‘MUZIEK MAKEN, IK WENS HET MIJN ERGSTE VIJAND NIET TOE’

De Gentse troubadour Bram Vanparys ging zijn vierde plaat Wild Flowers opnemen in Los Angeles, kortte ergens onderweg zijn pseudoniem in, maar bond niet in aan kwaliteit. Een gesprek met de Bony King – formerly Of Nowhere – over heilige momenten, nummers die kunnen praten en de deugdzaamheid van noten kraken. ‘Ze zeggen altijd dat je je eigen werk niet mag afbreken. Ben ik het totaal niet mee eens.’

Op het toeval kan men rekenen. Bram Vanparys waait het Gentse koffiehuis waar we hebben afgesproken binnen net wanneer er iets van Bob Dylan boven het geroezemoes cirkelt. Dylan, een zijner helden, zoals ook Leonard Cohen en Neil Young, want waarom zou een jonge, getalenteerde singer-songwriter zich aan mindere goden spiegelen? Verdere introductie is onnodig: u, ik en deze rijzige Gentenaar kennen elkaar sinds zijn debuut Alas My Love (2009), waarna de band werd bestendigd met de uitgepuurde opvolgers Eleonore (2011) en The Bony King of Nowhere (2012). Met het regelrecht Amerikaans aangeklede, op country- en folkrockwinden wuivende Wild Flowers zijn we nu in een nieuwe fase van wederzijds vertrouwen aanbeland. Alhoewel.

In de perstekst, die je deze keer zelf hebt geschreven, waarschuw je dat elk woord dat de geboorte van je songs probeert te vatten de kwetsbaarheid, subtiliteit en emotie van dat proces vertrappelt. We zijn nog niet eens begonnen, en ik voel me al een indringer.

BRAM VANPARYS:(grijnst) Ik lees zelf ook muziekinterviews, en die gaan vaak over oninteressante dingen, vind ik. Bijvoorbeeld: hoe was het in de studio? Dat antwoord kan nooit iets worden, want in een studio gaat het er altijd op dezelfde manier toe.

Je hebt deze plaat opgenomen in Los Angeles met elitemuzikanten uit de kring van T Bone Burnett. Dus toch maar: hoe was het in de studio?

VANPARYS:(lacht) Leuk en spannend. En boeiend, elke minuut. Niet dat Stampede Origin Studio zo’n bekende plek is. Het is gewoon waar geluidstechnicus Ryan Freeland werkt, die de plaat samen met mij geproducet heeft, een eenmanszaak in Culver City, op twintig minuten rijden van Hollywood. Ik had het idee voor de plaat al langer in mijn hoofd. Ik wist dat ik iets met een groep wilde doen en dat die uit Amerikaanse muzikanten moest bestaan. Het is dankzij Koen Gisen (levensgezel van An Pierlé en producer van onder meer Flying Horseman, nvdr.) dat ik bij Freeland terecht ben gekomen. Hij volgt Ryan al lang, engineers onder elkaar. Ik heb dan maar wat platen gekocht waar hij aan heeft meegewerkt: The Milk Carton Kids, Ray LaMontagne, Bonnie Raitt… Die vond ik goed en daarna heb ik hem gewoon gebeld: dit ben ik, en dit zijn mijn nummers. Hij zag het zitten, etvoilà.

Amerikaanser heb je nooit geklonken. De pedal steel is alomtegenwoordig.

VANPARYS: Ik heb nochtans geen seconde gedacht dat ik een Amerikaans klinkende plaat wilde maken. Ik wilde gewoon met die muzikanten samenwerken, vanwege wat ze uit hun instrument krijgen, hun vakmanschap. Ze hadden evengoed allemaal naar hier kunnen komen, maar dat zou te duur geweest zijn. Ik probeer mijn invloeden helemaal niet te verbergen. Ik luister veel naar Amerikaanse muziek: Johnny Cash, Hank Williams, Gram Parsons… Het opzet was: als ik dan toch een plaat maak waarvoor ik hoofdzakelijk uit die Amerikaanse vijver vis, dan wil ik het ook serieus aanpakken. En niet met Belgische muzikanten iets proberen te reproduceren wat daar gewoon in de cultuur ingebakken zit. Dat zou niet geloofwaardig zijn. Oké, goedkoop was het niet. Maar in jezelf investeren is veel slimmer dan je geld op de bank laten staan.

Durf jij dan ongegeneerd de lakens uit te delen? Je staat daar als eenzame Belg tenslotte in hun territorium.

VANPARYS: Ik weet zelf heel goed wat ik wil en kan, in mijn kleine vakgebied. En de rest heb ik uit handen gegeven. Ik liet iedereen zijn ding doen. Ik zei het wel als ik iets niet tof vond. Maar ik wist op voorhand dat het goed zou zijn. Jay Bellerose (bekend van Suzanne Vega, Joe Henry, Aaron Neville en Steve Earle, nvdr. ) bijvoorbeeld is een ongelofelijk goeie drummer. Je moet die mensen ook vertrouwen geven, zelfs al twijfel je op een bepaald moment. Dat was bevrijdend voor mij: ik moest me bijna alleen maar bezighouden met mijn nummers spelen en zingen. Vroeger probeerde ik altijd krampachtig alles te controleren. Deze keer heb ik afstand kunnen nemen.

Je vorige, titelloze plaat heb je op je eentje in een huis in de Ardennen opgenomen. In één nacht nog wel.

VANPARYS: Die nacht heb ik geleerd dat je enkel kunt vertrouwen op wat je kunt, en dat je dat zo goed mogelijk moet proberen te doen. Je mag nooit hopen dat de sfeer juist zal zitten. Dan ben je afhankelijk van externe factoren. Mijn redenering was: als iemand mij vraagt een nummer te spelen, dan moet dat meteen super zijn. Lukt dat niet, dan is het een teken dat dat nummer niet goed genoeg is.

Zo schrijf je ook. Jij bent van oordeel dat een nummer in een halfuur af moet kunnen zijn, de tijd waarin men de krant doorneemt.

VANPARYS: Ik vind spontaniteit belangrijk. Daarom moet je gewoon snel zijn als de inspiratie zich aandient. Als dat moment weg is en je besluit verder aan een song te werken, dan neemt de rede het over. En ik heb schrik dat die rede te veel gaat prutsen aan wat je net hebt gemaakt. Ik heb duizend onafgewerkte ideeën, maar ik weet honderd procent zeker dat ik daar nooit iets mee zal doen. Omdat ik nooit hetzelfde gevoel zal kunnen aanboren als toen ik ze bedacht. Als ik een nummer schrijf, dan is dat een heilig moment. Dan mag niets of niemand mij storen, want zoiets overkomt me niet elke dag. Het lastige is dat de muze vaak van vorm verandert: je herkent haar niet altijd. Dat is vervelend en aantrekkelijk tegelijk. Het komt erop aan ontvankelijk te zijn voor dat moment dat ze je komt bezoeken.

Hoe doe je dat?

VANPARYS: In mijn geval helpt afwisseling. Een andere omgeving. Andere lucht. Andere mensen.

Op On My Way Home, het slotnummer van je vorige plaat, drukte je in de allerlaatste zin een specifieke wens uit: ‘I wanna buy a nice farm and have a garden full of flowers.’ Hoe staat het daarmee?

VANPARYS: Ik stippel niet zo vaak een pad uit. Ik weet dus niet wat ik over twee jaar zal willen. Op de nieuwe plaat staat een nummer dat River Child heet. Geschreven toen ik op het punt stond om uit Gent weg te gaan. Tot dat nummer, of iets in mij, me toesprak: ‘Wacht. Wees niet te rap, ik weet dat je weg wilt, maar je bent nog niet klaar met deze stad.’ Toen heb ik in een razend tempo vreselijk veel nummers geschreven. Daarna voelde ik dat het gedaan was, dat Gent mij geen nieuwe nummers meer zal schenken.

Weet je al waarheen je zult trekken?

VANPARYS: De Vlaamse Ardennen, Frankrijk of Amerika, dat maakt me niet zo veel uit. Ik zie in de eerste plaats een omgeving voor me: bos en heuvels, dat soort dingen. Weg van de lelijke stad. Eindeloos boeiend vanwege de mensen, maar ik ben er klaar mee. Ik wil meer zien dan de overkant van de straat als ik uit mijn raam kijk. Op de buiten leef je in harmonie met je omgeving en de seizoenen. Ik hou wel van basisdingen. Gisteren moest ik me klaarmaken om met mijn groep een try-out te gaan spelen. Maar ik heb drie uur lang noten zitten kraken. Je zou kunnen stellen dat zo’n bezigheid in onze eenentwintigste eeuw een waanzinnige tijdsverspilling is. Noten zijn wel kostbaar, maar niet zó kostbaar dat ze in verhouding staan tot drie uur kraken. Anderzijds kraken mensen al duizenden jaren noten. Het gaat dus om perceptie. Ik vind noten kraken een van de leukste dingen die er bestaan. Facebook, dát is voor mij tijdsverspilling.

Wild Flowers heb je ooit bestempeld als de beste song die je ooit hebt geschreven. Vandaar dat je hem opnieuw hebt opgenomen? En er maar meteen de hele plaat naar hebt vernoemd?

VANPARYS:(lacht) Blijkbaar wel. Op de vierde en laatste studiodag hadden we tijd over, en vroegen ze me of ik nog wat materiaal had. Ik had nog wel nieuwe nummers, maar die wilde ik met hen niet opnemen omdat ik al aan het denken was over mijn vijfde plaat, en ik de richting van die songs nog niet wilde vastleggen. Dus begon ik maar wat oude nummers te spelen. De bassiste, Jennifer Condos, was onmiddellijk overweldigd door Wild Flowers.

Wat maakt dat nummer in jouw ogen geslaagder dan je andere?

VANPARYS: De melodie staat volledig ten dienste van de tekst, en de tekst versterkt de melodie. Er zijn geen tussenschotten. Ik ben nog altijd heel blij met dat nummer, hoewel het al twee jaar oud is. Dat gevoel alleen al is me heel veel waard, want dat overkomt me niet vaak. (lacht)

Ik herinner me inderdaad nog dat je eind 2009, het jaar waarin je debuutplaat Alas My Love unaniem lovende reacties had gekregen, niets meer van die positieve commentaren geloofde.

VANPARYS: Mja. (denkt na) Als ik een mooi nummer schrijf waar niemand iets van moet weten, dan zal ikzelf dat nog altijd een mooi nummer vinden. Maar het is vooral omgekeerd: ik vind iets lelijk wat anderen net mooi vinden. Nu, ik denk nooit: dat had ik anders moeten doen. Ik heb nergens spijt van. De enige verantwoording die ik voor Alas nog kan afleggen, is dat het misschien interessant kan zijn om over twintig jaar te laten horen hoe een plaat klinkt van iemand die nog maar een jaar met muziek bezig was. Maar puur op zichzelf vind ik die plaat… tja. Ze zeggen altijd dat je je eigen werk niet mag afbreken, maar daar ben ik het totaal niet mee eens. (lachje) In feite is er niemand ter wereld die meer recht heeft om dat werk de grond in te boren dan ikzelf.

De perfectie is het doel dat nooit bereikt mag worden?

VANPARYS: Dat zou ik anders wel willen meemaken. Kunst maken is heel vermoeiend. Het schept chaos in je hoofd. Ik word er heel slapeloos van, van muziek creëren. Omdat het nooit af is. Het is oneindig. Als je als schrijnwerker een kast maakt, is die op een bepaald moment klaar, en vormt dat een bron van blijdschap. Dat heb je als muzikant niet. Muziek leeft, ook al omdat je die op een podium herhaalt. Ik zou niets liever willen dan de perfecte plaat maken en dan stoppen. Dat meen ik. Mijn enige doel is: een plaat maken waarmee ik de rest van mijn leven blij kan zijn. Maar ik weet dat dat niet zal gebeuren. Ik heb eindeloos respect voor een Arthur Rimbaud, die op zijn tweeëntwintigste besloot dat hij alles wat hij aan poëzie in zich had al op papier had gezet. Maar ik denk dat ik tot mijn zeventigste of zo heel rusteloos zal blijven.

Daar kijk je tegenop?

VANPARYS:(twijfelt) Ik weet het niet. Ik sta er wel voor open, hoor. Maar misschien komt dat omdat ik nog jong ben, en dus nog naïef genoeg om te blijven geloven dat het nog kan, die ene perfecte plaat maken. Misschien zag Rimbaud in wat hem nog te wachten stond, is hij geschrokken en dáárom gestopt. (grijnst)

Zou je weten wat te doen met je tijd, mocht die volmaaktheid je op een dag te beurt vallen?

VANPARYS: Natuurlijk niet. Omdat ik nu maar aan één ding kan denken: muziek maken. Het is mijn enige redding, in deze tijdsgeest. In de zeventiende eeuw was ik waarschijnlijk houtbewerker geweest. Muziek weegt op mij. Al is het nog altijd meer genot dan last. Ik weet niet welke auteur heeft gezegd dat schrijven verschrikkelijk is en dat hij het zijn ergste vijand niet toewenst. Zo voelt het. Als verslaafd zijn aan een harddrug: je kunt niet zonder. Zo’n innerlijke strijd is niet altijd leuk. In die zin is optreden gemakkelijker: een afgelijnde bezigheid waarvan de context vastligt en waarbij je weet wat je moet doen, want die nummers bestaan al.

Verneem je bij zo’n optreden graag wat mensen over je muziek komen vertellen?

VANPARYS: Mja. Aan de ene kant ben je heel dankbaar als iemand je komt meedelen dat je plaat zo goed is. De belangrijkste reden waarom ik iets uitbreng, is toch om dat tot in de huiskamers van de mensen te krijgen. Aan de andere kant is het een vreemde manier om een conversatie te starten. Ik zou liever meteen die mensen onderbreken: vertel nu eens iets over jezelf, wie je bent, wat je graag doet. Dat interesseert mij veel meer. Daar schrikken mensen van, heb ik al gemerkt. Maar ik vind dat een compliment pas waarde heeft als het een context heeft.

WILD FLOWERS

Verschijnt op 13/3 bij PIAS.

DOOR KURT BLONDEEL

Bram Vanparys: ‘GENT ZAL ME GEEN NIEUWE NUMMERS MEER SCHENKEN. DE STAD IS BOEIEND VANWEGE DE MENSEN, MAAR IK BEN ER KLAAR MEE.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content