ook mogen wekken. In de VS is er RICO, de Racketeer-Influenced and Corrupt Organization Act, de schrik van de borgatas, de clans. Sinds 1970 kan de federale regering een hele familie oppakken als ze kunnen bewijzen dat er een band bestaat tussen een baas en een of andere criminele onderneming, zelfs al heeft hij niets eigenhandig gedaan. En god, kan die Soprano klagen over the old ways! Alsof de omertà (de zwijgplicht, nvdr.) ooit iets heeft betekend, wanneer de staat je klem zet.’

Toch is hij fan van het eerste uur, toen de show nog een groot vraagteken was. ‘De grote troef is het realisme’, zegt hij, ‘het zijn geen gladde jongens, nepkerels, imbroglioni.’ Hij kijkt gestoord, zegt dan: ‘Geen Sicilianen, gelukkig maar.’

Het onderscheid tussen de Napolitaanse en de Siciliaanse misdaadorganisatie, tussen de Camorra en de Mafia is essentieel, verklaart hij. Mafia is Sicilia, Camorra is Napoli. ‘ E tutt’altra cosa, helemaal iets anders.’ Napoli is het echte Italia, de bakermat van het geroemde Italiaanse eten. In de Soprano-borgata wordt dan ook nooit het M-woord uitgesproken, hoewel de jongens dwepen met The Godfather, monument van Siciliaanse pathos. Silvio Dante, uitbater van de Bada-Bing, doet een vreselijke imitatie van Al Pacino in The Godfather III: ‘ Just when ah thought ah was out, they pull me back in.’

Maar Truffa vindt dat de show meer doet om Coppola’s filmmythe in stand te houden, dan dat The Godfather de borgata inspireert. ‘Wij stoppen geen paardenkoppen in je bed’, zegt Truffa. ‘Coppola weet dat. Op de bonusschijf van de Godfather-dvd-box is een easter egg te vinden dat boekdelen spreekt. Een ‘vriend van me’, Nico D’Angolo, toonde het me. Je klikt eerst op ‘galleries’, daarna op ‘dvd credits’, dan op ‘next’, opnieuw op ‘next’ en nog eens op ‘next’. Het menu springt dan automatisch op ‘previous’. Als je toch nog eens ‘next’ selecteert, krijg je de opening van Sopranos-aflevering 17, waarin Christopher Moltisanti de advanced bootleg van The Godfather wil bekijken en de jongens zijn favoriete scène vraagt.’

Truffa grinnikt: ‘Prima aflevering, overigens. Het is de enige van het tweede seizoen waarvoor David Chase de credit van het teleplay helemaal alleen opeist. De laatste episode deelt hij met Todd A. Kessler, regisseren deed hij niet. Aflevering 17 is Chase in pure vorm: een en al ironie, een reflectie van zijn woede, angst en sarcasme tegenover televisie en film. Hij last bovendien een schitterende cameo in. En de Godfather-mythe wordt afgemaakt. Ik kan het verklappen: Tony komt helemaal ontnuchterd terug van een trip naar Italië. La cosa nostra? Va fa napole (‘Ga naar Napels’, ook: ‘loop naar de duivel’, nvdr.).’

Truffa staat op, tuurt door het raam naar een traag naderende wagen en besluit: ‘Het mooie aan de zaak is dat Tony Soprano een overspelig, racistisch, seksistisch en moordend monster is en tóch ons hart steelt. Zijn zaakjes wekken eerder medelijden op, zijn familiale problemen sympathie. Op dat punt is het natuurlijk Hollywood all over again. Maar dat heb ik niet gezegd. Non ho detto.’

JS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content