Zou het kunnen dat deze genadeloos streamende en downloadende generatie de edele langspeelplaat ten dode opschrijft? Wat dan nog, die van Fleet Foxes trekken er zich geen bal van aan. Al heeft ouderwetse toewijding wel een prijs. ‘Dat mijn lief is weggelopen, tot daar aan toe. Maar een plaat maken die maar voor 99 procent af is?’

Soms is de job van platenbaas de beste ter wereld. ‘De eerste keer dat ik Robins stem hoorde, wist ik ogenblikkelijk dat ik die groep moest tekenen; omdat ik ervan overtuigd was dat ze al onze levens mooier zou maken, omdat wat ze doet zo veel kracht uitstraalt, zo goudeerlijk is, dat ze bij iederéén een snaar raakt.’ Simon Raymonde zat vroeger in Cocteau Twins, stampte nadien het label Bella Union uit de grond, en verwoordde ooit tamelijk perfect wat wij in deze inleiding eigenlijk zelf over Fleet Foxes in uw binnenzak wilden schuiven. Soms is de job van rockjournalist ook niet de kwaadste. Bijvoorbeeld als je Robin Pecknold, frontman en songschrijver van Fleet Foxes, aan de tand mag voelen over Helplessness Blues, de opvolger van die magistrale eerste plaat uit 2008, de beste van dat jaar in onze huiskamer en ver daarbuiten.

Eens beginnen met een kleine maar ook een grote vraag: ben je gelukkig?

Robin Pecknold: Hmm. Geluk behelst heel veel verschillende emoties, neen? Laat ik zeggen dat ik, euhm, bewúster ben dan vroeger. Ik ben voorzichtiger, maar ik weet ook beter waar ik heen wil. Of zoiets.

Ik vraag het maar omdat je platen maken met zo veel ernst opvat dat je je waarschijnlijk enorm voldaan voelt als je er eentje klaar hebt. Plus: er schijnt het afgelopen jaar ook van alles te zijn misgelopen.

Pecknold: We hebben gewoon ruim onze tijd genomen. Omdat we inmiddels weten wat een nieuwe plaat in de winkel meebrengt: toeren, promo, all the busy band stuff. Die verplichtingen wilden we zo ver mogelijk voor ons uit schuiven. Ik ben ook ziek geworden, net toen we de zang aan het inblikken waren, wat alles een maand heeft vertraagd. Bovendien hebben we het onszelf niet makkelijker gemaakt door analoog op te nemen; op tape dus, iets wat in studio’s al tijden in onbruik is geraakt, met alle rompslomp vandien. Daar komt nog bij dat we – nou ja, ik was van oordeel dat de plaat zoals we die eind vorig jaar eindelijk klaar hadden toch nog niet zó compleet was. Twijfelen, herbeluisteren, dingen opnieuw opnemen: zo werken we nu eenmaal. Want vergis je niet: over ons debuut hebben we evenééns negen maanden gedaan.

Ik moet er blijkbaar naar vragen: ook je relatie is tijdens de opnames op de klippen gelopen.

Pecknold: Een maand of drie voor we klaar waren, ja. Natuurlijk was dat balen. Maar ik heb er wel een nóg grotere motivatie uit geput. Je lief zien vertrekken en dan ook nog eens een plaat afleveren die maar voor 99 procent af is? Dat zou de laatste drie jaar helemáál nutteloos hebben gemaakt.

Pecknold: Minder over de breuk zelf dan over de aanloop ernaar. In sommige songs vraag ik me af wat het verschil is tussen een bevlogen artiest en een egoïst die zijn vrienden en geliefden verwaarloost. Waarschijnlijk is dat kleiner dan ik zelf wil toegeven. Ik vond al lang dat ik dat maar eens moest uitvissen, aangezien de kwestie zich zo centraal in mijn leven had gemanoeuvreerd.

Het eerste wat je op de plaat zingt, is een vraag: ‘So now I am older than my mother and father when they had their daughter/ Now what does that say about me?’ Ben je er al uit?

Pecknold: Ik vergelijk mezelf constant met mijn hippieouders. Dan vraag ik me af: wanneer vang ík eens iets ongelofelijks met mijn leven aan? Het hoeft niet eens iets artistieks te zijn. Op m’n eentje de wereld rondzeilen, ik zeg maar iets. Of vader worden. ( Twijfelt, zucht) Het leven is keuzes maken en daar heb ik het moeilijk mee. Je moet dingen kunnen loslaten. Zoals je adolescentie. Ik merk dat heel veel lui van mijn leeftijd daarmee worstelen. Niemand die ik ken, zelfs al zijn ze tien jaar ouder, heeft kinderen. Alsof ze zich aan iets vastklampen, een zekerheid, maar tegen beter weten in.

‘Helplessness Blues’ moest, in je eigen woorden, een venster worden op een ander universum. Begin er maar aan.

Pecknold: ( Lacht) Ik houd van platen die een andere plaats en ruimte evoceren, of die nu echt bestaan of niet. Je moet als luisteraar, eenzaam in een nauwelijks verlichte ruimte, het gevoel krijgen dat je op reis gaat.

Vorig jaar heb je voor het tijdschrift ‘Uncut’ Graham Nash geïnterviewd, de stem naast David Crosby, Stephen Stills en op een goede dag ook Neil Young. Het kwam me voor dat je danig piekert over de verantwoordelijkheden die het songschrijfambacht meebrengt. In die mate zelfs dat je er oprecht aan twijfelt of je wel iets te zeggen hebt.

Pecknold: Laten we even aannemen dat muziek entertainment is. Sommigen hebben er geen probleem mee om mensen een leuk avondje uit te bezorgen, volbloed entertainer te zijn. Anderen gruwen alleen al bij de gedáchte, omdat ze vurig hopen dat ze wat méér bij hun publiek kunnen losweken dan een dwaze lege glimlach. Mijn intuïtie probeert me voortdurend diets te maken dat ik als persoon te complex ben om me op algemeen vermaak toe te spitsen. Maar tegelijk ken ik de gevaren van die keuze. Je denkt dat je eerlijk bent omdat je zingt over wat er op je lever ligt, maar eigenlijk is de kans groot dat je met je saaie ernst je publiek wegjaagt.

Nash deed nochtans moeite om je te troosten: hij vond dat je op precies het goede moment bent geboren. Geloofde je hem?

Pecknold: Ik weet het niet goed. Veel van wat hij zei, heeft me verward. Je zult het mij maar moeilijk uit mijn hoofd praten dat de tijd waarin je als muzikant sociale en politieke mistoestanden aan de kaak kon stellen lang vervlogen is. Het lijkt me in elk geval stukken makkelijker om een poëtisch nummer te schrijven over de Vietnamoorlog, of de strijd voor gelijke burgerrechten, dan over de kredietcrisis. ( Lachje) Nochtans grijpt die óók in miljoenen levens in.

Hoe heeft het overrompelende succes van de eerste plaat je leven veranderd?

Pecknold: Het heeft me doen inzien dat je succes gerust de rest van je dagen kunt laten bepalen. Als we de eerstkomende tien jaar gelijkaardige platen blijven maken, zijn we waarschijnlijk binnen en kunnen we in casino’s gaan spelen. ( Grinnikt) Allemaal omdat we één mijlpaal in de grond geslagen hebben, één proeve van kunnen getoond. Daar blijf je toch aan vasthangen. Maar je kunt wel zelf bepalen hoe lang je de ketting maakt.

Toeren moet de hel zijn voor iemand als jij, die als een eenzaat opgroeide en het altijd is gebleven.

Pecknold:Yeah. Ik heb moeten leren om te doen alsof ik een middelgroot bedrijf leid. Dat helpt om, euhm, professioneel te blijven en niet om de haverklap te beginnen flippen. ( Lachje)

Die aanleg voor afzondering zou te wijten zijn aan de huidziekte die je op je twaalfde opliep, en aan je mollige voorkomen toen. Toen je afslankte, begon men je plots veel vriendelijker te bejegenen. Is dat het soort argwaan dat toeren meebrengt?

Pecknold: ( Lacht) Inderdaad! Alleen is het met toeren nog duizend keer erger. Ik vertrouw niemand die plots interesse toont voor wat ik doe. ( Lacht) Zeggen dat ik mezelf getalenteerd voel, is de waarheid geweld aandoen. Dat bén ik helemaal niet. Wat is talent trouwens? Muziek draait tegenwoordig meer om meningen dan om intrinsieke waarde. Wanneer er een nieuwe groep opstaat die alt.rock speelt zoals ze dat in de jaren 90 deden, en mensen gaan rondtoeteren dat het fris is omdat die band de éérste is om opnieuw in dat geluid en die stijl te gaan spitten, dan heeft dat in mijn ogen niets met talent te maken – het is een vleesgeworden opinie. Talent bestaat waarschijnlijk niet. Tenzij dan bij één of twee personen.

Een aardigheidje om af te ronden: die ene minuut dat jullie op deze plaat iets radicaal anders laten horen, met die eruptie van free jazz op het eind van ‘The Shrine/An Argument’, was genoeg om mijn vrouw de kamer uit te drijven.

Pecknold: ( Lacht) Hoe cool! ( Cynisch) Al kan ik me inbeelden dat het voor velen de enige minuut is die ze góéd zullen vinden. Ik weet nog dat we dat nummer aan het mixen waren en Kim Thayil van Soundgarden in de studio ernaast een interview aan het doen was. Hij kwam enthousiast binnengewalst: ‘ Holy shit, wat is me dat?’ Iets té enthousiast, vond ik.

Drie jaar geleden hadden we het er al over, zij het niet helemaal ernstig: Fleet Foxes is geschikt voor luisteraars van 7 tot 77. De generatiekloof is passé.

Pecknold: Je moet al uitsluitend naar nieuwe muziek luisteren om geen enkele van de dingen te kennen waarnaar wij refereren. Goed, misschien ken je iets obscuurs als Roy Harper niet, maar dan toch wel op zijn minst élk van Bob Dylans sixtiesplaten? Dankzij ons zal je vader je op de schouder komen tikken: ‘Luister ook eens naar die of die.’ Wel, dat vind ik nu eens awesome.

HELPLESSNESS BLUES

Nu uit bij Bella Union.

DOOR KURT BLONDEEL

‘Ik vertrouw niemand die interesse toont voor wat ik doe.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content