Met zijn nieuwe cd ‘Under The Iron Sea’ houdt Keane zijn leeftijdsgenoten een spiegel voor. ‘Onze generatie weet niet wat ze moet denken of geloven. Het lijkt alsof wij onze midlife crisis 20 jaar te vroeg krijgen.’ We boden de groep een gratis psychoanalysesessie aan.
Als drie Britse lads hun rockband Keane noemen, moet dat wel een eerbetoon zijn aan de ruige voetballer Roy Keane. Zou je denken. Niet dus: toen Tim Rice-Oxley (piano), Tom Chaplin (zang) en Richard Hughes (drums) hun groep boven de doopvont hielden, noemden ze die niet naar de voormalige kapitein van het Ierse nationale elftal, maar naar Cherry Keane, het oude besje dat in hun thuisstadje Battle thee zette voor de kinderen op school. Het typeert de aaibaarheid van het trio. Toen ze twee jaar geleden hun mierzoete debuut Hopes And Fears uitbrachten, werd Keane ervan beschuldigd ‘de geloofwaardigheid van de Britse popmuziek totaal te ruïneren’. De critici vonden de groep ronduit uncool, maar dat weerhield het publiek er niet van ze liefdevol in de amen te sluiten. In Groot-Brittannië behoorde Hopes And Fears tot de best verkochte platen van 2004, alleen de Scissor Sisters deden beter. En dan zwijgen we nog over de awards waarmee Keane beladen werd en de smeekbede van Gwen Stefani om please een nummer voor haar te schrijven.
Ook het nieuwe album Under The Iron Sea staat bol van de nafluitbare, kristalheldere melodieën. De toon van de plaat is echter verrassend donker, om niet te zeggen: gitzwart. Vastbesloten om hun eigen My Generation te maken, deed het drietal een poging om de verwarring van hun leeftijdsgenoten in popliedjes te gieten. Geconfronteerd met de pijn van hun zijn, nemen we ons na beluistering van Under The Iron Sea voor om de rol van psychiater op ons te nemen als we Tom Chaplin en Tim Rice-Oxley in Londen ontmoeten voor een Goed Gesprek. Tot onze teleurstelling zien ze er niet meteen uit alsof ze ieder moment van een brug over de Thames kunnen springen. We begroeten twee geciviliseerde, welopgevoede jongens die niet alleen met twee woorden spreken, maar ook nog eens geleerd hebben eerlijk op vragen te antwoorden.
Op de Q Awards 2004 zei jij, Tim, dat je Bono graag advies wou vragen over wat je moest doen om je tweede plaat niét te verknallen.
Inmiddels zijn jullie op tournee geweest met U2. Heb je het hem voorgelegd?
Tim Rice-Oxley: Bono vroeg zelf spontaan naar de vorderingen die we maakten met de tweede cd. ‘Het belangrijkste is hoe een plaat voelt’, zei hij. Bleek overigens dat hij ontevreden was over hun eigen Vertigo, dat naar zijn gevoel te weinig eenheid in sfeer uitwasemde.
En heeft zijn raad je geholpen?
Rice-Oxley: Niet echt. De opnames waren een regelrechte nachtmerrie. We wilden onze demonen in de ogen kijken en schrijven over onze angsten. Een intense bedoening, met alle spanningen vandien.
Er deden geruchten de ronde dat jullie nauwelijks met elkaar praatten in de studio. Was het zo erg?
Tom Chaplin: Een van de gevoelens die de plaat inspireerden, was de schrik om de broederband te verliezen die we al heel ons leven delen. Dat we onderling nooit over die angst praatten, maakte het natuurlijk alleen maar erger. Het was uiteindelijk de plaat die ons over onze problemen heen heeft geholpen, we moésten ze gewoon maken.
Waarom was die broederband in gevaar?
Rice-Oxley: Het is een cliché zo hoog als een wolkenkrabber, maar het klopt: een groep is als een huwelijk. De band die je hebt, is verbazingwekkend, maar het moment dat het mis begint te lopen, gaapt de grote leegte. Toegegeven, we zijn slechte crisismanagers: we communiceren verschrikkelijk slecht. Mensen veranderen, dat hou je niet tegen. We zijn nu vier jaar ouder dan toen we ons debuut schreven. We gaan steeds meer ons eigen leven leiden, met het risico dat we stilaan uit elkaar groeien. De voorbije twee jaar waren waanzinnig. We waren zo opgewonden over al wat Keane overkwam dat we constant uitkeken naar de volgende kick. Geen moment stonden we stil bij wat we bereikt hadden. Dat was fout. We deelden te weinig met elkaar, en dat drukte op onze relatie.
Jullie zijn geen praters, maar je schreef wél over de relatiebreuk die drummer Richard Hughes moest verwerken in ‘Put It Behind You’. Gek, toch?
Chaplin: Dat is typerend voor Keane, vrees ik: we communiceren het best via onze muziek. Die song zegt: ‘We sleuren je er wel door’, iets wat we destijds rechtstreeks tegen hem hadden moeten zeggen uiteraard, maar om een of andere reden nooit deden.
Hoe onthaalde Richard dat nummer?
Rice-Oxley: Hij had niet meteen door dat die song tot hem gericht was, en reageerde nogal emotioneel toen hij erachter kwam. Ik denk dat Richard hoe dan ook blij was dat we uiteindelijk onze affectie voor hem toonden, al was het via een song.
Was het niet raar om te schrijven over twijfels en relaties die op de klippen liepen, terwijl jij pas getrouwd was? Dan hoor je op een wolk te lopen.
Rice-Oxley: Ik wás ook gelukkig. In de grond zijn wij alle drie contente mensen, maar onderhuids vreet van alles aan ons. Zo zitten wij in elkaar. Sommige mensen gaan fluitend door het leven en nemen de downs er even lief bij als de ups. Ik ben jaloers op die mensen. Ik zou graag mijn muizenissen aan de kant willen schuiven, maar ik kán dat niet. Ik zit continu, over alles, te piekeren. Zelfs toen ik trouwde stelde ik me vragen. Wat als blijkt dat deze liefde toch niet blijft duren?
‘Who is the man I see/ where am I supposed to be’, schrijf je in ‘Crystal Ball’. Ook nog een identiteitscrisis?
Rice-Oxley:Crystal Ball vat perfect het gevoel samen dat ons vorig jaar overviel. Ik herinner me nog goed dat ik op een bepaald moment constateerde dat er niets in mijn hoofd zat. Geen opinies, geen gevoelens, niks. Dat was surrealistisch en angstaanjagend. Bleek echter dat véél jonge mensen daarmee kampten. Het is vreemd: onze generatie weet nauwelijks wat ze moet denken of geloven.
Kan je dat fenomeen verklaren?
Rice-Oxley: Ik denk dat het komt doordat we in het Westen zijn opgegroeid. We hebben niets om tegen te rebelleren of te vechten. Er woedt geen oorlog voor onze stoep. En toch groeit met de jaren het bewustzijn dat er ons een dreiging boven het hoofd hangt. We leven in een land dat door de helft van de wereld als kwaadaardig wordt beschouwd, niet meteen een prettige gedachte. We weten niet meer of we de politici die we verkozen hebben nog kunnen vertrouwen. Dat is vreselijk verwarrend. Het lijkt alsof wij onze midlife crisis 20 jaar te vroeg krijgen.
In ‘A Bad Dream’ zit de regel: ‘I was born to hate’. Qua bekentenis kan dat tellen.
Rice-Oxley: Dat nummer geeft onze wanhopige kijk op de mensheid weer. Het gaat over een jonge kerel die naar de oorlog trekt. Er heerst op dit moment een onverklaarbare hoeveelheid haat in de wereld. Mensen hebben maar de minste aanleiding nodig om uit hun vel te springen. Zelfs in provinciestadjes gaan ze op vrijdagavond met elkaar op de vuist. Ik begrijp niet hoe we er zo’n zootje van kunnen maken.
Hoe was het om, ten tijde van jullie eerste plaat, door helden als Oasis en Morrissey afgebrand te worden?
Chaplin: Ach, Oasis breekt iedereen af. Dat verwacht je bijna van hen. Morrissey, zo bleek, heeft het al bij al niet zo slecht met ons voor. Nadat hij gehoord had dat we grote fans van hem zijn, stuurde hij ons een briefje met de boodschap: ‘ No hard feelings and keep up the good work‘. Zó abominabel zal hij ons dus wel niet vinden. Groepen die elkaar de grond in boren: volgens mij is dat gewoon een tactiek om in de publiciteit te komen. Wij doen daar niet aan mee. Je mag zoveel de bladen halen als je wil, uiteindelijk is het nog altijd de muziek die telt.
Rice-Oxley: Het nummer The Fog Prince gaat daar ook over. Het is gericht aan een zanger van een indie-band die ervan overtuigd is dat hij op de media moet inspelen en aan de verwachtingen van een rockster moet voldoen.
Pete Doherty?
Rice-Oxley: Niet Pete Doherty, nee. (lacht) En ik ga niet aan je neus hangen wie wel. Alleen dit: het is iemand die zijn talent verloochent.
Wat hebben de teksten van Morrissey voor jou betekend, Tom? Vond je er troost in omdat je gepest werd op school?
Chaplin: Ik raakte pas into Morrissey toen ik de school al verlaten had. Maar niettemin had zijn muziek een enorme impact op mijn leven. Dat een misfit tot een icoon kon uitgroeien, was een hele geruststelling. Zijn eigenzinnige zangstijl leerde me ook dat je niemand hoeft te kopiëren, maar dat je elk woord dat je zingt met je persoonlijkheid moet kleuren. Morrisseys teksten laveren tussen komisch en tragisch, en hij zet er bovendien glorieuze melodieën onder. Hij is, kortom, een genie.
Het gaat ons enkel om de muziek, zo zei je daarnet. Is het bericht dat vorig jaar in The Daily Telegraph verscheen, als zouden jullie het imagebuildingbedrijf Moving Brands gevraagd hebben een identiteit voor Keane te ontwikkelen, volledig uit de lucht gegrepen?
Chaplin: Ben je gek? Dat artikel was a load of crap. Die firma heeft ons enkel geholpen met het design van onze website. De journalist die dat verhaal schreef, weet maar al te goed dat het pure nonsens zijn, maar toch weigert hij een rechtzetting te publiceren. Normaal gezien trekken we ons weinig aan van wat over ons verteld wordt, maar die keer zat het ons toch behoorlijk hoog. Een gefabriceerde band: het absurde idee alleen al. We zijn gewoon drie jeugdvrienden, die totale controle hebben over wat ze doen.
Die andere jeugdvriend van jou, Tim, Chris Martin van Coldplay, zie je die nog zo nu en dan?
Rice-Oxley: Jawel. Het is goed een vriend te hebben die een soortgelijk parcours heeft afgelegd en over het succes kan meepraten. Nadat het Coldplay-album X&Y verschenen was, heb ik nog een keer met Chris afgesproken. De kritieken op die plaat zaten hem niet lekker. Hij had het gevoel dat Coldplay afgestraft werd voor de melodieën die ze schrijven, iets wat ik herken, want Keane zit in hetzelfde straatje. Hij zei: ‘Mensen appreciëren bands die grootse melodieën bedenken niet langer’. Hij heeft gelijk. Ons ambacht krijgt tegenwoordig niet het respect dat het verdient.
Door Peter Van Dyck
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier