Met Blue Bob onderneemt regisseur David Lynch een eigenzinnig uitstapje van pellicule naar solsleutel. In Parijs kregen ze hun vuurdoop voor publiek. Door Philippe Cornet.
David Lynch
een eigenzinnig uitstapje van pellicule naar solsleutel.
In Parijs
kregen ze hun vuurdoop voor publiek.
‘BLUE BOB’Uit bij Bang!
Lynch is steeds op verschillende artistieke domeinen actief geweest; sinds jaren combineert de cineast fotografie en beeldende kunst met filmwerk. En nu is er dan Blue Bob, een combo dat broeierige industrial blues speelt en al minstens even recalcitrant klinkt als Lynch’ buitengewone scenario’s. Om Blue Bob op te richten, vermeide David Lynch zich in het gezelschap van de illustere onbekende John Neff, een voormalig sessiegitarist en de studiotechnicus voor Steely Dans Walter Becker.
Op 11 november, tijdens een soirée van het Franse muziekblad Les Inrockuptibles in de prestigieuze Olympia ( Parijs), kreeg de zinderende bluesgroep zijn vuurdoop. Het decor van de concertzaal was volledig op maat van de meester gesneden. Bloedrode gordijnen riepen meteen herinneringen op aan die ene scène uit Twin Peaks, waar een piepklein personage uit het niets opdoemt en verward begint te spreken in een vreemde, levenloze choreografie. Op een gelijkaardige manier duikt Lynch op, geflankeerd door zijn band, en met hun titelloos debuut onder de arm. Hij nestelt zich aan de linkerkant van het podium, zijn lapsteelgitaar plat op de knieën. In een taaltje dat veel weg heeft van sci-fi Frans kondigt hij ‘een vredige dag in Frankrijk’ aan. ‘Laten we denken aan de wereldvrede’, voegt hij er zonder enig spoor van ironie aan toe. Dan laat hij zijn gitaar klaaglijk gillen, kermen en huilen, vijf nummers lang, bisnummers inbegrepen. De blues die Blue Bob etaleert, doet verdacht veel denken aan een wereldbrand – op zijn website beschrijft hij zijn project zelf als ‘een muzikaal idee, gegrondvest op de dreunende machinerie van de schoorsteenindustrie, geïnspireerd door rook, vuur en elektriciteit. Door zichzelf te doen ondergaan in de echo’s van het Gouden Verleden, probeert Blue Bob zich te manifesteren.’ In het jargon van Lynch betekent dat blijkbaar zoveel als je huid te willen uitrukken en je haren met een halve meter te doen groeien.
Op het podium stelt Lynch zich tevreden door fanatiek aan zijn snaren te plukken – van tijd tot tijd bewerkt hij zijn gitaar zelfs met iets wat wel op een lepel lijkt -, terwijl compagnon John Neff de schreeuwerige zang voor zijn rekening neemt en als een expert ter zake de splinters uit zijn gitaar martelt. De ritmesectie, en in het bijzonder superdrummer Jerry Brown, klinkt live opvallend funkier dan op de plaat. Het geheel roept de herinnering op aan Suicide (de elektrowaanzin uit New York, gedirigeerd door Alan Vega, gva), of aan de Engelse industrial-scene in de jaren ’80. Blue Bob distantieert zich echter duidelijk van die scene door een drabbige bluessaus over de muziek heen te gieten.
Na 35 minuten staat het zestal al opnieuw in de coulissen. Een dag later is ons gelukkig een tête-à-tête met beide heren gegund, anders waren we misschien niet van de indruk ontkomen dat het allemaal maar een droom was. Vreemd genoeg is Lynch meteen kinderlijk gefascineerd door de afstandsbediening van onze minidisc. ‘Formidabel dat de technologie zulke ongelooflijke vooruitgang blijft maken’, zegt hij enthousiast. ‘Dat heeft er trouwens grotendeels toe geleid dat deze groep bestaat. John is een geluidstechnicus. Zes jaar geleden bouwde hij een studio bij me thuis. Hij bleek de enige te zijn die met de mixtafel, een godvergeten complex ding, kon werken. (lacht) We begonnen samen te experimenteren: in het begin waren er enkel geluiden, maar er zaten toch vrij snel echte songs aan te komen. Toen vatten we het vage idee op om samen een plaat te maken, zonder enig vooruitzicht om op te treden. Totdat Les Inrockuptibles ons twee maanden geleden vroeg om te spelen. Toen werd dit project ineens een kwelling. (lacht) Misschien omdat, in mijn opinie, muzikanten de geweldigste personen ter wereld zijn: ze bezitten creativiteit en ideeën die ver van de werkelijkheid staan. En dan is er ook nog de fun. Muziek is een stroom die ogenblikkelijk functioneert op de dualiteit tussen actie en reactie. Vooral dan op het podium, waar een groep werkt zoals een legioen soldaten dat geplaatst wordt tegenover de vijand: eensgezind!’
David Lynch kan zich beroemen op een groot muzikaal verleden. Sinds zijn prent Blue Velvet in 1986, werkte hij op intieme basis met Angelo Badalamenti, componist van klankweelderige en hitsige soundtracks, waaronder het onvergetelijke Mysteries of Love van Julee Cruise, dat de verwikkelingen in Twin Peaks zweverig naar een hoogtepunt voerde. In 1998 maakte hij als eerbetoon aan de werken van Hildegard Von Bingen een plaat met Jocelyn Montgomery; toen waagde hij zich aan zijn eerste gitaarakkoorden. ‘Hij gebruikte de tremolo (hendeltje voor een vibrato-effect; gva) van zijn gitaar voor de waanzinnigste en meest idiote geluidsvervormingen, over de goddelijke stem van Jocelyn heen’, herinnert John Neff zich. ‘Ik wilde dat geluid wissen, maar dat mocht niet. ôBlijf er met je fikken af, dit kan zelfs geld niet voortbrengen!”, sneerde hij.’ (lacht)
Die experimentele werkwijze schemert ook door in de geest van Blue Bob. John Neff contrasteert zowel op fysiek, sociaal als intellectueel gebied met Lynch, zelfs al scheelt hij in leeftijd amper een jaar met hem. David Lynch bewondert de verdienste van zijn toegewijde muzikant-technicus, die al lang met zijn natural blues rondtoerde; John Neff van zijn kant ziet in Lynch iemand die geen enkele remming plaatst op zijn vrijheid van expressie. Hetgeen een band schept tussen de beeldenjager en de ‘Detroit Kid’, en wat volledig verantwoordelijk gesteld kan worden voor ‘de magische en abstracte combinatie’, dixit Lynch, is ‘onze tomeloze liefde voor muziek. We delen dezelfde voorliefde voor John Lee Hooker’, glimlacht hij. ‘In zijn gitaargeluid hoor je een hevig euforisch gevoel. Ik ben opgegroeid met rock-‘n-roll en ik herinner me levendig die dag in 1956 toen Elvis Presley zijn opwachting zou maken in de Ed Sullivan Show(deze show zou een heuse cultuurschok teweegbrengen en was de voorbode voor de intrede van rockmuziek in Amerika). Om onverklaarbare redenen miste ik de show. Ik was er kapot van. Ik vond maar één troost: op een dag zou ik zelf muziek maken.’
‘Ik ben blij dat dit geen televisie-interview is’, zegt Lynch ineens. Het vooruitzicht om voor een camera geïnterviewd te worden, jaagt hem blijkbaar de stuipen op het lijf. Hij heeft schrik ‘onnatuurlijke zaken te zeggen’, beweert hij. Komende van de ‘Vakman van het Bizarre’, kan dat nogal zelfgenoegzaam of misplaatst overkomen, maar hij is zo sympathiek dat je hem meteen gelooft. Zoals zovele befaamde scheppers, vormt hij zijn obsessie voor details om in elegantie. John: ‘Het mixen van Mulholland Drive heeft veertien weken in beslag genomen; al die tijd bleef David dingen uitproberen. Hij is vinnig en intens, elke minuut komt hij wel met een idee op de proppen. Je moet zeer flexibel zijn, wil je met hem werken. Je moet in staat zijn zes uur aan een stuk je tanden stuk te bijten op een geluidskeuze, om ze daarna desgevallend naar de prullenmand te verwijzen. Hij kan het decor van de studio ook twee keer willen veranderen op een dag indien hij dat noodzakelijk acht – dat is al gebeurd, echt waar. En je kunt je doodergeren omdat hij vindt dat niets snel genoeg gaat. ‘(lacht)
Logischerwijze zijn de hoekstenen van Blue Bob niet dezelfde als die van Mulholland Drive bijvoorbeeld, zelfs als de muziek een onmiddellijke zintuiglijke impact heeft. Blue Bob kun je een regelrechte aanslag op je zenuwgestel vinden door hun gepiep dat doet denken aan de snerpende klank van een slecht ingevet radarmechanisme, maar de humor maakt veel goed. ‘Een titel als Thank You Judge herbergt een gekwelde én humoristische song’, verduidelijkt Lynch, die wel meer werkt op de kruising tussen deze twee tegenstrijdige gemoedstoestanden.
Blue Bob hangt een verhaal op van David Lynch’ wereld, bevolkt door normloze personages, schimmen van het Bizarro-Circus Amerika geheten, en gegoten in vernieuwende ver- haalvormen ontsproten uit zijn natuurlijke teelaarde: L.A., de City of Angels. ‘Ik woon in de Hollywood Hills en er is elke dag wel iets dat me aanspreekt. Thuis experimenteer ik veel in mijn studio: er bestaan maar twaalf noten, maar wel 2040 miljoen akkoordencombinaties die mogelijk zijn op gitaar. Laten we enkel de eerste honderd miljoen uitproberen en zien wat er gebeurt. The sky is the limit.’
Het geheim van de Lynchiaanse controle wordt op het einde van ons interview onthuld: hoe om te gaan met de druk? ‘Ik mediteer elke dag twee keer twintig minuten, al dertig jaar lang’, bezweert Lynch. Hij informeert of ik mediteer. Na een negatief antwoord, zegt Lynch droogjes: ‘Je zult het zien, je zal ervan houden.’ Misschien, maar naar Blue Bob luisteren én mediteren? Een mens moet keuzes maken.
Door Philippe Cornet
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier