MISSIE MOSANGO

MISSIE MOSANGO: zes jonge mensen gaan aan de slag in een Congolees ziekenhuis.

Woensdag 30/10, 22.30 – één

Eén gaat verder op de ingeslagen weg van televisie over geëngageerde mensen. Missie Mosango volgt zes jonge, al dan niet afgestudeerde, artsen en paramedici die midden in de Congolese brousse hulp trachten te verlenen, zo goed en zo kwaad als het kan. ‘Ik werk als spoedverpleegkundige, maar een vriend en ex-studiegenoot wist dat ik interesse heb in ontwikkelingshulp. Toen hij de oproep voor Missie Mosango zag, heeft hij mij ingeschreven en na een aantal selectieproeven was ik bij de gelukkigen’, legt Gertjan Genbrugge – ‘Gigi’, zoals de Congolezen hem aanspreken – uit. Dokter in opleiding Stéphanie Hostenbach vervoegde het reisgezelschap pas op het laatste nippertje. ‘Die oproep had ik niet gezien, maar plots kregen mijn studiegenoten en ik een dringende mail: of iemand over een maand wilde meegaan voor dit programma. Blijkbaar was er iemand afgevallen. Ik dacht: dat wil ik nog dolgraag doen voor ik aan mijn verdere opleiding neurologie begin.’

Wat sprak jullie aan in deze missie?

STÉPHANIE HOSTENBACH: Mijn grootvader is tropisch arts geweest in Congo. Ik wilde graag de dingen beleven waarover hij mij zo vaak vertelde. In mijn opleiding leer ik zorgen te verstrekken in een omgeving met zo veel mogelijk voorzieningen. Ik wilde ook ervaren hoe je je uit de slag moet trekken als dat allemaal veel minder voorhanden is.

GERTJAN GENBRUGGE: Dat en het feit dat je in contact komt met andere culturen.

Jullie kenden elkaar vooraf niet. Hoe verliep de samenwerking?

HOSTENBACH: We hebben elkaar voor het eerst op de luchthaven ontmoet. De andere vier gingen naar de afdelingen verloskunde en pediatrie in het ziekenhuis van Mosango. Gertjan en ik kwamen terecht op de spoed. Daar werden we meteen met de keiharde realiteit geconfronteerd. Vanaf de eerste dag zagen we kinderen en oude mensen sterven.

GENBRUGGE: ‘Oudere’ mensen in Afrika zijn veertig jaar. En kindersterfte is er het grootste probleem. Aanvankelijk heb je het gevoel dat je je werk niet goed doet. Als er in België een patiënt binnenkomt, overloop je een lijst van alle mogelijke dingen die je kunt doen. In Congo gebeurde het soms dat geen enkele oplossing mogelijk was. In zulke omstandigheden ben je als jonge collega’s op elkaar aangewezen om vreugde en verdriet te delen.

HOSTENBACH: Gelukkig hadden we elkaar om te praten over wat we meemaakten. Je kiest voor het beroep van arts of verpleegkundige omdat je mensen wilt helpen, niet om ze voor je ogen te zien sterven.

Hoe hou je jezelf staande in die omgeving?

GENBRUGGE: Je moet een knop in je hoofd omdraaien, de realiteit aanvaarden zoals ze is en in die omstandigheden zo goed mogelijk proberen te werken. Het leven is anders in Afrika, sterven maakt er veel meer deel uit van het dagelijkse leven.

HOSTENBACH: Ja, dat is heel bevreemdend. Als er iemand doodgaat, reageert men eerst heel dramatisch: zich op de grond laten vallen, schreeuwen… Vervolgens wordt de dode rondgedragen, als afscheidsritueel, en dat lijkt bijna een feest.

Zijn jullie veranderd teruggekomen?

HOSTENBACH: Terug in België heb ik mij voorgenomen om andere prioriteiten te stellen. In Afrika heb ik geleerd dat je met veel minder ook tevreden kunt zijn.

GENBRUGGE: Ik ben de eerste dag terug hier meteen weer beginnen te werken. Dat was wel een omgekeerde cultuurshock. Dan zie je mensen op de spoed toekomen met een probleempje waarbij je denkt: neem toch een pijnstiller. Maar dat kun je natuurlijk niet zeggen, de omstandigheden zijn anders. Ik wil ontwikkelingswerk blijven doen. Ik ga een opleiding tropische geneeskunde volgen om volgende zomer mee te kunnen met Artsen zonder Grenzen.

HANS VAN GOETHEM

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content