‘MET MIJN BLEKE HUID HEB IK NIETS IN L.A. TE ZOEKEN’
Ze speelde al vaker hoeren dan heiligen en wanneer ze toch eens een non speelt, dan is het een nymfomane. Maar in Mia Hansen-Løves L’avenir doet Isabelle Huppert nog eens gewoon gewoon. En dat als filosofielerares die man, moeder, job én kat, maar nooit haar waardigheid verliest. ‘Sommigen noemen de film feministisch. Ik noem hem normaal.’
Ze heeft op haar 63e meer dan honderd films op haar curriculum staan. Ze heeft met Jean-Luc Godard, Claude Chabrol, Michael Haneke, François Ozon, Claire Denis, Wes Anderson én David O. Russell gewerkt. Ze werd in Cannes twee keer verkozen tot beste actrice en zat er ook al de jury voor. En samen met Catherine Deneuve en Charlotte Rampling is ze een van die iconen van de Franse film waar de tijd zijn tanden steevast op stuk lijkt te bijten. Maar van ophouden of op haar talloze lauweren rusten wil Isabelle Huppert duidelijk niet weten.
Et heureusement. Zo heeft ze het komende jaar maar liefst zeven nieuwe films in de steigers staan, waaronder de comeback van Paul Verhoeven (Elle), de tweede langspeler van landgenoot Bavo Defurne (Souvenir) én de nieuwe van Michael Haneke (Happy End). Maar het eerstkomende rendez-vous met de kokette Française is L’avenir van het jonge Franse filmtalent Mia Hansen-Løve (35), die voor haar autobiografisch getinte familierelaas onlangs in Berlijn werd uitgeroepen tot beste regisseur.
In L’avenir speelt Huppert, die nooit om een uitdagende rol verlegen zat, eens géén existentiële detective, nymfomane non of perverse pianolerares, maar wel een getrouwde filosofiedocente die samen met haar man en haar kat een prachtig huis betrekt in hartje Parijs en daar een comfortabel bourgeoisleventje leidt. Tenminste: tot haar man het na vijfentwintig jaar huwelijk plots aftrapt met zijn jonge maîtresse, haar ziekelijke moeder in een bejaardentehuis belandt en ze door haar uitgever vroegtijdig bedankt wordt voor bewezen diensten.
‘Wat ik fantastisch vind aan mijn personage, ‘ aldus Huppert, ‘is dat ze zichzelf, ondanks alle ellende die ze over zich heen krijgt, geen moment beklaagt. Ze wordt niet hysterisch. Ze begint niet met het servies te gooien. Ze gaat gewoon door met leven. Ze weigert in de slachtofferrol te kruipen. Ze blijft de mooie dingen zien. Ik weet ook niet hoe ze dat klaarspeelt. Misschien is haar stoïcisme wel een pose. En wacht haar nog een enorme emotionele klap. Maar het is bewonderenswaardig. En krachtig.’
Is l’avenir in dat opzicht een feministische film?
ISABELLE HUPPERT: Men gebruikt de term ‘feminisme’ tegenwoordig nogal gemakkelijk. Als er een sterk vrouwelijk hoofdpersonage is, is het feministisch. Als de regisseur een vrouw is, is het feministisch. Ik noem die dingen ‘normaal’. (lacht)Mais bon. Als dat de parameters zijn, kun je het een feministische film noemen. Het is in elk geval een verfrissende film. Het is een familiedrama waarin ingrijpende dingen gebeuren, maar die worden nooit sentimenteel uitgemolken. En dat is zeldzaam. Er zit ongelooflijk veel energie en levenslust in L’avenir. Humor ook. En zelfrelativering. Niemand wordt neergezet als een karikatuur, ook de verschillende generaties niet. Hier zijn het de ouderen die zeuren en de jongeren die maturiteit tonen. De meest onvolwassene van alle personages is nog de grootmoeder. Het is ook eindelijk eens een film over intellectuelen waarin die niet de hele tijd over Sartre of Descartes lullen, maar ook gewoon de vaat en de was doen. Je merkt dat Mia, wier ouders ook filosofiedocenten én gescheiden zijn, weet waarover ze het heeft. Alsof ze via haar fictieve personages wil zeggen: ‘Dit is wat ik deels meegemaakt heb. Dit is wat me gevormd heeft. Dit is hoe ik ermee omging. Et alors?‘
Hansen-Løve heeft het hoofdpersonage geschreven met jou in gedachten. Hebben jullie samen aan het scenario gewerkt?
HUPPERT: Ik heb het scenario pas gelezen vlak voor de opnames. En ik vond het meteen geweldig, vooral de dialogen. Die klonken heel levensecht. Het enige wat ik toegevoegd heb, is een beetje ironie. Daar ben ik goed in. (lachje) Als actrice moet je vertrouwen hebben in de regisseur. Als dat er niet is, moet je er niet aan beginnen. Hoe aantrekkelijk een project op papier ook klinkt, cinema bestaat niet op papier. Het bestaat enkel op beeld. Ik vond Mia’s vorige films (o.a. Un amour de jeunesse(2011) en Eden (2013), nvdr) ook al goed, en uit de gesprekken met haar wist ik: dit komt goed. Ik ken haar bovendien al lang. Ze heeft nog mijn dochter gespeeld in Les destinées sentimentales (2000) van Olivier Assayas, toen ze nog een tienermeisje was. Nu was ze bij wijze van spreken mijn ‘moeder’, want als acteur ben je altijd een kind van de regisseur.
Is de regisseur de doorslaggevende factor om voor een film toe te zeggen?
HUPPERT:(knikt) Ik kies altijd voor regisseurs. Neem nu La pianiste. Dat was sowieso een fantastische roman van Elfriede Jelinek. Maar het was een complexe, duistere rol waarvoor ik veel van mezelf moest blootgeven. Daarom heb ik lang geaarzeld en heb ik enkel ‘ja’ gezegd omdat Michael Haneke zou regisseren. Je hebt iemand met visie nodig. Met metier. Iemand die weet hoe hij tekst naar beeld moet vertalen. Een goede regisseur kan van een matig script toch nog een goede film maken, maar een matige regisseur kan zelfs het beste script compleet verknallen. Vandaar dat ik altijd graag met Michael Haneke of Claude Chabrol heb gewerkt. In hun geval hoefde ik het script zelfs geeneens te lezen.
Is dat de reden waarom je zo weinig in de VS hebt gewerkt?
HUPPERT: Dat, en mijn accent. (lacht) In de States maken de studio’s en de producenten de dienst uit. In Europa draait het meer om regisseurs, is er de auteurstraditie. In de VS moeten films ook per definitie opbrengen omdat ze uitsluitend met privégeld worden gemaakt, en die houding komt de kwaliteit en zeker de diversiteit niet ten goede. Subsidies vindt men daar maar een raar, socialistisch concept. De paar films die ik in Amerika heb gemaakt – Heaven’s Gate (1980) van Michael Cimino, I Heart Huckabees (2004) van David O. Russell, The Disappearance of Eleanor Rigby (2013) van Ned Benson en Louder than Bombs van Joachim Trier – waren wel auteursfilms. Maar die zijn zeldzaam ginds. Ik werk graag in de States, maar ik blijf een Europese in hart en nieren. Hier liggen mijn roots, hier wonen mijn vrienden en familie. Wat moet ik in LA gaan zoeken? Ik heb een bleke huid. Ik zou daar toch meteen verbranden in de zon. (lacht)
Zou je toch niet graag één keertje in een blockbuster meespelen, al was het maar uit nieuwsgierigheid?
HUPPERT: Spider-Man en Batman vallen enkel op jonge meisjes, dus ik denk niet dat ik nog in aanmerking kom. (lacht)
Je speelt straks ook de hoofdrol in de nieuwe thriller van Paul Verhoeven. Geef toe: jij en de regisseur van Robocop, Starship Troopers en Showgirls, dat is een…
HUPPERT:… exotische combinatie? (lacht) Iedereen vraagt me: is Verhoeven nog altijd even wild en geschift als vroeger? Maar hij was een absolute gentleman, een droom om mee te werken. In Amerika vinden ze hem misschien wild en geschift. Maar hier in Europa zijn we allemaal beschaafde cinefielen, toch? Donald Trump, díé vind ik wild en geschift. Maar veel Amerikanen denken daar dan weer anders over.
Je doet niet vaak politieke statements of politieke films. Is dat een bewuste keuze?
HUPPERT: Ik ben actrice, geen politica. Maar als mijn mening wordt gevraagd, zal ik die geven. Het is vaak interessanter om politieke topics op een artistieke manier aan te pakken. Dat is een van de redenen waarom ik zoveel van Michael Haneke hou. Le temps du loup (2003), La pianiste (2001), Caché (2005), Amour (2012)… al zijn films zijn politiek geïnspireerd en hebben een maatschappijkritische ondertoon, maar nooit op een simplistische, sloganeske manier. Dat geldt ook voor zijn nieuwe film Happy End, die we straks zullen draaien. Die gaat over een rijke familie die in een villa vlak naast het vluchtelingenkamp van Calais woont. En dus gaat hij ook over hoe wij momenteel met de vluchtelingencrisis omgaan. Maar dan op een manier die ook je verstand aanspreekt. Dat vind ik zinvoller dan wat emotionele dingen te staan roepen.
Voor veel mensen ben je haast het zinnebeeld van de Franse intellectuele cinema. Ben je daar trots op? Of voelt het soms aan als een keurslijf?
HUPPERT: Het hoort bij het vak dat mensen bepaalde ideeën of verwachtingspatronen op je projecteren. Het betekent dat mensen mijn werk respecteren, en daar kun je alleen maar blij en erkentelijk om zijn. Maar als ze me een intellectueel of een icoon noemen, dan komt dat omdat ik het geluk had in enkele heel goede films te zitten. La pianiste, 8 femmes (2002), nu ook L’avenir, dat bén ik niet, ik speel er gewoon in mee. Die films liggen zó ver van mijn dagelijkse werkelijkheid. De jongste jaren doe ik ook vaker komedies dan vroeger. Niet zozeer om dat imago bij te stellen, maar gewoon omdat ik in de loop der jaren ontdekt heb dat je als actrice meer kwijt kunt in komedies. Er zijn verschillende manieren om grappig te zijn: ironisch, bijtend, grotesk, ridicuul. Terwijl er maar één manier is om tragisch te zijn: overtuigend.
Naast film doe je ook nog steeds theater. Acteer je zo graag en zo veel omdat het je een stem geeft en je toelaat om over de grote thema’s na te denken?
HUPPERT: Ook. Maar anderzijds laat het me ook toe om net af en toe aan het echte leven te ontsnappen. Acteren is als drugs, een verslavende vorm van escapisme, maar zonder de schadelijke gevolgen. Bovendien verveel ik me snel. Ik denk wel eens: nu ga ik eindelijk eens mijn tuin grondig onder handen nemen, tot ik vijf minuten in de grond zit te spitten en denk: dit is saai. Ik ga toch dat nieuwe script lezen. Het is sterker dan mezelf. (lacht)
L’AVENIR
Vanaf 6/4 in de bioscoop.
DOOR DAVE MESTDACH
Isabelle huppert: ‘L’AVENIR IS EEN FILM WAARIN INTELLECTUELEN EINDELIJK EENS NIET ENKEL OVER SARTRE OF DESCARTES LULLEN, MAAR OOK GEWOON DE WAS EN DE VAAT DOEN.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier