Pete Docter, met John Goodman, Billy Crystal, Steve Buscemi, James Coburn, Jennifer Tilly
Terwijl de klassieke animatiefilm nog maar sporadisch een instant klassieker oplevert, blazen de huidige computeranimatiefilms het genre continu nieuw leven in. Kleinoden als Toy Story, Antz, A Bug’s Life en Shrek buigen zich niet alleen over de revolutionaire mogelijkheden van de nieuwe technologie, het zijn ook verdomd leuke en spitsvondige films. Maar aan alle sprookjes komt een einde. Monsters Inc, de vierde samenwerking tussen computeranimatiepionier Pixar en entertainmentfabrikant Walt Disney, is misschien nog altijd een geestige, onderhoudende en bij momenten zelfs grensverleggende animatiefilm, maar uiteindelijk herkauwen de makers veelal eenzelfde formule: ze brengen een aan onze wereld parallelle microkosmos in kaart en voeden die met de ongebreidelde fantasie van een volwassen kind.
Plaats van het gebeuren is dit keer Monstropolis, een kleurrijke metropool waar een rijk allegaartje monsters zich zorgeloos een weg door het leven worstelt. Er dreigt echter een stroomtekort omdat (menselijke) kinderen steeds minder schrik hebben van monsters onder het bed en in de kast. De energie die ze daar in het verleden mee genereerden, werd immers aangewend om de elektriciteitscentrale Monsters Inc. te laten draaien. Maar er dreigt een nóg grotere ramp, wanneer een meisje de monsterlijke wereld binnendringt. Aan Sully, een reusachtig paars knuffelbeest, en Mike, een doperwt met ledematen, om het kind uit de handen van de hagedisachtige Randall te houden.
Bij Pixar weten ze uiteraard goed waar ze mee bezig zijn en dus zit de film ook nu weer knap in elkaar. Geslaagde grappen en kwinkslagen zijn er nog altijd in overvloed, maar voor het eerst komen ze veeleer berekend over. Ook het moraliserende karakter – Pixar draagt vriendschap, moed en zelfvertrouwen hoog in het vaandel – rukt verder op en in tegenstelling tot de satirische trekjes van pakweg Toy Story en A Bug’s Life zijn het opzet en de personages dit keer hooguit charmant of eenvoudigweg ongevaarlijk.
De modernistische vormgeving doet denken aan Brad Birds prettige The Iron Giant, terwijl de begintitelrol herinnert aan de titelsequentie van Saul Bass voor Stanley Kramers It’s a Mad, Mad, Mad, Mad World. De eigenlijke animatie ziet er bovendien alweer iets geavanceerder en contrastrijker uit, en de achtervolgingsscène op het einde is zonder meer buitengewoon.
Ben Van Alboom
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier