MEER MOJITO, MINDER CASTRO

Vier jaar na zijn titelrol in Steven Soderberghs Che gaat Benicio del Toro (45) opnieuw de Cubaanse toer op, deze keer achter de camera. De latinoster over zijn aandeel in de exotische omnibusfilm Seven Days in Havana. ‘Het is een weekje vakantie in de bioscoop.’

S even Days in Havana, het had de titel van een thriller over de Varkensbaaicrisis kunnen zijn, maar wees gerust: deze zomerse episodefilm gaat meer over Cuba en zijn cultuur dan over Fidel Castro en raketten. Het concept is eenvoudig: zeven regisseurs uit allerlei windstreken kregen de opdracht om één dag uit die week in te blikken, met als rode draad: een verhaaltje dat hen werd aangereikt door de Cubaanse successchrijver Leonardo Padura. En die regisseurs waren niet van de minsten. Zo staan zowel de namen van Julio Medem, Pablo Trapero, Elia Suleiman, Gaspar Noé, Laurent Cantet, Juan Carlos Tabio als die van Hollywoodster Benicio del Toro op de credits.

Die laatste mag niet alleen de film op gang schieten met een komisch vignet over een jonge, Amerikaanse acteur ( Hunger Games-sidekick Josh Hutcherson) die tijdens een filmfestival het bruisende nachtleven van Havana induikt.

De in Puerto Rico geboren Del Toro is stilaan een connaisseur wat Cuba, zijn cultuur en zijn geschiedenis betreft. In 2008 kroop hij al in de huid van Che Guevara, held van de Cubaanse Revolutie, communistisch guerrillaleider en dus protagonist van Steven Soderberghs dubbele biopic Che. ‘Door die film heb ik veel over Cuba geleerd’, aldus de hunk uit onder meer The Usual Suspects, 21 Grams en Traffic. ‘Maar ook over de jaren zestig, over Latijns-Amerika, over mezelf. Hoe je het ook draait of keert, het blijven mijn roots.’

Je hebt als Puerto Ricaan wel het grootste deel van je leven in de VS gewoond.

BENICIO DEL TORO: Klopt. Ik spreek perfect Spaans maar ik droom nog altijd in het Engels. Ik was dertien toen ik met mijn ouders naar Amerika verhuisde. Als tiener was ik me niet echt van mijn Latijns-Amerikaanse roots bewust. Ik had vriendjes die overal vandaan leken te komen: Europa, Azië, noem maar op. Het is pas toen ik later acteur werd dat ik, door Hollywood, als ‘latino’ werd gelabeld en mijn looks en afkomst plots heel erg bepalend bleken. Laten we zeggen dat het makkelijker was om een rolletje als autodief te krijgen dan als bejaardenverzorger. (grijnst)

Is Hollywood nog steeds racistisch of is het beter geworden?

DEL TORO: De stereotypen bestaan nog steeds maar het is duidelijk beter geworden. Toen ik eind jaren tachtig begon had je hooguit drie, vier bekende latinoacteurs. Nu heb je Javier Bardem, Antonio Banderas, Gael Garcia Bernal, Salma Hayek en nog een heel pak anderen. Er zijn tegenwoordig ook heel wat latinoregisseurs die in Hollywood films maken. Guillermo del Toro, Walter Salles, Alfonso Cuarón, noem maar op. Vergeet ook niet dat de Latijns-Amerikaanse markt flink gegroeid is. Politieke correctheid wordt in Hollywood nog altijd gekocht in dollars. Als je ook buiten Amerika wilt scoren, kun je er dus maar beter voor zorgen dat de schurken niet uit Brazilië, China, India of andere grote, economisch interessante landen komen.

Opvallend: in Seven Days in Havana is politiek slechts op de achtergrond aanwezig.

DEL TORO: Het moest een leuke, warme en verrassende film worden over Cuba en zijn bevolking. Er worden mojito’s in gedronken en sigaren gerookt, omdat Cubanen dat nu eenmaal graag en veel doen, maar we wilden dat het verder ging dan het opsommen van de bekende clichés. Het is een weekje vakantie in de bioscoop. Geen traktaat over Castro of wat dan ook.

De realiteit van het moderne Cuba is wel dat het nog steeds onder het Castroregime staat, met alle economische problemen van dien.

DEL TORO: Er zijn twee kanten aan dat verhaal. Veel van die economische problemen worden veroorzaakt door het Amerikaanse handelsembargo. Hef dat op en zie eens wat er gebeurt. Er zijn de voorbije jaren een paar veranderingen geweest. Cubanen mogen nu hun auto verkopen. Ze mogen ook een eigen handeltje opzetten. Cuba beseft dus wel degelijk dat het die kant op moet, maar het is een lang proces en zowel de culturele elite als de werkende bevolking beseffen dat je beter met overleg omschakelt als je in niet in chaos en uitbuiting wilt ontaarden.

Zijn de Amerikaanse relaties met Cuba veranderd sinds de komst van president Obama?

DEL TORO: Toch wel. Er heerst een meer ontspannen sfeer. Dat merk je. Dat voel je. Als ik nu naar Cuba reis, word ik niet meer drie keer van kop tot teen gefouilleerd, wat onder Bush wel nog het geval was. Het is alsof ik het vliegtuig neem naar Dallas. Ik zeg niet dat Obama daarom heilig verklaard moet worden maar ik hoop dat hij herverkozen wordt en de kans krijgt om zijn project af te werken. Ook voor de Cubanen zie ik het positief in. Het zijn overlevers. Wat er na Castro ook gebeurt, ze zullen de juiste weg wel vinden.

Slotvraag: viel het mee om achter de camera te staan?

DEL TORO: Om eerlijk te zijn, dat ik mocht regisseren, was de hoofdreden waarom ik meteen heb toegehapt. Men had mij desnoods een pagina uit het telefoonboek mogen geven als script. Ik had al een keertje een kortfilm gemaakt (Submission uit 1995, nvdr. ) maar een kans om je naam te zien staan naast meesters als deze laat je niet liggen. De volgende keer wil ik graag een langspeler proberen en zelf mee aan het scenario werken. Het moet iets persoonlijks worden. Wanneer dat zal zijn? No lo se.

SEVEN DAYS IN HAVANA

Vanaf 1/8 in de bioscoop.

DOOR DAVE MESTDACH

BENICIO DEL TORO: ‘IK HEB TOEGEHAPT OMDAT IK MOCHT REGISSEREN, DESNOODS HAD IK EEN PAGINA UIT HET TELEFOONBOEK VERFILMD.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content