Melody Gardot @ Rivierenhof
Een boodschap van algemeen nut. Met My One and Only Thrill maakte Gardot (1985) een van de mooiste platen van 2009 en bevestigde ze zichzelf als een van de belangrijke jonge jazzstemmen. Ze grossiert in warme, langoureuze ballads met knappe teksten zonder te romig te worden en heeft een vrouwelijke présence waarvan het giechelmeisje Norah Jones veel kan leren.
Als je dan weet dat ze pas echt begon te musiceren nadat ze in 2003 tot een hoopje ellende werd herleid door een SUV, in de hoop de neurologische schade te herstellen, wordt haar verhaal alleen maar fascinerender. De voorbije twee jaar is ze in ijltempo matuur geworden. De littekens van haar verleden zijn nog zichtbaar – een nekbrace achter het podium, een wandelstok erop – en ze kreeg er nieuwe bij: de sporen van het leven als diva.
Snapshot 1.
Gent Jazz Festival 2009. Een propvolle kleedkamer in De Bijloke. In twee gapende koffers liggen stapels designerkleren die ze er wellicht nooit weer in krijgt. Lege flessen Evian. Make-up. Haarlak. Een laptop tussen afgerolde netkousen. ‘Welkom in mijn huis’, lacht ze. ‘Dit is alles wat ik heb.’
‘Toen ik negen was, kon ik op de piano alles spelen wat ik maar wilde. Ik had de taal geleerd, en alles lukte. Toen ik na mijn ongeluk ernstig muziek ging studeren, speelde ik Tsjaikovski, Rachmaninov… Alleen maakte ik mijn leraar gek omdat ik constant blue notes toevoegde. Hij stopte me toen een partiturenboek van Duke Ellington toe dat, ik vergeet het nooit, dezelfde kleur had als mijn favoriete haarlak. Ik legde het open, speelde de melodie van C Jam Blues en vroeg: ‘Waar is de rest van de noten? Is dit een grap?’ Drie seconden later had ik door dat ik nog niet thuis was.’
Een flat, een eigen stek heeft ze al lang niet meer. Gardot trekt de wereld rond van hotel naar hotel. De post wordt afgeleverd bij haar volkse tante in Philadelphia, waar ook de rest van haar garderobe ligt. ‘Misschien is dat nog het moeilijkste aan toeren: het gebrek aan privacy, aan intimiteit’, zegt ze. ‘Je hebt geen plekje voor jezelf. Je trekt je terug in een hoekje van een festivalterrein, in de hoop dat je je van de wereld kunt afsluiten met je pen en je Moleskineboekje, en tóch zal er altijd een man langskomen die je uit je concentratie schreeuwt met de vraag om straks dat ene nummer te spelen waarop hij en zijn vrouw vrijen.’
Snapshot 2.
April 2010, de uitgang van de backstage van Le Colisée in Roubaix. Middelbare vrouwen wachten op een handtekening, middelbare mannen op een kus. Beide categorieën krijgen waarvoor ze gekomen zijn. Achter Gardot staat een gorilla van een lijfwacht met twee wierookstokjes – het lijkt een scène uit Bienvenue chez les Ch’tis: blijkbaar denkt ze dat de lucht in le Nord naar bruinkool stinkt. Dan met de glimlach: ‘You can put that out, I’ll be having a smoke now.’
‘Tijdens een tournee loopt er altijd wel iets mis. Zoals op het festival van Montreux. Tijdens het tweede nummer van onze set blijkt mijn microfoon niet te werken. Er wordt in de zaal wild gefloten, waardoor ik denk: misschien is mijn rok toch wat kort uitgevallen vandaag, het enige wat die mensen zien zijn benen, benen, benen – dat was me al vaker overkomen. (Lacht) Tot ik tussen het gejoel iemand ‘We horen je niet!’ hoor roepen. De stagemanager komt naar me toegelopen, vervangt de micro en zegt in mijn oor: ‘Prince staat in de coulissen te luisteren.’ Ik krijg bijna een toeval: ‘ Get outta town!’ Nu had ik me voor de gelegenheid – Montreux is een van de bekendste festivals van de wereld, toch? – in een outfit van de Japanse designer Issey Miyake gehesen, helemaal in het paars. Daar zat ik te sterven op mijn barkruk. Maar ik had tenminste de juiste kleur aan.’
Snapshot 3.
De loges van L’Olympia, Parijs. Een kort kapsel met gebetonneerde froufrou. Veel bont en diamanten rond de invitees, veel nerveuze mannen. Gardot ratelt in het Frans. De crew kijkt er niet van op. ‘Ze is helemaal mee met de Franse lifestyle, ook verbaal. Je leert eerst de smerigste woorden die je kunt vinden en plakt ze dan aan elkaar – putain-chiantbordeldemerde – tot iemand tegen je zegt: ‘Bonjour. Whatever happened to bonjour?’
Gardot: ‘Waarom knappen zoveel mensen af op jazz, vragen ze me soms. Vooral jongeren dan. Maar hoeveel muzikanten zijn er niet die in hun ondergoed het podium op stappen, alsof ze net uit hun bed gerold zijn? Hoe vaak heb ik me al niet geërgerd aan fantastische muzikanten in verfrommelde pakken? Ik wíl niet kijken naar een kerel in een uitgerekt T-shirt en een trainingsbroek. Komaan kerel, ik geef 50 euro uit aan een concertticket; voor dat geld vind je in de uitverkoop een kostuum. Denk eens terug aan de tijd van Duke Ellington en Miles Davis – je hoeft je niet vast te klampen aan hun muziek, maar die mensen hadden stijl en daar gaat jazz óók over. Natúúrlijk is de muziek me dierbaar, natúúrlijk is het je plicht om iets nieuws te doen met de traditie. Maar dat huiswerk moet je thuis maken. Zodra je voor een publiek gaat staan, is er meer nodig. Dat verwacht ik van een performer: ontroer me met iets nieuws, vervoer me, neem me mee – maar ik ga niet mee met een vent in een jogging.’
Snapshot 4.
Berichtje op Facebook. ‘Festival van Cannes, gisteren.’ Op de bijbehorende foto staat Melody Gardot met d’r haar in een ‘beehive’, en in een tuniek gemaakt uit zwarte pluimen.
Zou ze C Jam Blues nog kennen, bedenk ik. Kan ze nog improviseren over een jazzstandard? ‘Hier, wil je mijn nieuwe demo horen? Komt hopelijk op mijn derde plaat’, lacht ze opgewonden. Gaat ze me daar toch een gang over Someday My Prince Will Come. Melody Gardot deugt.
Bart Cornand
‘Ik ga niet mee met een vent in een jogging’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier