Na het internationale succes van ‘City of God’ dacht iedereen dat Fernando Meirelles snel richting Hollywood zou trekken. Maar zelf had de Braziliaanse cineast heel andere plannen, en eigenlijk maakte ‘The Constant Gardener’ daar zelfs helemaal geen deel van uit.

Soms is één welgemikte film genoeg om wereldwijd naam te maken. Fernando Meirelles (50) kreeg het voor mekaar met Cidade de Deus ( City of God), een mateloos energieke uithaal naar de wantoestanden in de sloppenwijken van Rio de Janeiro. Zelf komt hij uit een welgesteld middenklassegezin uit São Paolo, maar dat weerhield hem er niet van om het leven van zijn straatarme personages in geuren en kleuren te vertellen. Meirelles heeft trouwens iets met de verschoppelingen der aarde, want daarvoor draaide hij al een film ( Domésticas) over het leven van poetsvrouwen. In The Constant Gardener zie je ze ook weer lopen, want een deel van de film speelt zich af tegen het decor van Kibera, een sloppenwijk van de Keniaanse hoofdstad Nairobi. En opnieuw heeft Meirelles geen moeite om energie te putten uit de mensonterende omstandigheden.

Volgens Simon Channing-Williams, de producent van ‘The Constant Gardener’, stond je wegens jouw typische stijl en aanpak bovenaan zijn lijstje. Maar jij wees hem in eerste instantie wel af. Waarom?

Meirelles: Ik vrees dat Simon de waarheid een beetje geweld aandoet. (lacht) Ik ben bij dit project verzeild geraakt omdat ik toevallig in Soho een kopje koffie zat te drinken met een vriend. Die vroeg of ik zin had om de vaste producent van Mike Leigh te ontmoeten, en dat bleek Simon Channing-Williams. Tijdens die ontmoeting gaf hij me het script van The Constant Gardener. De reden waarom ik het aanvankelijk niet wou doen, was omdat ik aan mijn eigen project werkte, een hedendaags vervolg op D.W. Griffiths Intolerance, dat zich in zes verschillende landen zal afspelen. Ik was even voordien trouwens al in Kenia geweest om research te verrichten. Maar omdat Simon een bijzonder overtuigende man is, omdat ik verliefd was geworden op Kenia, omdat The Constant Gardener in wezen een mooi liefdesverhaal is en omdat het ook gaat over de farmaceutische industrie, heb ik me toch laten overhalen.

De Keniaanse overheid laat geen fraaie indruk na in ‘The Constant Gardener’. Hebben ze geprobeerd om het jullie moeilijk te maken?

Meirelles: John le Carrés boek staat in Kenia op een zwarte lijst. Je kan het er nergens krijgen. Natuurlijk wou de Keniaanse overheid niet dat we dit verhaal zouden verfilmen, maar ze wisten dat we naar Zuid-Afrika zouden gaan als ze ons geen toelating gaven om in Kenia te draaien.

Je bent ook gaan filmen in Kibera, een sloppenwijk van Nairobi. Was de ervaring van ‘City of God’ genoeg om daar je weg te vinden?

Meirelles: Filmen in de favella’s van Rio was veel lastiger omdat die wijken gecontroleerd werden door drugsdealers. In Kibera konden we in alle veiligheid en rust draaien.

Heeft ‘The Constant Gardener’ je ideeën over Afrika veranderd?

Meirelles: Nee. Ik heb me wel veel vragen gesteld over de westerse hulp. Er vloeit heel veel ontwikkelingsgeld Afrika binnen. Maar als je dan praat met Kenianen krijg je vaak te horen dat ze bezig zijn met een maatschappij die fondsen moet verzamelen in Europa of Amerika. Ze stellen werk met andere woorden bijna spontaan gelijk met ontwikkelingshulp ronselen. Het gevolg is dat het land volledig afhankelijk geworden is van die ontwikkelingssteun. Het is een industrie geworden. Ik vond het ontnuchterend om te zien dat iets wat zo waardevol en belangrijk lijkt in feite een tweesnijdend zwaard is.

Naast de Keniaanse regering en de westerse diplomaten krijgt ook de farmaceutische industrie een veeg uit de pan. Hebben jullie contact met hen gehad?

Meirelles: We hebben in Nairobi een meeting georganiseerd met een vertegenwoordiger van een bepaald farmaceutisch bedrijf, maar dat was meer uit beleefdheid. Hij vroeg zich af wat we in Kenia kwamen doen en waarom we die film wilden maken. Volgens hem was John le Carrés boek absurd en zou een farmaceutisch bedrijf zich nooit verlagen tot de praktijken die in de roman staan. Dus vroeg ik ‘Stel je voor dat je een half miljard dollar investeert in een project en dat bijna je volledige ploeg eraan werkt. En plots komt iemand van een gezondheidsdienst je vertellen dat je resultaten niet goed genoeg zijn en je helemaal opnieuw moet beginnen. Wat zou je dan doen?’ Hij antwoordde dat hij zou proberen om de gezondheidsdienst ervan te overtuigen om zijn mening te herzien. Waarop ik vroeg wat hij zou doen als dat niet lukte. Daar heb ik nooit een concreet antwoord op gekregen. Een farmaceutisch bedrijf zal nooit zomaar een paar honderd miljoen dollar vaarwel zeggen. Daar gaat dit verhaal over.

Wat vond je zelf belangrijker? Een goed verhaal vertellen of de mensen bewust maken van deze problematiek?

Meirelles: Ik zal niet zeggen dat ik de farmaceutische industrie frontaal wou aanvallen, maar ik had wel zin om ze een beetje te kietelen. De laatste vijf jaar is er een serieuze discussie aan de gang tussen de farmaceutische industrie en de Braziliaanse regering. De overheid heeft een speciaal aidsprogramma op poten gezet dat gratis behandeling verleent aan iedereen die besmet is met het virus. Dat leek hen de beste manier om een epidemie te verhinderen, en het werkt. Als je de aidscijfers over de hele wereld bekijkt, zakken ze bijna nergens zo snel als in Brazilië. Maar omdat de farmaceutische industrie weigerde om de kosten te laten zakken, bouwde de regering dan maar een eigen fabriek. Ze schafte een paar patenten af en begon zelf generische aidsmedicijnen te produceren. De voorbije vijf jaar trachten de farmaceutische bedrijven op alle mogelijke manieren om die productie tegen te houden. Dat heeft me zeker ook gemotiveerd om deze film te maken.

Je had dus wel degelijk ook duidelijke politieke bedoelingen.

Meirelles: Ik dacht dat het in elk geval de moeite zou zijn om het onderwerp aan te kaarten. Ik geloof niet dat een film wat dan ook kan veranderen, maar hij kan de mensen wel een beetje sensibiliseren.

Net als in ‘City of God’ hanteer je een heel losse stijl die de acteurs volgt in plaats van omgekeerd. Kan je die techniek op om het even welk verhaal toepassen?

Meirelles: Nee, die techniek is enkel geschikt voor sommige verhalen, of zelfs voor sommige scènes in een verhaal. In The Constant Gardener zitten ook scènes die op een klassieke manier zijn gedraaid. Maar als het gaat over relaties tussen personages of intimiteit is de sfeer belangrijker dan de precieze dialogen. Dan grijp ik graag terug naar mijn losse techniek. Dat zorgt voor veel meer spontaniteit en geloofwaardigheid. Je voelt het gewoon. (R.N.)

Door Ruben Nollet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content