Net zoals zijn iconen James Dean en Marlon Brando geeft James Franco het liefst zo weinig mogelijk prijs over zichzelf. Maar dat wil niet zeggen dat de acteur uit ‘Spider-Man’ niets te vertellen heeft.

‘spider-man’uit op dvd op 19/11 bij Columbia Tristar. Zie ook dvd-rubriek.

Ik zie James Franco voor het eerst in een fotostudio. Hij zit aan het andere uiteinde van de ruime loft, languit in een zetel. Ik begrijp meteen waarom regisseur Mark Rydell hem castte voor de rol van James Dean in zijn biopic voor betaalzender TNT. Franco heeft exact dezelfde look als het rolmodel: het hoofd lichtjes naar de grond gebogen, golvend bruin haar, een steelse blik in de ogen, een spaarzame glimlach die oplicht op het einde van de lippen.

Franco’s dag zit er bijna op. Na ons gesprek is hem nog een nacht thuis gegund, daarna vliegt hij richting Australië voor de opnames van een oorlogsfilm. De rol van James Dean heeft zijn doorbraak op het witte doek geforceerd. In Spider-Man speelde hij al de zoon van de Green Goblin, nu staan er nog twee films met hem op stapel: in City by the Sea acteert hij aan de zijde van Robert De Niro, en in Sonny, het regiedebuut van Nicolas Cage, geeft hij gestalte aan een prostitué.

Franco is niet meteen de meest spraakzame mens op deze planeet. Er zijn hoogstens een aantal algemeenheden over hem bekend: dat hij op zijn achttiende het ouderlijke huis verliet voor een kamer op de campus van UCLA; dat hij daar na een jaar de benen nam om toneel te studeren, en dat hij zich nadien ook op de schilderkunst heeft geworpen.

Zijn werk heeft hem al een beetje beroemd gemaakt, maar nieuwsgierige journalisten hebben aan Franco lang geen gewillige prooi. Van James Dean heeft hij twee dingen geleerd: ’to keep it real’ – een advies dat Franco van Dennis Hopper kreeg, die het zelf van Dean had -, en vooral niet te veel van zichzelf prijs te geven. Vaag blijven is in deze wereld een deugd.

Als ik Franco vraag hoe het was om aan Spider-Man mee te werken, en welke rol hem voorlopig voor de grootste uitdaging heeft gesteld, antwoordt hij met een ontwijkend ‘ nah, nah‘, terwijl hij zijn hoofd wegdraait. ‘ Nah, vraag het me niet. Nah, ik weet het niet.’ Maar hij weet het wel natuurlijk. Dit is maar een act.

‘Als acteur kun je maar beter niet te veel in de kijker lopen’, zegt hij plots. ‘Zeker als je uiteenlopende rollen ambieert. Je wordt zo snel vastgepind.’

‘Dit wordt een boeiend interview’, reageer ik.

Nog wat algemeenheden, dan maar: hij schrijft filmscenario’s, houdt van lezen – in een van zijn eerste fotoshoots hield hij een exemplaar vast van James Joyces A Portrait of the Artist as a Young Man – en is een fan van Robert De Niro, Al Pacino en Jack Nicholson. Als ik me laat ontvallen dat ik ze alledrie al heb geïnterviewd, wil hij weten wat voor iemand Jack Nicholson is. Ik vertel hem over de Picasso in zijn huiskamer, en over de asbak vol fijngemalen geld, zijn eigen bijdrage tot de kunst. Franco is een en al oor – hij luistert, lacht, stamelt ‘wow’. ‘Ik ben gek op zijn films’, zegt hij. ‘En hij blijft goed. Ik heb horen zeggen dat zijn nieuwe, About Schmidt, fantastisch is.’ Hij herinnert zich mijn interview met Truman Capote en Marlon Brando en wil me uithoren over hun relatie – ‘Brando haatte hem, niet?’ -, maar ik attendeer hem erop dat hij mijn vragen behoort te beantwoorden, niet omgekeerd. Zoals: hoe hard was het om op korte tijd zover te geraken?

‘Ik heb honderden audities gedaan voor evenveel rollen waar ik naast heb gegrepen. Mijn motto is: blijf hard werken, of het nu goed gaat of niet.’ Zijn zelfvertrouwen is dus groot genoeg? ‘Elke afwijzing komt hard aan. Zeker in dit milieu, waarin er veel van jezelf wordt afgewezen: jij bent het tegen wie ze ‘neen’ zeggen. Theater is een goed vangnet gebleken. Als het in deze keiharde wereld niet werkt, kan ik mijn artistieke ei op de planken kwijt. Dat stelt me gerust.’

De rollen moeten hem nu toch per dozijn worden aangereikt? ‘Ja, maar ik moet er veel weigeren. Ik heb niets tegen commerciële films, maar ik wil toch liever iets met inhoud.’ Omdat ik wil weten wat hij daar precies mee bedoelt, vraag ik hem of hij Spider-Man een film met inhoud vond? ‘Toch wel’, antwoordt hij koeltjes. ‘De regisseur en de acteurs waren toch geloofwaardig. Het is niet de meest diepgaande film, maar er zit iets in dat blijft hangen. Hij verwijst naar een van de grootste Amerikaanse mythes: Superman. Heb je The Amazing Adventures of Kavalier & Clay van Michael Chabon gelezen? Dan weet je toch ook dat elke superheld een afgeleide is van Clark Kent.’

Hoe kijkt hij terug op zijn samenwerking met Robert de Niro in City by the Sea? ‘Ik deed geen oog dicht toen ik hoorde dat ik met hem auditie moest doen’, zegt hij. ‘Verrassend genoeg was hij de meest milde en rustige tegenspeler die ik ooit heb ontmoet. Helemaal niet intimiderend. Later, op de set, ben ik altijd gaan kijken als hij moest spelen. Hij was zeer gereserveerd, waardoor ik me in zijn buurt vrij snel op mijn gemak voelde. Maar als ik dan samen met hem een scène had, was het eerste wat ik dacht: Wow, dit is De Niro!’

Franco is nu zo ontspannen, dat ik hem al zijn ‘nahs’ uit het begin van ons gesprek vergeef. ‘Hoe laat is het’, vraagt hij ineens. Het is halfacht. ‘Iets na zeven’, antwoord ik. Hij had tijd tot zeven uur, had hij me gezegd, maar als hij geen horloge wil dragen, waarom zou ik dan het uur in de gaten moeten houden?

‘Ik moet ervandoor’, zegt hij.

‘Hoe laat vertrekt je vlucht morgen?’

‘Rond middernacht.’

‘Dan heb je toch nog even tijd voor een paar vragen over Sonny. Je speelt een homoseksuele prostitué. Stond die rol ver van jouw bed?’

‘Hij is geen homo.’

‘Maar hij is een hoer, ja? Wordt hij ingehuurd door mannen of door vrouwen?’

‘Het zijn doorgaans mannen die voor seks betalen. Mannelijke prostitués die geen homo zijn, hebben dus op zijn minst homoseksuele contacten. Maar om op je vraag te antwoorden: ik ben in de film een van de zeldzame prostitués die vrouwen bedienen.’

‘Hoe heb je je op je rol voorbereid?’

‘Ik heb mannelijke prostitués ontmoet in New Orleans. We spraken af in bars en restaurants.’

‘Heb je hen betaald voor de tijd die ze voor jou vrijmaakten?’

‘Natuurlijk.’

‘En gaf je rijkelijke fooien?’

Hell man! We hebben gewoon gepraat.’

‘Hoe was Cage als debuterend regisseur?’

‘Geweldig. Hij heeft lang aan de andere kant van de camera gestaan, hij weet dus waar hij over spreekt. Hij deed me geen compromissen sluiten ‘in het belang van de film’. Nic heeft een vrij donkere, excentrieke sensibiliteit. We zaten op dezelfde golflengte.’

Hij staat op, bedankt me voor het gesprek en neemt afscheid. Als ik iets later naar mijn auto stap, word ik de pas afgesneden door een glanzend blauwe luxewagen met breed uitgesmeerde witte duivenstront op de voorruit en de motorkap. Franco kijkt op vanachter zijn stuur, opent het raam, grijnst en zegt: ‘ Hey, geen woord over mijn auto in jouw verhaal, goed?’

‘Oké’, antwoord ik, en hij rijdt weg. Wie ben ik om zijn mystiek te doorprikken? © Movieline. Vertaling Karel Degraeve

Door Lawrence Grobel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content