Met het poëtische socio-drama ‘The World’ profileert de jonge regisseur Jia Zhang-ke zich eens te meer als dé chroniqueur van het moderne China. Een gesprek over communistisch kapitalisme, de Chinese klassenmaatschappij en het verraad van Zhang Yimou. ‘De retoriek van onze regering is nep, maar de economische problemen zijn heel concreet.’

erwijl China in ijltempo van communistische heilstaat tot neokapi-talistisch Wirtschaftswunder muteert, blijft Jia Zhang-Ke haar tussen traditie en modernisme laverende jeugd observeren. Zijn uit bedwelmend mooie tracking shots gecomponeerde films (zie: Platform en Unknown Pleasures) trekken telkens gracieus voorbij als ontroerende snapshots van een razendsnel veranderende maatschappij. Zo ook zijn nieuwste worp The World, een sociaal liefdesverhaal over een jong koppel dat het Chinese platteland heeft ingeruild voor een job in het World Park te Peking, een pretpark volgestouwd met kitscherige replica’s van ’s werelds beroemdste monumenten.

The World is mijn eerste film die niet door de Chinese overheid werd verboden’, lacht Zhang-Ke schuchter tijdens ons gesprek in het Flagey-gebouw in Brussel. ‘Maar dat betekent niet dat ik minder kritisch ben geworden. Chinese jongeren staan nog altijd voor levensgrote problemen en sinds China haar blik op de vrije markt heeft gericht, zijn die er zeker niet kleiner op geworden.’

Is ‘The World’ een autobiografische film?

Zhang-Ke: Ten dele wel. Ik ben zelf afkomstig van het platteland, maar ik woon intussen al tien jaar in Peking. In die korte periode is er in China ontzettend veel veranderd. Vooral de kloof tussen de stad en het platteland is veel groter geworden. De steden kenden het jongste decennium een enorme economische groei, terwijl het platteland in alle opzichten is achtergebleven. Dat heeft ervoor gezorgd dat China – net als de westerse ‘vijanden’ van weleer – een klassenmaatschappij is geworden. De stedelijke bevolking is doorgaans jong, goed opgeleid, verdient veel geld en kan van de moderne luxe genieten. De oudere ambachtslui en boeren daarbuiten hebben het steeds lastiger om het hoofd boven water te houden.

De Chinese communistische droom is dus een illusie?

Zhang-Ke: Nee, het is geen illusie, het is – helaas – een leugen. De regering belijdt nog altijd openlijk het communisme, maar in de praktijk heeft ze zich al jaren tot het kapitalisme bekeerd. De egalitaire Chinese maatschappij zoals ze aan het Westen verkocht wordt, bestáát niet.

Kun je dat – de strenge censuur kennende – zomaar in de openbaarheid gooien?

Zhang-Ke: Wél als je het een beetje slim aanpakt. China staat voortdurend in de actualiteit. De beelden van arme boeren en rijke businesslui doen over de hele wereld de ronde. Ik ga niet beweren dat je tegenwoordig alles openlijk kunt zeggen, maar de censor stelt zich wel soepeler op. Alles wordt er aan gedaan om het Westen te tonen dat China wel degelijk een moderne democratie is en vooral een uitmuntende zakenpartner. Van die hypocrisie maak ik als regisseur dankbaar gebruik. ( lacht)

En het World-pretpark is een metafoor voor die hypocrisie?

Zhang-Ke: Precies. Alles wat de hoofdpersonages omringt, is nep – net als de retoriek van de regering – maar hun problemen zijn heel concreet. Het lijkt alsof ze zich vrijuit van het ene continent naar het andere kunnen begeven in een wereld zonder grenzen, maar in werkelijkheid zitten ze opgesloten in hun isolement, in een kitschparadijs waarin ze hun verleden en hun sociale afkomst onmogelijk kunnen verloochenen. De globalisatie mag de nationale grenzen dan al doen vervagen, de sociale contouren worden er steeds scherper door. Wie rijk is, wordt rijker. Wie arm is, steeds armer. Door dit pretpark te kiezen als locatie krijgt die boodschap ook een universele betekenis. Dergelijke problemen komen immers niet alleen in China voor, maar over de hele wereld.

Net zoals ‘Platform’ en ‘Unknown Pleasures’ bestaat ‘The World’ uit lang aangehouden tracking shots. Waarom kies je telkens voor die stijl?

Zhang-Ke: Omdat het de meest natuurlijke en eerlijke manier van observeren is. Ik gun de kijker de tijd om het beeld af te tasten en om de personages te leren kennen. Ik gebruik nooit close-ups: ik laat de personages zien zoals je ze in het echte leven zou zien: vanop een afstand. Dat komt het sociale karakter van mijn films alleen ten goede.

Dus een martial-arts spektakel hoeven we van jou niet te verwachten?

Zhang-Ke: Ik moet je ontgoochelen. ( lacht) Veel Chinese regisseurs die vroeger enkel artistieke films maakten, hebben de stap gezet naar commerciële genrecinema. Uit noodzaak, omdat de Chinese film een industrie is geworden die zich op de mainstream richt. Zhang Yimou is daar het bekendste voorbeeld van, maar ik blijf koppig volharden. Mijn principes zijn niet te koop.

Door Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content